Secvest 2WAY INSTALLATIE-INSTRUCTIES 1 BOM-No.
Voorwoord Inleiding Geachte klant Deze draadloze centrale dient in combinatie met de melders en signaalgevers voor de beveiliging van uw eigendom. U kunt daarmee uw firma, huis, garage, tuinhuisje, weekendhuisje, etc. beveiligen. We bedanken u voor de aankoop van de draadloze alarmcentrale SECVEST 2WAY. Dit toestel is met de allernieuwste techniek gebouwd. Het voldoet aan de eisen van de geldende Europese en nationale richtlijnen.
5.5. Communicatiemodules ................................................ 29 5.6. Modules en buitensirene ............................................ 29 5.7. Accessoires ................................................................. 30 5.8. Draadloze testbox........................................................ 30 6. Veiligheidstips ............................................................. 31 7. Opmerkingen over aansluit- en uitbreidingsmogelijkheden ...............................................
12.3. 12.4. 12.5. 12.6. 12.7. 12.8. 12.9. 12.10. 12.11. 13. 13.1. 13.2. 13.3. 13.4. 13.5. 13.6. 13.7. 14. 14.1. 14.2. 14.2.1. 14.2.2. 14.3. 14.3.1. 14.3.2. 14.3.3. 14.3.4. 14.4. 14.4.1. 15. 15.1. 15.2. Melder wordt al gebruikt .............................................. 45 Allemaal wissen .......................................................... 45 Zone 01 melder handmatig toevoegen ....................... 46 Melder (zone) bewerken ............................................. 47 Zonenaam geven .......
18.9. 19. 19.1. 19.2. 19.3. 19.4. 19.5. 19.6. 19.7. 19.8. 19.9. 19.10. 19.11. 19.12. 19.13. 19.14. 19.15. 19.16. 19.17. 19.18. 19.19. 19.20. 19.21. 19.22. 19.23. 19.24. 19.25. 19.26. 19.27. 19.28. 19.29. 19.30. Modemsnelheid ........................................................... 76 Communicatie ............................................................. 76 ALARMEN ................................................................... 77 Oproepmodus ......................................................
23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 31.1. 31.2. 32. 33. 34. Info .............................................................................. 93 Inbouw van bijkomende modules ............................... 94 Plaatsen van de ISDN-module ................................... 95 Plaatsen van de GSM-module ................................... 95 Plaatsen van de ethernetmodule ................................ 96 Plaatsen van de GPRS-module ................................. 96 Afsluitende werkzaamheden ........
1. Voorbeeld voor de beveiliging van een eengezinswoning Dit voorbeeld dient voor een beter begrip van de beveiliging van een eengezinswoning.
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
2.1. 230 V ∼ 50 Hz netaansluiting 2. Installeren van de installatie De volgende pagina’s tonen u een basisprogrammering. Stap voor stap voor de belangrijkste punten van de installatie Secvest 2WAY Trekontlasting eruit halen en de netkabel beveiligen. Monteer de centrale Secvest 2WAY 230 volt ∼ 50 Hz De centrale mag door gekwalificeerd vakpersoneel geïnstalleerd worden. Het toestel is uitsluitend voor de montage binnen geconstrueerd.
2.2. Telefoonaansluiting PSTN 3. Inlezen van de melders Zo sluit u de centrale op het telefoonnet aan. Ga naar het programmeermenu Voer een geldige installateurscode (fabrieksinstelling 7890) in: 7890 Mogelijk moet de administratorcode (af fabriek 1234) 1234 ingevoerd worden. Codering B1 Æ A1 Æ „U bevindt zich in het programmeermenu.” Å B Å A a b TAE N-stekker ¾ Kies het menupunt Melder. ¾ Kies Melder toev./verw. ¾ Kies de zone 01. ¾ Nu wordt u gevraagd om het sabotagecontact te activeren.
Bij de rookmelder drukt u op de controletoets zolang (ca. 10 sec.) het alarmsignaal weerklinkt. Bij de openingsmelder het wandlostrekcontact. Het display van de Secvest bevestigt het inlezen met de tekst: Melder ingelezen op: De letters en tekens voert u met behulp van het bedieningspaneel in. De toetsen betekenen: Controletoets Wandlostrekcontact IR LED op van de subpagina Rookmelder Openingsmelder Weergave van de signaalsterkte Door nogmaals op de toets te drukken, kunnen de letters resp.
3.2. Controleren van de reikwijdte van de melders 3.3. Controleren van de signaalsterkte van de melders De test van de meldersignaalsterkte wordt analoog met de looptest uitgevoerd. De weergegeven signaalsterkte komt overeen met het ontvangstvermogen van het laatst ontvangen signaal van deze melder. U moet een signaalsterkte hoger dan de waarde 3 hebben om een draadloze communicatie tot stand te brengen.
Lees de centrale in de infomodules in. 3.4. Infomodule installeren en inlezen In het programmeermenu: In het voorbeeld is het huis in 4 deelgebieden onderverdeeld, u wilt dat de status van elk deelgebied op elke verdieping weergegeven wordt. Elk deelgebied kan afzonderlijk geactiveerd of gedeactiveerd worden. Daarom moet u voor elk deelgebied een infomodule installeren. Houd er rekening mee dat de infomodules een spanningsvoeding van 12 volt nodig hebben. Æ Kies het menupunt Infomodule/int. sirene.
