Inbraak alarmcentrale Terxon MX – Installatie instructies NL Perfecte veiligheid voor woning, huis en bedrijf Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Ze bevat belangrijke opmerkingen over het in gebruik nemen en de bediening. Let hierop, ook als u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar daarom de installatieinstructies om deze na te kunnen lezen! Een lijst met alle inhouden vindt u in de inhoudsopgave op pagina 3.
1 Inleiding Geachte klant, wij bedanken u voor de aankoop van de inbraakalarmcentrale Terxon MX. Met dit toestel heeft u een product gekocht, dat met de allernieuwste techniek werd gebouwd. NL Dit product voldoet aan de eisen van de geldende Europese en nationale richtlijnen. De overeenstemming werd aangetoond, de overeenkomstige verklaringen en documenten zijn bij de fabrikant gedeponeerd (www.abussc.eu).
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Inleiding ..............................................................................................................................................2 Bedoeld gebruik ..................................................................................................................................2 Inhoud.................................................................................................................................................3 Veiligheidstips ...........
16.2 Overzicht programmeermenu ...............................................................................................35 16.3 Instelling in het programmeermen.........................................................................................43 16.4 Programmering van partities ............................................ Fehler! Textmarke nicht definiert. 16.4 Programmering van partities ............................................ Fehler! Textmarke nicht definiert. 16.
4 Veiligheidstips !WAARSCHUWING! !LET OP! !BELANGRIJKE INFO! Ter voorkoming van branden en verwondingen neemt u a.u.b. de volgende opmerkingen in acht: Neem a.u.b. de volgende voorzorgsmaatregelen in acht, zodat uw apparaat altijd goed functioneert: Algemeen over de inbraakalarminstallatie • Bevestig het apparaat zeker op een droge plaats in het huis. • De installatie wordt via de al ingebouwde transformator van 12V gelijkspanning voorzien. • Zorg voor voldoende ventilatie van de installatie.
5 Inhoud van de levering en benodigde accessoires Gereedschap: Inhoud van de levering: • • • • Sleufschroevendraaier (klein) Inbraakalarminstallatie LCD-bedieningselement Installatie-instructies Gebruiksaanwijzing Kruiskopschroevendraaier Boormachine Boor 6mm U heeft bovendien het volgende nodig: NL Boor 4mm Alarmmelder Schroeven 6mm Signaalgever Schroeven 4mm 12V/7Ah accu Evt.
6 Opmerkingen over aansluit- en uitbreidingsmogelijkheden De inbraakalarminstallatie is het basisapparaat van een elektronisch veiligheidssysteem voor het beveiligen van uw eigendom (bijv.: voor woning, huis, garage, winkels, enz.). Na het aanvullen met andere elementen, zoals bijv. melders en signaalgevers, beveiligt de installatie de te bewaken bereiken. Bij een ongewenste poging tot inbraak wordt het alarm geactiveerd.
7 Opmerkingen over het veiligheidssysteem Gebruikers- en programmeercode moeten verschillend zijn. De Terxon MX inbraakalarmcentrale biedt de mogelijkheid om voor elk van de 8 (max.32) alarmzones een willekeurige configuratie te kiezen om ze optimaal aan de bedrijfsvoorwaarden aan te passen. Bovendien raden wij u aan: NL • De externe melders in zo klein mogelijke groepen over de zones te verdelen (bijv. melders parterre op zone 1, enz.
In de onderstaande afbeelding krijgt u een overzicht over het juiste gebruik van soldeerverdelers bij het aansluiten van meerdere melders op één alarmzone: Soms moeten meerdere alarmcontacten in één zone aaneengesloten worden. Sluit de verbreekcontacten in een serieschakeling aan. NC-alarmcontacten NC-alarmcontact NC-Alarmkontakt (z.B. Öffnungsmelder) (bijv.: i ld ) Het aansluiten van maakcontacten, bijv. van overvaldetectors is op deze centrale niet mogelijk.
8 Overzicht van de componenten van het huis 1 NL 2 NL 3 7 8 9 6 10
1 Aansluiting van de 230V netvoeding met primaire zekering (T 250V 250mA). 2 230VAC / 12VDC transformator. 3 Aansluitklemmenstrippen voor sirene, flitslicht, progr. uitgangen, luidsprekers, 12VDC spanningsvoeding en alarmzones. 4 Aansluiting van het sabotagecontact van het huis van de alarmcentrale. 5 Aansluitklemmenstrip voor de noodstroomaccu. 6 Aansluitklemmenstrip voor de bedieningselementen. 7 Aansluitklem voor de aanvullende transistoruitgangen of de optionele relaismodule.
