Operation Manual

Bijkomende functies
eud-1383/1.0 – R1.0 – 10.2011 61
Activeren/deactiveren van discrete oproep
U wilt niet gestoord worden op uw telefoon zonder deze uit te schakelen. U wenst
echter uw toestel niet buiten dienst te plaatsen.
Een discrete oproep is als alternatief beschikbaar op uw telefoon bij normaal gebruik.
Indien discreet bellen geactiveerd is, dan belt het toestel slechts éénmaal.
Deze functie dient opgeslagen te worden onder een Foxtoets of een functietoets (zie
hoofdstuk "Configureren van toetsen", pagina 90).
Het onderdrukken van uw nummerweergave op de display bij de
extern gebelde partij
U wilt niet dat uw nummer zichtbaar wordt op de display van een gebelde via het
openbare netwerk.
U heeft twee mogelijkheden:
Indien u nooit uw nummer wenst mee te sturen, stel dan in CLIR Permanent.
Om uw nummer te verbergen voor bepaalde oproepen, selecteer dan de functie
CLIR Per oproep vooraleer het nummer in te geven.
Deze functie dient opgeslagen te worden onder een Foxtoets of een functietoets (zie
hoofdstuk "Configureren van toetsen", pagina 90).
U kunt de functie ook uitvoeren met een functiecode (zie "User’s Guide Function
Codes" op de Aastra 400 DocFinder: www.aastra.com/docfinder).
<Telefoonnummer>
Geef uw telefoonnummer in en bevestig met de Ok Foxtoets.
U bent nu verbonden met de persoon die u wenst te bereiken.
Notitie:
U kunt een centrale bel ook beantwoorden met de functiecode *82 (persoon-
lijk belpatroon) en *83 (belsignaal).
In de rustsituatie:
Druk de functietoets voor < Discrete oproep>.
Discrete oproep is geactiveerd en wordt weergegeven.
Na het gesprek of de oproep:
Druk de functietoets in voor <CLIR>.
Notitie:
CLIR functioneert slechts bij externe oproepen.
Deze faciliteit is afhankelijk van de aangeboden operatordiensten.