3.5. Toegang tot de centrale Om bij het verlaten (uitg. vertr.) of bij het terugkeren (ing. vertr.) niet zelf een alarm te activeren, moet u een vertragingstijd voor de toegang tot de centrale in het deelgebied 01 instellen. Hievoor gaat u naar het programmeermenu en stelt u onder het menupunt deelgebieden de uitgangs- of de ingangsvertraging in. In ons voorbeeld wordt voor de benedenverdieping (deelgeb.: 01) de openingsmelder ÖM13-EG-DI als type: in-/uitgang. en de bewegingsmelder BW4-EG-DI als type: ing.
3.6. Intern actief U wilt zich in uw object vrij bewegen en u wilt een beveiliging tegen het indringen van buiten. U configureert de melders zodanig dat u een zogenaamde buitenbewaking creëert. Wijzig nu Int. bewaakt in Ja. De Eigenschap intern bewaakt wordt met de D weergegeven. U krijgt nu bij het activeren naast Alles activeren de optie Intern activeren. Zet de eigenschap van de melders voor de buitenbewaking op „intern bewaakt”.
3.7. Alarmmelding telefonisch doorgeven (SPRAAK KIEZER) U wilt bij een alarm via de telefoon geïnformeerd worden. Ga naar het programmeermenu en kies het menupunt „Communicatie”. Ingebouwde microfoon Ingebouwde microfoon In het programmeermenu: Æ Uw opname moet de volgende informatie bevatten: Kies het menupunt 3. SPRAAK KIEZER.
Voer nu max. 4 telefoonnummers en namen in het telefoonboek in die in desbetreffende geval opgeroepen moeten worden. De volgorde van de oproepen start met het oproepnr.: 01 daarna wordt het opr.nr.: 02 tot het follow me telefoonnummer. Gebeurtenissenlijst Gebeurtenis Veroorzaakt door Geen Gebeurtenissen veroorzaken geen bericht Brand Rookmelder In het SPRAAK KIEZER-menu: Æ Kies het menupunt Telefoonnr.: 01. Met de „ * ”-toets kunt u een kiespauze van 3 sec. invoegen.
3.8. Andere personen informeren 3.9. Signaalgever Om een manipulatie van de sirene te voorkomen, moet ze buiten handbereik (minimaal 3 meter montagehoogte) worden gemonteerd. Neem a.u.b. ook de plaatselijke, wettelijke bepalingen in acht. In sommige Europese landen is het gebruik van sirenes buiten verboden of de maximale alarmduur is gereduceerd. In geval van twijfel informeert u bij uw plaatselijke instanties. In het SPRAAK KIEZER-menu: Æ Kies het menupunt Aan.
Kies nu de ingelezen ext. sirene. Werd de sirene ingelezen, dan piept de draadloze centrale ter bevestiging twee keer. U krijgt de melding dat de sirene toegevoegd werd en u krijgt de waarde voor de ontvangen signaalsterkte. Moet de ext. sirene geactiveerd worden als het overeenkomstige deelgebied een lokaal of extern alarm activeert, dan moet het deelgebied op Ja gezet zijn. Verlaat deze weergave met Terug. 3.10. Programmeer nu een gebruiker Er kunnen tot 50 gebruikers geprogrammeerd worden.
U bevindt zich nu in het bedienermenu (administrator). Bedienermenu Æ Kies het menupunt "Gebruiker” Voer nu voor uw gast Jogi een toegangscode in. U hebt een gast (Jogi) die zich alleen op de benedenverdieping mag bevinden. Voer nu een gebruikersnaam in. Bevestig de toegangscode door de code te herhalen. Nu krijgt u de mogelijkheid om diverse componenten voor de activering in te lezen. Bevestig met OK. Wilt u geen chipsleutel inlezen, bevestig dan met Geen chips… Kies nu de gebruikerstatus Norm.
Wilt u geen afstandsbediening inlezen, bevestig dan met Geen afstands... Wilt u geen noodoproep inlezen, bevestig dan met Geen nood-… Wilt u geen overvalzender inlezen, bevestig dan met Geen OV-Z. Met deze indicatie is de gebruiker aangemaakt. Nu kunt u andere gebruikers toevoegen.
4.
5. Toebehoren (niet bijgevoegd) 5.1. Melders Bewegingsmelder Openingsmelder FU8350 FU8320 (CC) FU8360 (PET) FU8321 (FSL) Seismische sensor FU5125 Glasbreukmelder FU5130 5.2.
5.3. Afstandsbedieningen Draadloos bedieningselement FU8110 Chipsleutel AZ5501 Afstandsbediening FU8100 Draadloze cilinder FU59xx 5.4.
5.5. Communicatiemodules ISDN-module FU8020 Gsm-module FU8010 IP-module FU8030 5.6.
5.7. Accessoires 6 V noodstroomaccu voor de universele module FU3821 12 V / 1 A netadapter FU3822 12 V / 1 A inbouwnetadapter voor de inbouw in 55 mm inbouwschakelaardozen TVAC35200 5.8.
6. Veiligheidstips !WAARSCHUWING! Ter voorkoming van branden en verwondingen neemt u a.u.b. de volgende opmerkingen in acht: • Bevestig het apparaat zeker op een droge plaats in het huis. !Opgelet! Neem a.u.b. de volgende voorzorgsmaatregelen in acht, zodat uw apparaat altijd goed functioneert: • De centrale wordt via de reeds ingebouwde voeding van elektriciteit voorzien. • Zorg voor voldoende ventilatie van de installatie.