9 9.1 Opmerkingen over de montage De centrale 9.2 Bevestig de centrale op een gladde, droge, schokvrije en warmtebestendige ondergrond. De leiding voor de spanningsvoeding van de alarmcentrale en die van de alarmzones en van de alarmgevers (sirene, flitslicht, evt. externe luidspreker) moeten onopvallend, indien mogelijk onder de stuclaag weggewerkt of in een kabelkanaal aangelegd worden.
10 Opmerkingen over de bedrading 10.1 1 Centrale Aansluitklemmenstrip voor de sabotage- en alarmzones. COM A/T: Aansluitingen voor de sabotage van de melders CCT 1…8: Aansluitingen voor de alarmzones 1-8 2 Aansluitklemmenstrip voor de 12V DC spanningsvoeding van externe apparaten (bijv. melders). AUX: 0V: 3 +12V duurspanning voor melders 0V massa Aansluitklemmenstrip voor luidspreker, progr. uitgangen en sirenesabotage.
10.2 Bedieningselementen De inbraakalarminstallatie is in staat, maximaal vier bedieningselementen te gebruiken die in één BUS aangesloten zijn. De bedieningselementen kunnen als ring of stervormig met de alarmcentrale verbonden worden. Sluit het bedieningselement als volgt aan.
COMinterface 1A AUX zekering voor de NVM 2A BAT zekering voor de acculading AC aansluiting van de Kick star Aansluitingen voor telefoonaansluitin Accuaansluitin Aansluiting voor EEPROMsabotagedekselcon Lokaledownloadaansluitin g Programmeerbare transistoruitgangen (OP). Max. stroomopname van alle transistoruitgangen 0 5A Optionele luidsprekeringang Programmeerbare potentiaalvrije relaisuitgangen (NC/NO) / 24VDC@1A Sir. sabo.
Aansluitingen voor telefoonaansluiting (RJ11 / A/B A1/B1) RJ11-aansluiting / schroefaansluitingen voor telefoonleiding NL 16
10.3 Melders 10.3.2 Infrarood-bewegingsmelders 10.3.1 Openingsmelders voor ramen en deuren Infrarood-bewegingsmelders detecteren de infraroodwarmtebeweging van levende wezens en mogen alleen binnen worden gebruikt. Om het geheel overzichtelijk te houden dient u geen bewegingsmelders met openingsmelders in één zone te plannen. Openingsmelders dienen voor de bewaking van ramen en deuren.
10.3.3 Rookmelders 10.3.4 Akoestische glasbreukmelders: Deze inbraakalarminstallatie maakt het aansluiten van rookmelders mogelijk. Programmeer hiervoor het zonetype “vuur” of “brandmelder” afhankelijk van de functie van de rookmelder. Deze programmering leidt tot een bijzondere akoestische alarmering van de aanwezige personen (gepulst alarmsignaal). Deze glasbreukmelders analyseren de bij glasbreuk ontstane akoestische signalen. Aansluitvoorbeeld: NL 10.3.
10.4 Aansluiting van een signaalgever met eigen stroomvoorziening Buitensirene en flitslamp Om daders af te schrikken en de omgeving te alarmeren, raden wij u aan, op de alarmcentrale een sirene en een flitslamp aan te sluiten. Het functieprincipe van deze alarmgevercombinaties is gebaseerd op een permanente spanningsvoeding van de sirene en van een in het huis van de sirene geïntegreerde accu. Let erop dat deze alarmgevers buiten zo hoog mogelijk bevestigd worden (bijv.
10.5 Kiezer 10.6 De ingebouwde telefoonkiezer van de centrale maakt het mogelijk, de meest uiteenlopende systeemmeldingen aan verschillende telefoonnummers door te geven. Let op: Als u een DSL-splitter in uw telefoonbekabeling gebruikt, let er dan op dat deze vóór de alarmcentrale geïnstalleerd is. Het hoogfrequentie DSL-signaal kan tot storing van de overdracht leiden.