7. Opmerkingen over aansluit- en uitbreidingsmogelijkheden Kenmerken van de installatie: De draadloze alarmcentrale is het basisapparaat van een elektronisch veiligheidssysteem voor het beveiligen van uw eigendom (bijv.: voor woning, huis, garage, winkels, enz.). Na het aanvullen met andere elementen, zoals bijv. draadloze melders en draadloze signaalgevers, beveiligt de installatie de te bewaken bereiken. Bij een ongewenste poging tot inbraak wordt het alarm geactiveerd.
8. Opmerkingen over het veiligheidssysteem 8.2. Aansluitingen in het bovenste deel van de centrale Waarschuwing i.v.m. hoogfrequente straling: De grenswaarde van de uitgezonden hoogfrequente signalen van dit component ligt onder de Europese grenswaarde, die als onschadelijk geldt. Toch moet het product op een zodanige manier aangebracht worden dat een potentieel menselijk contact tijdens het normale gebruik tot een minim beperkt wordt.
8.3. Aansluitingen in de bodemplaat van de centrale 8.5. Montage van de bodemplaat De volgende afbeelding toont de aansluitingen in de bodemplaat van de centrale: Monteer nu, zoals in de afbeelding getoond, de bodemplaat op de muur. Let erop dat u de centrale op een plaats monteert, die aan de achterkant niet door metalen lagen afgeschermd is. De montagehoogte moet zo gekozen worden dat de gebruiker van de draadloze centrale de informatie op het display makkelijk kan aflezen.
8.6. Aansluiting van de centrale op 230 V netspanning 8.7. Aansluiting van snoergebonden melders (optioneel) De aansluiting van de centrale op het 230 V AC net valt onder de voor het land specifieke bepalingen. Let erop dat er op dat moment geen spanning op de aansluitsnoeren staat.
8.8. Aansluiting van de analoge telefoonaansluiting 8.10. Plaatsen van de accu’s voor de noodstroomvoorziening De uitleg over de aansluiting van de ISDN/GSM/ethernet/GPRS-module vindt u in hoofdstuk 11 van deze handleiding. De analoge telefoonaansluiting verricht u zoals in de afbeelding beschreven: Plaats de 6 accu’s met de juiste polariteit in het daarvoor bestemde batterijvakje. Vervang de accu’s uiterlijk om de twee jaar door accu’s van dezelfde soort.
8.11. Sluiten van de centrale 8.13. Afsluitende werkzaamheden Steek het bovenste deel van de centrale in de bodemplaat. Vergeet niet de verbindingskabel van de bodemplaat met de centrale te verbinden. Controleer gelijktijdig of alle andere connectoren (noodstroomvoorziening en luidspreker) op het bovenste deel op de juiste wijze aangesloten zijn. Klap nu de centrale dicht en schroef deze met de schroeven op de onderkant vast.
9. Verklaring van de begrippen Voor de eigenlijke programmering van de centrale moet u eerst een overzicht over de gebruikte begrippen krijgen. U krijgt eerst een verklaring van de mogelijke zonetypen en de toegewezen eigenschappen. 24 UUR Deze zone activeert altijd een onmiddellijk alarm. Met een gedeactiveerde draadloze alarmcentrale vindt de alarmering eerst via de geïntegreerde zoemer in de centrale plaats. In geactiveerde toestand wordt bovendien de sirene-uitgang geactiveerd.
SLEUTELKASTJE Deze zone wordt voornamelijk in Scandinavië gebruikt. Als deze zone geopend wordt, wordt deze gebeurtenis in het geheugen van de inbraakalarminstallatie opgeslagen. Gelijktijdig kan deze gebeurtenis via de telefoonkiezer doorgegeven worden. Er wordt geen alarm afgegeven.
10. Overzicht van de centrale 1 - Chipsleutel leesbereik 2 - Grafisch display Display met meerdere regels 3 - Geïntegreerde sirene 4 - Toets om te activeren 5 - Toets om te deactiveren 6 – Controletoetsen 7 - Alarmtoetsen van het bedieningspaneel voor overval, vuur, med.
De grafische weergave informeert u over alle gebeurtenissen op de draadloze alarmcentrale. Hieronder krijgt u een overzicht van de verschillende weergaven op het display en hun betekenis: De vier zwarte balken symboliseren de vier individuele deelgebieden van de draadloze alarminstallatie. Al naargelang in welke toestand het betreffende deelgebied (1-4) zich bevindt, wordt binnen de zwarte balk een letter weergegeven.
11. Programmeermenu 11.1. Eerste stappen in het programmeermenu In het programmeermenu wordt de draadloze alarmcentrale geconfigureerd. Er zijn twee mogelijkheden om de draadloze alarmcentrale te programmeren: Vanuit het programmeermenu gaat u als volgt te werk: Bevindt u zich in de bedienermodus, dan moet u eerst naar het programmeermenu gaan. Ga daarvoor a.u.b.
Functie Auto inlezen IP-netwerk IP-instellingen configureren Download Download-instellingen configureren Communicatie Telefooninstellingen configureren, soorten overdracht bepalen Allemaal wissen Noodoproep Noodoproep instellen, activeringstijden vastleggen Zone xx Test Centrale- en meldertest, uitgangstest, looptest, radiocommunicatie Geheugen lezen Gebeurtenisgeheugen uitlezen Info Informatie over de stand van de software en hardware oproepen Betekenis Heeft u dit punt gekozen, dan kunt u
Werd een melder met succes ingelezen, dan toont de centrale het symbool naast het zonenummer. Uit de installateursmodus: Op deze weergave ziet u op welke zone de melder ingelezen werd, welk zonetype voor deze melder geprogrammeerd werd, in welk deelgebied de melder bewaakt is en welke aanvullende zone-eigenschappen aanwezig zijn. Bovendien ziet u de weergave SS: van de ontvangen signaalsterkte. Om een goede communicatie te hebben, moet deze waarde meer dan 3 zijn. Æ Æ Kies het menupunt Melder toev.
Er zijn melders die geen sabotagecontact bezitten (bijv. rookmelder) en dus u alleen de alarmmelding (A) zenden. Hier blijft de weergave met het aantal te testen zones zonder sabotagecontact bestaan. Wilt u de melder en de zone-informatie wissen, kies dan het menupunt Zone wissen en bevestig met Volgende. Kies Test. Kies de Looptest. Aantal te testen zones S = sabotage A = alarm Informatie: Alle zones getest Activeer nu een sabotage (S) en een alarm (A). Bevestig het wissen met Ja. 12.3.
Kies het menupunt Alles wissen. ¾ Nu wordt u gevraagd om het sabotagecontact te activeren. Bijv. bewegingsmelder Sabotagecontact (wandlostrekcontact) Bevestig het wissen met Ja. 12.5. Zone 01 melder handmatig toevoegen Uit de installateursmodus: Æ Æ Weergave van de signaalsterkte Kies het menupunt Melder toev./verw. ¾ ¾ De melder werd met succes ingelezen. Kies de Zone 01. Om een goede communicatie te hebben, moet de signaalsterkte meer dan 3 zijn.
12.6. Melder (zone) bewerken Uit de installateursmodus: Æ Æ Kies het menupunt Zone bewerken. Kies het menupunt Naam. De melder geeft zijn standaardinstellingen na het inlezen automatisch aan de centrale door. U kunt deze instelling altijd wijzigen. Wis de vooringestelde naam (Zone 01) en geef een ondubbelzinnige naam voor de zone met max. 12 tekens. Bewerken van de Zone 01. 12.7.
12.8. Zonetype selecteren INGANG VOLGEND Deze zone activeert geen alarm als eerder een in-/uitgangszone de ingangsvertragingstijd geactiveerd is. Er volgt een onmiddellijk alarm als er eerder geen ingangsvertraging werd geactiveerd. Gebruik dit zonetype bijv. voor een bewegingsmelder in de gang, die op de (van een openingsmelder voorziene voordeur gericht is. Deze melder kan als in-/uitgangsmelder bij interne activering gebruikt worden. Deze zone kan bij het verlaten van het programmeermenu geopend zijn.
SLEUTELSCHAKELAAR Lees een sleutelschakelaar (impuls) op de draadloze alarmcentrale in. Een verandering van deze zone verandert de toestand van de alarmcentrale van actief naar uitgeschakeld, of uitgeschakeld naar actief (na afloop van de vertragingstijd). BLOKSLOT Op de inbraakalarminstallatie kan een sleutelschakelaar (duur) aangesloten worden.
12.10. Zone-eigenschap kiezen De functie Meldertest moet alleen ingesteld worden als een melder de neiging heeft om foutalarmen te activeren. Deze functie werkt automatisch. Voor het testen van de reikwijdte van de melder gebruikt u de functie „looptest” en activeert u niet de meldertest, omdat deze functie ervoor zorgt dat de melder geen alarm in actieve toestand van de draadloze alarminstallatie activeert, maar een melding in het geheugen opslaat.
13. Uitgangen Het regelapparaat bevat 34 uitgangen. De eerste twee uitgangen O/P1 en O/P2 zijn draaduitgangen. Uitgangen 3 tot 34 zijn draadloze uitgangen, die staan via een universele module FU8210 ter beschikking. Kies Uitgang toevoegen. Kies de (DRAADGEBONDEN) uitgang01. Schakeluitgang O/P1, O/P2: spanningvrije, eenpolige relaiscontacten DC: 24 V / 1 A AC: 120 V / 0,5 A 13.1. Uitgangen toevoegen De Secvest bezit twee draadgebonden uitgangen Bevestig met Ja. Kies het menupunt Uitgangen.
De toetsen betekenen: Door nogmaals op de toets te drukken, kunnen de letters resp. tekens gekozen worden. De cursor springt na ca. 2 seconden op de volgende positie. 13.2. Uitgangen bewerken Uit de installateursmodus: Æ Æ Kies het menupunt Uitgang bewerken. Bewerk nu de uitgang 01. Bevestig de wijziging met OK. 13.4. Uitgangstype kiezen Hier kunt u de eigenschap van de uitgang wijzigen. Kies het menupunt Naam. 13.3.
Type Niet in gebruik Lokaal Aan/Uit volgend Actief stabiel 24 uur Flits Actief bevestiging Actief impuls Niet-actief impuls Alles geactiveerd Sirene DG1 – DG4 Flits DG1 – DG4 Techniek Medisch Overval Brand Zone volgend Betekenis Deze uitgang is niet in werking en wordt op geen enkel tijdstip geactiveerd. (Uitzondering complete stroomuitval) Deze uitgang wordt bij lokaal alarm gedurende de ingestelde sireneduur geactiveerd.