10.7 Inbouwen en aansluiten van een luidspreker 10.8 Een optionele 16 ohm luidspreker wordt op de klemmen LS en + aangesloten. De luidspreker kan direct in het huis van de alarmcentrale ingebouwd worden. 10.9 Bij de eerste variant kan het systeem alleen herkennen of de zone geopend werd en registreert een openen altijd als alarm op deze zone. De sabotagecontacten van de afzonderlijke melders moeten apart op de sabotagezone van de alarmcentrale aangesloten worden.
10.10 Aansluiting van uitbreidingsmodules 10.11 Looptest Voor de looptestfunctie moet de uitgang OP3 overeenkomstig geprogrammeerd zijn (functie 83, optie 5). Activeert de gebruiker de looptestfunctie, dan wordt de LED voor het herkennen van een beweging op de melder geactiveerd. De draaduitbreidingsmodule met 8 zones en de draadloze uitbreidingsmodule worden als volgt op de 4-draads bus aangesloten.
11 Enkel systeem of gepartitioneerd systeem De centrale kan als enkel of gepartitioneerde systeem worden gebruikt. In het enkele systeem kunnen alle bereiken gelijktijdig en 3 deelgebieden op scherp geschakeld of uitgeschakeld worden. Alle bedieningselementen, zones en uitgangen werken voor het gehele systeem. Werkt de centrale als gepartitioneerd systeem, dan stelt de centrale in zekere zin 4 kleinere zelfstandige alarmcentrales ter beschikking.
12 Begripsverklaring IU – IN-/UITGANG Deze zone activeert met een geactiveerde inbraakalarminstallatie pas na een ingestelde vertragingstijd (ingangsvertraging) een alarm. Gebruik dit zonetype bijv. voor de openingsmelder op uw voordeur. Bij het verlaten van het object kan het sluiten van deze zone gebruikt worden om de uitgangsvertraging te beëindigen. Deze zone kan bij het verlaten van het programmeermenu geopend zijn.
BM – BRANDMELDER Deze zone werkt net als een vuurzone. In tegenstelling tot de vuurzone kunnen bij deze zone de aangesloten brandmelders door het kortstondig verwijderen van de voedingsspanning gereset worden zonder dat er daarbij een alarm wordt afgegeven. Het resetten moet daarbij echter via een schakeluitgang plaatsvinden. Het programmeermenu kan alleen verlaten worden als deze zone gesloten is.
EXTERN ALARM Bij een extern alarm wordt naast de aangesloten akoestische en optische signaalgevers ook nog eens een signaal via telefoon doorgegeven. 13 Algemene begrippen NL ZONE Zone worden één of meerdere melders genoemd, die met de inbraakalarminstallatie via een ingang CCT verbonden zijn. Een zone geldt als geopend of geactiveerd als de stroomkring binnen CCT door een melder (bewegingsmelder, magneetcontact,…) onderbroken werd (voor NC) of de weerstandswaarde veranderd is (voor DEOL).
Let er a.u.b. op, dat u voor de bedrading van de sabotagelijn nog twee extra leidingen nodig heeft. In de volgende stap sluiten wij het bedieningselement op de installatie aan. Let er a.u.b. op, dat de geleiderbrug bij het gebruik van maar één bedieningselement niet erin gestoken is (zie pagina 12). Sluit het bedieningselement zoals afgebeeld op de centrale aan. 14 Voorbeeldinstallatie Aan de hand van deze voorbeeldinstallatie wordt u vertrouwd gemaakt met het gebruik van de Terxon MX.
Lees hiervoor a.u.b. ook de gebruiksaanwijzing van de SE1000 door. De sluitelschakelaar moet op impuls worden ingesteld. De hierboven getoonde schakeling biedt u de mogelijkheid de alarminstallatie door draaien van de sleutel in beide richtingen te activeren of te deactiveren. Ook hier wordt de sabotagelijn nog niet op de centrale aangesloten. De instelling van de realais-schakeluitgangen en extra schakeluitgangen laten we later zien. NL Hieronder laten we de bedrading van de sabotagelijn zien. Let er a.
7. De groene LED-weergave voor de spanning ( brandt continu. Voer nu 002 voor de bewerking van zone 2, gevolgd door , in. U ziet: ) 8. Voer nu via een bedieningselement in: 0 en vervolgens de standaardprogrammeercode 7890 Op het display staat: Mult Syst? Verander de naam van de zone naar eigen wens en druk op . De volgende weergave verschijnt: de invoertoets 9. Druk op toets 1 om een gepartitioneerd systeem aan te maken.