13.5. Voorbeelden voor het uitgangstype handmatig: Hebt u het uitgangstype Handmatig gekozen en hebt u de tijden ingevoerd, dan kunt u de zo geprogrammeerde uitgang nu met een bedrade ingang (geprogrammeerd als type blokslot) bedraden. U kunt de centrale op een bepaald moment automatisch activeren of deactiveren. Kies bijv. de (DRAADLOZE) uitgang 03. Bijkomend kunt u een uitgang die met het uitgangstype handmatig geprogrammeerd werd ook met de afstandsbediening besturen.
13.7. (UVM) Uitgangen Uit de installateursmodus: Æ Æ Kies het menupunt Uitgang bewerken. Geef een nieuwe naam en beëindig de invoer met OK. Nadat u de UVM als draadloze zender / ontvanger (functie 3) ingelezen hebt, kunt u de (UVM) draadloze uitgangen bewerken. Houd er rekening mee dat de spanningvrije uitgangen aan de UVM met max. 500 mA bij 24 volt belast kunnen worden. Het gaat hier om optokoppelaars met een doorlaatweerstand van 2 Ω. Kies het menupunt Type.
Niet-actief impuls Alles geactiveerd Sirene DG1 – DG4 Flits DG1 – DG4 Techniek Medisch Overval Brand Zone volgend Handmatig DG1 – DG4 klaar DG1 – DG4 int. actief. DG1 – DG4 actief Deze uitgang wordt ca. 1 seconde na het deactiveren van de draadloze alarmcentrale en bij een overval of vuuralarm geactiveerd. Deze uitgang wordt maar ca. 10 seconden na het geslaagde activeren van de draadloze alarmcentrale geactiveerd.
Werd de sirene ingelezen, dan piept de draadloze centrale ter bevestiging twee keer. U krijgt de melding dat de sirene toegevoegd werd en u krijgt de waarde voor de ontvangen signaalsterkte. 14.1. Externe sirene Uit de installateursmodus: Æ Kies de Ext. sirene. Verlaat deze weergave met Terug. Werd een sirene ingelezen, dan toont de centrale het symbool het sirenenummer. Kies het punt Ext. sir. toev./verw. Verlaat deze weergave met Terug. Kies de betreffende sirene. Kies ext. sirene bewerk.
Moet de ext. sirene geactiveerd worden als het overeenkomstige deelgebied een lokaal of extern alarm activeert, dan moet het deelgebied op Ja gezet zijn. Heeft de ontvanger twee keer gepiept, dan werd het inleesbericht op de ontvanger op de juiste wijze ontvangen. Beëindig het inlezen door op Ja te drukken. Om de invoer af te breken Nee. Daardoor wordt het inlezen opnieuw gestart. Op de infomodule/int. sirene hoeven geen verdere instellingen te worden verricht.
De draadloze centrale wijzigt de instelling in Aan als u de identiteit van de draadloze centrale in een infomodule ingelezen hebt. 14.3. UVM toevoegen Houd er rekening mee dat bij elke UVM gereserveerde uitgangen en zones gegeven worden. Zie tabel gereserveerde UVM uitgangen / zones. 14.2.2.
Kies de betreffende universele module (UVM). In het totaal kunnen acht universele modules ingelezen worden. Kies UVM 1. Kies nu bijv. UVM 1. Bij het inlezen van de universele module geeft deze ook de programmering ervan door, zodat u in het punt UVM informatie kunt zien, in welke functie de universele module ingelezen werd. Activeer nu het sabotagecontact van de UVM. Functie Niet in gebruik 1 Draadloze repeater 2 Uitgangsmodule Ingelezen UVM-modules krijgen het symbool Verlaat het menu met Terug.
14.3.1. UVM als radiorepeater 14.3.4. UVM als sirenemodule UVM functie 1 UVM functie 4 Is de universele module met radiorepeaterfunctie ingelezen, dan moet u bovendien de draadloze melders waarvan het signaal via deze module doorgegeven moet worden in de UVM inlezen. Lees daartoe de handleiding van de universele module (UVM). 14.3.2.
Activeer het sabotagecontact van het draadloze bedieningselement (zie handleiding draadloos bedieningselement). Werd het draadloze bedieningselement ingelezen, dan piept de draadloze centrale ter bevestiging twee keer. Gelijktijdig verschijnt in de grafische weergave boven het symbool Kies de functie uit de tabel en wijs deze functie aan de toets van het draadloze bedieningselement toe. Bevestig uw keuze door op Selecteer te drukken. Functie Niet in gebruik naast het bedieningselement nummer. 14.4.1.
14.4.3. Uitgangen schakelen Via het draadloze bedieningsdeel 14.4.2. Draadloos bedieningselement met nieuwe functie Het draadloze bedieningselement kan ook buiten (IP54) gebruikt worden. U kunt met de functie „Onmiddellijk” de alarmcentrale zonder uitgangsvertraging na het invoeren van de gebruikerscode activeren. U hebt de mogelijkheid om uitgangen via het bedieningsdeel of de afstandsbediening te schakelen.
Programmeer nu de functietoets F3 van het draadloze bedieningsdeel. Draadloos BDE (1) F3 (DRAAD)uitgang 01 (DRAAD)uitgang 02 (draadloze)uitgang 03 (draadloze)uitgang 04 Ga naar het programmeermenu. ANDERE COMPONENTEN PROGRAMMEERMENU Ext. sirene Infomodule/int. sirene UVM Draadloos bedieningselement Kiezen Terug Wijz.
Via de afstandsbediening Uitg.nummer AB01,T4:Gebr. 01 Programmeer nu aan de afstandsbediening de dubbele pijltoets (DRAAD)uitgang 02... Intern activeren Uitg.nummer Kiezen Terug Kiezen Terug Kies de (DRAAD)uitgang... (DRAAD) UITGANG 1 Ga als administrator naar het gebruikersmenu. SYSTEEMOPTIES MENU Sys.-optie Kiezen Aan Uit Omschakelen Impuls Verlaten Datum&Tijd Uitg. bewerken Afstandsbedieningen Start prog.
I/U als 15. Deelgebieden Uit de installateursmodus: IV als Æ Flits volg. actief Kies de deelgebieden. Flits volg. niet-actief Gedrag van de in/uitgangszone bij interne activering. U kunt kiezen uit: I/U als I/U – de in/uitgangszone behoudt ook bij interne activering de eigenschap in/uitgang I/U als OM – de in/uitgangszone verandert haar eigenschap bij interne activering in de eigenschap onmiddellijk Gedrag van de ingang-volgend-zone bij interne activering (IV blijft IV of IV wordt I/U).
15.2. Uitgangsvertraging van het deelgebied 15.4. Interne activering van het deelgebied Heeft u de uitgangsmodus voor het deelgebied ingevoerd, dan moet u voor het geval: uitgangsmodus = tijd of uitgangsmodus = stil de vertragingstijd invoeren. Kies het menupunt Uitg. vertr. Elk deelgebied kan individueel ook intern geactiveerd worden. Dat betekent, dat u zich in het gebouw kunt bevinden, zonder de rondom-beveiliging te verliezen. Bij de interne activering worden enkele melders niet bewaakt, bijv.
Sirenevertraging Sireneduur Vertr. bij ingangsalarm Gedrag van de actief-bevestiging. U kunt kiezen uit: UIT – Na activering (niet intern) van de alarminstallatie, volgt geen visuele bevestiging aan de buitensirene. AAN – Na een geslaagde activering (niet intern) van de alarminstallatie volgt een visuele bevestiging aan de buitensirene. Supervisie Stoorsignalen Gedrag van de niet-actief-bevestiging. De programmering vindt analoog met de actief-bevestiging. Accutest Sirene bij intern 16.
Noodoproeptoets Snel actief Activeer voor de gebruiker de toets medische noodoproep op het bedieningspaneel. Maakt voor de gebruiker de activering van de centrale zonder gebruikerscode mogelijk. 16.3. Taal kiezen Kies de betreffende taal. 16.2. Toegang op afstand / afstandsbediening via telefoon 16.4. Fabrieksinstellingen Kies de betreffende functie uit de tabel.
16.6. Deactiveren bij vertraging Kies of het deactiveren van de alarminstallatie via de afstandsbediening alleen mogelijk is als voordien de vertragingstijd gestart werd (activeren in-/uitgangszone). Is de functie gedeactiveerd, dan kan het systeem ook gedeactiveerd worden als de vertragingstijd niet loopt. Functie Landinstelling Fabrieksinstelling Betekenis Nadat u het punt landinstelling bevestigd heeft, verschijnt een weergave van de verschillende landen.
16.9. Sirenevertraging Kies of bij het activeren van een lokaal of extern alarm de sirene onmiddellijk moet starten of pas na de gekozen vertragingstijd. Als deze optie geactiveerd is, verhindert de draadloze centrale dat de gebruiker de installatie activeert als een melder meer dan 15 minuten lang contact met de draadloze centrale verloren heeft. 16.12. Supervisie De centrale bewaakt of melders aanwezig en actief zijn. Draadloze melders melden om de 10 min., UVM om de 4 min.
16.13. Stoorsignalen 16.16. Geforceerd inschakelen Kies of het alarmsysteem bij het detecteren van stoorsignalen een waarschuwing op het display moet geven. Als de functie geactiveerd is, dan wordt bij het herkennen van stoorsignalen een waarschuwing op het display weergegeven. Kies het punt Aan, zo worden de zones met het zoneattribuut „Z”, voor zover ze geopend zijn, bij het activeren van het alarmsysteem of van een deelgebied automatisch verborgen.
17. IP-netwerk Bij een ingebouwde GPRS-module bevat het menu de volgende opties: Als u een ethernetmodule of een GPRS-module aangebracht hebt, kunt u met dit menu aan de draadloze centrale een eigen IP-adres (internetprotocol) toewijzen die bij de IP-alarmmelding of bij IP-download gebruikt wordt. IP adres Vrij laten of voer het eigen IP-adres van de draadloze centrale in. Het IP-adres bestaat uit vier groepen.
18.1. ID naam 18. Downloadinstellingen Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de tabel. Kies download. Zolang er geen ID-naam door de software ingevoerd werd, wordt hier niets weergegeven. 18.2.