Voer nu 08 in om “Flitser” te kiezen. Daardoor wordt de flits pas uitgezet, als u de alarminstallatie deactiveert. Druk tot . Daardoor wordt de flits pas uitgezet, als u besluit op de alarminstallatie deactiveert. De relaisuitgang 2 moet op “Sirene” gezet worden. Kies . Door daarvoor het menupunt 082 en bevestig dit met , zet u de uitgang op “Sirene”. invoer van 00 en Voer de gewenste totale uitgangsvertraging in (1 voor 10 . sec. tot 6 voor 120 sec.
Gelijktijdig hoort u een ononderbroken toon. De zoemer . werkt. Bevestig dit met . Druk op de invoertoets Nu wordt u gevraagd een nieuwe code in het systeem in te voeren. Tot besluit wordt de werking van de melders getest. Daarvoor staat menupunt 097 ter beschikking. Druk na . De volgende invoer van dit punt op de invoertoets weergave is op het display te zien: . Via deze code Voer bijv. 1111 in en bevestig dit met kan de installatie op scherp en op ‘niet op scherp’ geschakeld worden.
Lees a.u.b. hiervoor ook de gebruiksaanwijzingen van de overeenkomstige signaalgevers aandachtig door. Door indrukken van de toetsen A of kunt u nu de gehele installatie op scherp schakelen. Via de toetsen B, C en D heeft u de mogelijkheid afzonderlijke deelbereiken te selecteren. Zo kunt u bijv. in het geval van deze voorbeeldinstallatie via het op scherp schakelen van het deelbereik B alleen de openingsmelder activeren en zodoende de uitgangsdeuren bewaken. De installatie is nu helemaal ingesteld.
15 De eerste keer in gebruik nemen 11. U bevindt zich nu in het programmeermenu van Als u de voorbeeldinstallatie niet wilt gebruiken en direkt uw eigen programmering wilt beginnen, dan leest u a.u.b aandachtig de volgende punten. Let u op dat u bent vertrouwd geraakt met de belangrijkste begrippen van de centrale. U kunt de centrale nu in gebruik nemen. de inbraakalarminstallatie en kunt met het programmeren beginnen. 1.
16 Opmerkingen over de programmering 16.1 Programmeermodus 4. Heeft u de invoer met de invoertoets bevestigd, dan controleert de alarmcentrale de actueelste status van het systeem. Voor zover er geen storingen optreden, keert de alarmcentrale in de normale operationele status terug. U heeft het programmeermenu verlaten. De centrale bevindt zich in uitgeschakelde toestand. Alle gegevens in de programmeermodus worden via het toetsenbord ingevoerd. De LCD-weergave geeft u informatie over uw invoer.
16.2 Overzicht programmeermenu Menupunt n ) Landinstelling (000 Let op: Bij de wijziging van de landinstelling worden alle instellingen in het systeem op de fabriekswaarden van het desbetreffende land teruggezet. Menupunt 000 Instelling (n) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 X1 X2 X3 X4 X5 X6 X7 Instelling (nn) 11 12 13 14 Betekenis SS – Sleutelschakelaar BS – Blokslot AM – Anti mask FB – Forbikobler zone Naast de zone-eigenschappen programmeert u bovendien de zone-attributen.
1 n ) Status weergave uitschakelen (028 Menupunt Instelling Betekenis 0 Nooit uitschakelen 028 Na 180sec. uitschakelen 1 30sec.
042 1 2 3 4 5 6 1,5 min. 3 min. 5 min. 10 min. 15 min. 20 min. n Uitgangstijd gehele bereik (044 Menupunt Instelling Betekenis 1 10 sec. 044 2 20 sec. 3 30 sec. 4 45 sec. 5 60 sec. 6 120 sec. 1 n ) Zonegedrag bij intern B (060 Menupunt Instelling Betekenis 0 In-/uitgangszone blijft in060 /uitgangszone 1 In-/uitgangszone wordt onmiddellijke zone ) n ) Zonegedrag bij intern B (061 Menupunt Instelling Betekenis 0 Ingang volg. blijft ingang 061 volg. 1 Ingang volg.
2 3 Zonegedrag E/A bij intern C (070 n ) Menupunt Instelling Betekenis 0 In-/uitgangszone blijft in070 /uitgangszone 1 In-/uitgangszone wordt onmiddellijke zone NL n ) Alarmgedrag bij intern D (077 Menupunt Instelling Betekenis 0 Bedieningselement 077 1 Luidspreker en bedieningselement 2 Lokaal alarm 3 Extern alarm (sirene en kiezer) n ) Zonegedrag ing. volg. bij intern C (071 Menupunt Instelling Betekenis 0 Ingang volg. blijft ingang 071 volg. 1 Ingang volg.
27 28 29 30 31 32 33 34 35 Actief impuls 2 Actief impuls 3 Actief impuls 4 Uitgeschakeld impuls 1 Uitgeschakeld impuls 2 Uitgeschakeld impuls 3 Uitgeschakeld impuls 4 Vuur Overval 1 3 Terugbladeren Vooruitbladeren Geheugen verlaten Tussen datum/tijd en gebeurtenis omschakelen Uitgang 1 testen (091 Menupunt Instelling 091 ) Gedrag van de transistoruitgang 2 nn ) (082 Menupunt Instelling Betekenis Zie instelling voor transistoruitgang 1 082 Uitgang 2 testen (092 Menupunt Instelling 092 ) Gedrag van d
NL Taalinstelling voor het OSD-menu n ) (126 Menupunt Instelling Betekenis 0 Engl. = Engels 126 1 Ital. = Italiaans 2 Span. = Spaans 3 Port. = Portugees 4 Ned. = Nederlands 5 Fran. = Frans 6 Duit. = Duits 7 Noor. = Noors 8 Zwee. = Zweeds 9 Deen. = Deens X1 Fin.
Gedrag van de aanvullende schakeluitgang 3 nn ) (153 Menupunt Instelling Betekenis Zie instelling voor schakeluitgang 1 153 Duur van het actieve impuls 1 2 3 4 n n n n ) (170 Menupunt Instelling Betekenis 00 stabiel 170 01 – 12 Duur impuls in seconden Gedrag van de aanvullende schakeluitgang 4 nn ) (154 Menupunt Instelling Betekenis Zie instelling voor schakeluitgang 1 154 Gedrag van de aanvullende schakeluitgang 5 nn ) (155 Menupunt Instelling Betekenis Zie instelling voor schakeluitgang 1 155 NL Gedra
Schakeluitgang actief stabiel n n n n ) (171 Menupunt Instelling Betekenis ABCD Schakeluitgang activeren 171 bij een actief bereik Menupunt 184 Fast format kanaal 1 nn ) (191 Menupunt Instelling 00 191 01 02 03 04 n ) Betekenis Schakeluitgang uit Schakeluitgang aan Schakeluitgang bij overval n n n n ) (175 Menupunt Instelling Betekenis 0 Schakeluitgang uit 175 1 Schakeluitgang aan Laatste uitgang settling-tijd n ) (182 Menupunt Instelling Betekenis 07 7 seconden 182 08 8 seconden 09 9 seconden 10 10 sec
37 Uitgeschakeld impuls 4 Fast format Kanaal 2 (192 Menupunt Instelling Zie instelling 192 nn ) Betekenis voor kanaal 1 Fast format Kanaal 3 (193 Menupunt Instelling Zie instelling 193 nn ) Betekenis voor kanaal 1 Fast format Kanaal 4 (194 Menupunt Instelling Zie instelling 194 nn ) Betekenis voor kanaal 1 Fast format Kanaal 5 (195 Menupunt Instelling Zie instelling 195 nn ) Betekenis voor kanaal 1 Fast format Kanaal 6 (196 Menupunt Instelling Zie instelling 196 nn ) Betekenis voor kanaal 1 Fast
Met deze instelling heeft u de voorinstellingen voor Nederand verricht. Pas na deze instelling stemmen de gemarkeerde waarden van het programmeeroverzicht met de ingestelde waarden van de inbraakalarminstallatie overeen. volgende positie - - R volgende positie - - E volgende positie - - E volgende positie - - . > 001 – 008 zone-instelling > Onder het punt Zone-instelling verricht u zowel de instelling voor de naam van de zone als ook de zoneeigenschap.
12 13 14 KS – Sleutelschakelaar stabiel AM – Anti mask FB – Forbikobler 2. Aanvullend op de zone-eigenschap voert u in, voor welk bereik deze zone bewaakt moet worden. De uitleg over de bereiken vindt u op pagina 20 in deze handleiding. Gebruik het toetsenbord om het bereik te programmeren en druk op: E B C d Deze zone is bewaakt als het bereik A geactiveerd werd. In het LCD- display staat: a Deze zone is bewaakt als het bereik B geactiveerd werd.