18.3. Aantal oproepen 18.5. Toegangsmodus Selecteer welke functie voor de toegangsmodus van het onderhoud op afstand per datacommunicatie gebruikt wordt, zie tabel. Kies wanneer de draadloze centrale een oproep beantwoordt. Om het aantal oproepen te kiezen, drukt u op Selecteer. Zet u de waarde op 255, dan neemt de centrale de oproep nooit aan. Functie Geen aannemen van de oproep 18.4.
18.7. IP-netwerk 18.9. Modemsnelheid Als in de draadloze centrale een ethernetmodule aangebracht is, is het mogelijk dat de downloader gebruik makende van het internetprotocol met de draadloze centrale communiceert. Dit menu maakt het u mogelijk om twee IP-adressen op te slaan die de draadloze centrale kan „oproepen” om een downloadprocedure te starten. De gebruiker begint de oproep door één van beide IP-adressen te kiezen.
19.1. ALARMEN Functie Gedeactiveerd Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de tabel. Afzonderlijk Wisselend Functie Oproepmodus Primair transmissiekanaal Telefoonboek IP-netwerk Klanten-ID Protocol Fast format Fast format gereed SIA report SIA Report gereed Contact ID Testoproep onmiddellijk Dyn. testoproep Statische testoproep FF inbr. comm. Sabo als inbraak Betekenis Instellingen voor het doorgeven van de alarmmeldingen.
19.5. IP-netwerk IP-adres voor alarmmelding Als u een ethernetmodule aangebracht hebt, kan de draadloze centrale alarmgebeurtenissen via het internet aan een geschikte ontvanger melden. Er zijn twee soorten ontvangers: een IRIS Polling Engine of een speciale toepassing die op de pc van een meldkamer loopt. U moet voor elk type ontvanger afzonderlijke IPadressen opslaan. Bij de communicatie met een ontvanger aan de meldkamer kunt u twee IP-adressn opgeven.
Netfout (zie aanwijzing 3) Sabotagealarm Niet actief (zie aanwijzing 1) Actief (zie aanwijzing 1) Blokkeren, zone verborgen (zie aanwijzing 2) Medisch alarm Sleutelkast 19.7. Protocol Kies welk protocol u voor het digitaal doorgeven van de alarmen aan de centrale wilt gebruiken. Meestal deelt de centrale u het overeenkomstige protocol mee. De beschikbare protocoltypes zijn de volgende: Fast Format, Contact ID, SIA Level I, SIA Level II, SIA Level III en Extended SIA Level III alsook CID in SMS. 1.
Reset Batterijfout Batterijfout OK Batterij ontbreekt Batterij ontbreekt OK ISDN/GSM-fout ISDN/GSM-fout OK PSTN fout PSTN fout OK Jamming Supervisiefout Supervisiefout OK FK accufout Actief Actief intern Niet-actief Sleutelschakelaar actief Sleutelschakelaar niet actief Download succesvol Sabotage gebruikerscode Zone blokkeren Handmatige trigger controlerapport Periodiek controlerapport Datum/tijd gewijzigd Programmeermodus start Programmeermodus einde Gebruikerscode gewijzigd Gebruikerscode gewist Wachtwoo
Sabotage deksel Sabotage deksel OK Sabotage ext. sirene Sabotage ext.
Gelieve er rekening mee te houden dat de draadloze centrale willkeurig tot 16 minuten bij de door u opgegeven tijd telt of ervan aftrekt. Hierdoor wordt gegarandeerd dat de meldkamer niet door een vloed van testoproepen van installaties overstelpt wordt, die allemaal dezelfde tijd gekregen hebben. 19.13. Testoproep onmiddellijk Gebruik deze optie zodat de draadloze centrale onmiddellijk een testoproep start. Kies het menupunt Testoproep direct.
19.19. Noodoproep 19.20. Oproepmodus Deze instelling moet alleen bij een transmissie aan een nooddienst met digitaal protocol gekozen worden. Voor spraakteksttransmissies kiest u het volgende menupunt SPRAAK KIEZER configureren. Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de onderstaande tabel.
19.22. Telefoonboek (noodoproep) 19.24. Protocol Selecteer welk telefoonnummer u wilt wijzigen. Voer het terugbelnummer van de centrale in, dat u voor het doorgeven van het overeenkomstige protocol heeft gekregen. Om een kiespauze in te voegen, drukt u op het sterretje. Elke kiespauze onderbreekt het kiezen gedurende 3 seconden. Kies een protocol. Een overzicht van de verschillende protocollen en hun eigenschap vindt u in de onderstaande tabel.
Deze oproep beëindigen Eigen bericht en alarmmelding afspelen Alle oproepen uitschakelen 19.25. Doorgeven bevestigen Kies of het doorgeven van het alarm van de medische noodoproep door de ontvanger door indrukken van de DTMF-toets „5” bevestigd moet worden of niet. Is de functie gedeactiveerd, dan geldt de noodoproep als doorgegeven, als de opgeroepen lijn opgenomen wordt. Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de onderstaande tabel. 19.26.
19.29. Berichten Kies het menupunt Gebeurtenis. Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de volgende tabel. Hebt u het punt Gebeurtenis met de toets Selecteer bevestigd, dan krijgt u de volgende grafische weergave: (Gelieve er rekening mee te houden dat het eigen bericht niet verschijnt. De draadloze centrale zendt het eigen bericht altijd aan het begin van elke transmissie.) Functie Eigen bericht (ca. 12 sec.) Bericht 1 – 4 (telkens ca.