X7 NL Voor het wijzigen van de zoneafsluiting voor de ingangen van de inbraakalarminstallatie. Vanuit het programmeerniveau gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 021 ingangsvertragingstijdgroep. Druk vervolgens op de toets: 1 voor de vertragingsgroep 1 2 voor de vertragingsgroep 2 3 voor de vertragingsgroep 3 4 voor de vertragingsgroep 4 Bij zones met de zone-eigenschap trillingsmelder programmeert u hiermee de gevoeligheid.
Voor het wijzigen van de eigenschap van het alarm bij een mislukte activering gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 027 2. In het LCD- display staat: 022: D.BelVol=3 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 0-9 2. In het LCD- display staat: 027: INTERN D.BelVol Vermeld hier, met welk volume het interne alarm via het bedieningselement en de (opt.) aangesloten luidspreker moet worden afgegeven. Druk op de toets: 0 uit 1 zacht 9 hard 3.
4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 029 Toegangsalarmvertraging Voor het wijzigen van de eigenschap van de toegangsalarmvertraging gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 029 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 2. In het LCD- display staat: 029: VERtraginUIT 3.
033 Systeem-reset Bij het activeren van het overvalalarm genereert de alarmcentrale lokaal geen alarm. Het alarm wordt alleen via relaiscontacten afgegeven en via de opt. kiezer doorgegeven. Voor het wijzigen van de eigenschap van de systeemreset gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 033 2. In het LCD- display staat: 033: Inst.Rst UIT 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 5.
1 036 Alarm afbreken OV Inst RST Om een overvalalarm te resetten, is na de invoer van een geldige gebruikerscode voor het deactiveren van het alarm nog de invoer van een programmeercode nodig om het overvalalarm te wissen. Gebruikers zetten soms een vals alarm in werking. Voor het wijzigen van de eigenschap van het interne alarm gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 036 2. In het LCD- display staat: 036: Afbr UIT 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het .
5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 038 Systeemsabotage-reset Voor het wijzigen van de eigenschap van de systeemsabotage-reset gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 038 1 2. In het LCD- display staat: 038: EngSysTm UIT 3.
040 Systeem auto op scherp Voor het wijzigen van de eigenschap van de systeem auto op scherp gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 040 2 2. In het LCD- display staat: 040: Her-in=Altyd 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: NL 0 1-4 3 Her-in=Nooit Na het activeren van het alarm loopt het alarm tot aan de ingestelde alarmtijd van de buitensignaalgever.
3 4 5 6 SirTijd =5 Na de alarmering wordt de lokale alarmering 5 minuten geactiveerd. SirTijd =10 Na de alarmering wordt de lokale alarmering 10 minuten geactiveerd. SirTijd =15 Na de alarmering wordt de lokale alarmering 15 minuten geactiveerd. SirTijd =20 Na de alarmering wordt de lokale alarmering 20 minuten geactiveerd. 6 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE.
1 2 NL toestand van de alarmcentrale wordt alleen een intern alarm geactiveerd. Codebd Bij sabotagealarm in gedeactiveerde toestand van de alarmcentrale wordt het B-element geactiveerd. Int+RKP Bij sabotagealarm in gedeactiveerde toestand van de alarmcentrale wordt het B-element en het interne alarm geactiveerd. 13. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE.
3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: gebruiker de reset uitvoeren. 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 0 060 Gedrag I/U bij intern op scherp (B) Voor het wijzigen van de eigenschap van de in/uitgangszone bij intern op scherp (B) gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 060 1 2.
062 Gedrag uitgangsmodus intern op scherp (B) 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: Voor het wijzigen van de eigenschap van de uitgangsmodus bij intern op scherp (B) gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 062 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. Codebd Alleen de bediendelen worden 0 geactiveerd.
4 5 6 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. UitloopB=45 Uitgangsvertragingstijd voor intern op scherp B 45 seconden. UitloopB=60 Uitgangsvertragingstijd voor intern op scherp B 60 seconden. UitloopB=120 Uitgangsvertragingstijd voor intern op scherp B 120 seconden. 071 Gedrag ing. volg. bij intern op scherp (C) Voor het wijzigen van de zone-eigenschap van de ingang volgend zone bij intern op scherp (C) gaat u als volgt te werk: 1.
3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 0 1 NL 2 3 2 C=A+Lagetoon Het akoestische signaal tijdens de uitgangsvertragingstijd wordt met half volume afgegeven. C=Direct Bij een interne activering wordt de alarmcentrale onmiddellijk, d.w.z. zonder vertragingstijd intern geactiveerd. C=Stil Er wordt geen akoestisch signaal tijdens de uitgangsvertragingstijd afgegeven. Na het verstrijken van de vertragingstijd geeft de centrale een kort signaal af.
4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 077 Alarmgedrag bij intern (D) Voor het wijzigen van het alarmgedrag bij interne activering (D) gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 077 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 2. In het LCD- display staat: 077: D = BT/INT 3.
079 Uitgangsvertragingstijd intern D Voor het wijzigen van de eigenschap van de uitgangsvertragingstijd bij intern op scherp D gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 079 00 2. In het LCD- display staat: 079: UitloopD=10 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 1 NL 2 3 4 5 6 01 UitloopD=10 Uitgangsvertragingstijd voor Intern op scherp D 10 seconden. UitloopD=20 Uitgangsvertragingstijd voor Intern op scherp D 20 seconden.
08 09 10 11 12 13 14 Deze zone wordt geactiveerd als een zone een alarm activeert waarvan de zone-eigenschap 24 uur is. De uitgang wordt gedeactiveerd als de alarmcentrale gedeactiveerd wordt. Flitser Deze uitgang wordt geactiveerd als een lokaal of extern alarm geactiveerd wordt. De uitgang blijft actief tot de alarmcentrale gedeactiveerd wordt. Brand Reset Deze uitgang wordt gebruikt om rookmelders te resetten.
30 31 NL 32 33 34 35 Voor het wijzigen van het gedrag van de transitoruitgang OP2 op de printplaat van de alarmcentrale gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 082 Uit UG1 Deze uitgang wordt voor een instelbare periode (opdracht 170) geactiveerd als de centrale compleet (A) of intern (B), (C) of (D) gedeactiveerd werd (opdracht 171).
5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 086 Aanvullend ingangsvertraging 1 Voor het wijzigen van het gedrag van de tijd van de ingangsvertraging gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 086 2. In het LCD- display staat: 086:2e Kans UIT 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 0 1 AAN Is de functie geactiveerd, dan kan er geen alarm via het bedieningselement worden afgegeven.
2. In het LCD- display staat: 099: Uit Prog ? meldt deze een bewakingsfout. De extern-alarm-functie beschrijft, hoe de centrale op deze fout reageert. Voor het wijzigen van de instellingen gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 128 3. Voer op het bedieningselement in: 4. Het bedieningselement toont: Controle 2. In het LCD- display staat: 128:Voll Alarm 5.
op-scherp schakelen, zonder de toegangszone te betreden. 34 35 36 37 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: Uit UG1 Uit UG2 Uit UG3 Uit UG4 4. Bevestig uw invoer. Voer daarvoor op het . bedieningselement in: 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE.
01 171 Prog. van de impulsuitgangen (niveaus actief) +12V spanning wordt voor het activeren van de uitgang verwijderd. In gedeactiveerde toestand is de uitgang op + 12V geregeld. AAN +12V spanning wordt voor het activeren van de uitgang aangesloten. In gedeactiveerde toestand is de uitgang op massa geregeld. Leg vast wanneer de uitgangen geactiveerd moeten worden door te bepalen bij welke manier van (de-) activeren (A, B, C, D) de uitgangen actief moeten schakelen. 1.
7. Ga door tot alle tijden ingevoerd zijn. 173 Prog. van de impulsuitgangen (niveaus uitgeschakeld) 8. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. Leg vast wanneer de uitgangen geactiveerd moeten worden door te bepalen bij welke manier van (de-) activeren (A, B, C, D) de uitgangen actief moeten schakelen. 1. Voer op het bedieningselement in: 173 2. In het LCD- display staat: 173: Uit UG1 ABCD 3.
8. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 5. Het bedieningselement bevestigt uw invoer met een dubbel signaal “beep” “beep” en toont PROGRAMMEER MODE. 175 Prog. van de impulsuitgangen (overvaloptie) 183 Display weergave veranderen Deze tijd plaatst een vertraging van de alarmmelding bij de melders in het uitgangsbereik. Tijdens deze tijd zijn de sirenes uitgeschakeld en de centrale negeert de alarmen.
185 Sleuelschakelaar auto reset 201 Prog. ingangsvertragingstijd 1 Voor het wijzigen van de instellingen gaat u als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 185 Leg de ingangsvertragingstijd 1 in seconden vast. Ga daarbij als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 201 2. In het LCD- display staat: 185:KsAutoRstUIT 2. In het LCD- display staat: 201: Inloop 1=45 3. Gebruik het toetsenbord om uit de volgende punten te kiezen en druk op: 3.
16.4 Testfunctie 090 Gebeurtenisgeheugen De centrale slaat de laatste 250 gebeurtenissen op. Elke gebeurtenis wordt met datum en tijd opgeslagen. Het gebeurtenisgeheugen kan via het programmeermenu worden bekeken. 1. Voer op het bedieningselement in: 090 2. Het LCD-display toont de jongste gebeurtenissen als eerste. 3. Om binnen het gebeurtenisgeheugen vooruit en achteruit te bladeren, gebruikt u toets 1 om vooruit te bladeren of toets 3 om achteruit te bladeren. NL 4.
Lage Accu Hrst Inbr Znn Alarm Inbr Znn Hrst Standrd geladen EEPROM Fout Brand Znn Alarm Brand Znn Hrst Brand Reset Cnn Toets Alarm Accuvoeding weer hersteld Herstel Accu Accuvoeding weer hersteld (kabel aangesloten) OV Cnn BDT nn heeft een overvalalarm Alarm geactiveerd OV Znn Zone nn heeft een overvalalarm Alarm geactiveerd OV Znn Hrst Het overvalalarm van zone nn werd gereset Aan Fout Znn De alarmcentrale kon niet geactiveerd worden omdat de ZN nn geactiveerd was Brand Al.
Gnn # Aan Gnn # Uit Gnn Tijd/Datum Gnn Znn Ovbr Gnn Znn Novbr Global Tamper NL Gl Tamper Tstr tot deze handmatig weer beëindigd wordt. Om de test te starten, moet u zich in het programmeermenu bevinden.
199 Weerstandswaarde meten De centrale is in staat, de weerstandswaarden van de afzonderlijke zones te meten en uit te voeren. Zo kan er snel geconstateerd worden of een weerstand verkeerd gebruikt werd. Ga als volgt te werk: 1. Voer op het bedieningselement in: 199 . 2. Het LCD-display toont de waarden. 3. Om van zone naar zone te wisselen, gebruikt u het cijfer 1 en het cijfer 3.
17 Technische gegevens NL Spanningsvoeding Externe spanningsvoeding: 230V AC +/-10% (omgevingstemperatuur 20°C) Externe stroomopname: 1.0A maximaal Interne spanningsvoeding: 19V AC / -10% Interne stroomvoorziening: 2.0A maximaal CPU stroomopname: 150mA maximaal Bedieningselement stroomopname: 35mA maximaal Noodstroomvoorziening: 12V DC, 7.
18 Fouten verhelpen De centrale toont geen reactie, hoewel net- en accuspanning aangesloten zijn Het display toont één/meerdere open zones (hoewel waarschijnlijk alle alarmcontacten in rust zijn) en de alarmcentrale kan niet geactiveerd worden of er volgt geen doorlopend vertragingssignaal. De alarmcentrale meldt continu sabotage. Het activeren van een melder leidt niet tot een alarm. De externe alarmering start niet.
19 Index NL Prog. van de impulsuitgangen (niveaus actief)...........................................................67 Prog. van de impulsuitgangen (niveaus uitgeschakeld) ............................................68 Prog. van de impulsuitgangen (overvaloptie) .....................................................................68 Prog. van de impulsuitgangen (tijd actief) ..66 Prog. van de impulsuitgangen (tijd uitgeschakeld) ............................................67 Prog.
Wijzigen van het volume bij een intern alarm ..................................................................... 46 Zone-instelling...............................................44 Zonesabotage................................................
20 Systeemoverzicht Dit systeemoverzicht geeft informatie over de in uw alarmsysteem geïnstalleerde componenten, hun standplaats en werking, en evt. wijzigingen. Het systeemoverzicht is altijd ook onderdeel van het alarmsysteem en dient op een veilige plaats te worden bewaard.