Kies aan welke weergegeven telefoonnummers het gekozen gesproken bericht doorgegeven moet worden. Telefoonnummers, die in het geval van de gebeurtenis voor dit gesproken bericht opgebeld moeten worden, moeten met een JA worden gemarkeerd. 19.34. Alarmoproep met spraaktekstmededeling Krijgt u een alarmoproep met spraaktekstmededeling, dan kan het soms enkele seconden duren tot u een tekstbericht krijgt. Na het tekstbericht wordt een audioverbinding tot stand gebracht.
Berichten Telefoonboek SMS-gebeurtenis 19.39. Telefoonboek Invoer van de tekstberichten via het bedieningspaneel. Noteren van de op te roepen doelnummers voor het doorgeven van SMS. Toewijzing van het SMS bericht bij één of meerdere gebeurtenissen. Voer de op te bellen telefoonnummers in. De draadloze centrale zendt Bericht 1 naar telefoonnummer 1, Bericht 2 naar telefoonnummer 2, Bericht 3 naar telefoonnummer 3 en Bericht 4 naar telefoonnummer 4. Om een kiespauze in te voegen, drukt u op het sterretje.
19.42. Doelen Kies een bericht waaraan u een of meerdere telefoonnumemrs wilt toewijzen. Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de volgende tabel. Functie Betekenis Protocol Kies het protocol dat door het SMS service center opgegeven werd. De beschikbare opties zijn de volgende: TAP 8N1, TAP 7E1, UCP 8N1 en UCP 7E1. Service Center Vul hier het telefoonnummer van het service center in dat u gekregen heeft.
19.43. Telefoonstoring 20. Noodoproep Met dit menu kunt u de installatie programmeren, zodat de installatie ofwel met akoestische of stille alarmen reageert als de draadloze centrale een fout aan één van uw telecommunicatielijnen vaststelt. Kies het menupunt Telefoonstoring. Kies de betreffende functie. Een overzicht van de verschillende functies en hun eigenschap vindt u in de onderstaande tabel.
Bedieningspaneel Looptest 20.2. Controle-interval Meldersignaal Ext. sirene UVM Draadloos bedieningselement Uitgangen Kies het controle-interval in uren. Binnen deze tijd moet elke melder, die op activiteitscontrole geprogrammeerd werd, minstens een keer geactiveerd worden, zodat het niet tot een med. noodoproepalarm komt. De tijd van het controle-interval moet zo gekozen zijn dat die zich binnen de start- en eindtijd voor de controle bevindt. Bevestig het gekozen interval met OK.
21.2. Testen van de luidspreker 21.4. Looptest Op het display verschijnt een lijst met alle melders die aan de installatie ingelezen zijn. Activeer de luidspreker door onder de weergave op Aan/stop te drukken. Hebt u de weergave Aan/stop bevestigd, wordt de luidspreker geactiveerd. U moet nu de spraakteksten horen. U kunt alle spraakberichten horen die de installatie opgeslagen heeft. Bijkomend worden bovenaan rechts in het display de woorden Weergave loopt getoond.
21.9. Uitgangen 22. Geheugen uitlezen De lijst van de geheugenweergaven vindt u in de gebruiksaanwijzing. Op het display verschijnt een lijst met de uitgangen die aan de installatie geïnstalleerd werden. Kies de uitgang die u wilt testen. Druk op KLAAR om de test te beëindigen. Als u de test beëindigd hebt, controleer dan of de uitgang nog de status heeft die hij moet hebben. Zorg ervoor dat niemand probeert om de UVM met een afstandsbediening of een noodoproepzender te activeren als u de test uitvoert.
Draai het bovendeel om en verwijder de vier schroeven (1) op de onderkant van het bovendeel. Let er bovendien op dat u ook de kabels van de luidspreker en van de accuvoeding (2) verwijdert. 24. Inbouw van bijkomende modules Om de ISDN/GSM/ethernet/GPRS-module in de centrale te plaatsen, moet de centrale eerst stroomloos geschakeld worden.
25. Plaatsen van de ISDN-module 26. Plaatsen van de GSM-module Plaats nu de ISDN-module voorzichtig en precies passend in de sokkel voor de ISDNmodule. Let erop dat alle sokkelvoetjes goed in de sokkelhouder verankerd zijn. OPMERKING: De ISDN-module ondersteunt geen invoer van msn-nummers. Voordat u de GSM-module plaatst, plaatst u een SIM-kaartje in de GSM-module. Geschikt zijn alle SIM-kaarten waarvan de PIN-code uitschakelbaar is of waarvan de SIM PIN vooraf in 0000 gewijzigd werd.
27. Plaatsen van de ethernetmodule 28. Plaatsen van de GPRS-module Plaats nu de ethernetmodule voorzichtig en precies passend in de sokkel voor de module. Let erop dat alle sokkelvoetjes goed in de sokkelhouder verankerd zijn. Voordat u de GPRS-module plaatst, plaatst u een SIM-kaartje in de GPRS-module. Geschikt zijn alle SIM-kaarten die deze dienst ondersteunen, waarvan de PIN-code uitschakelbaar is of waarvan de SIM PIN vooraf in 0000 gewijzigd werd.
Klap nu het bovendeel open, trek echter daarbij dit keer niet de aansluitkabel tussen bodemplaat los, maar steek het ene einde van de USB-kabel in de USB-aansluiting (1) van de centrale. 29. Afsluitende werkzaamheden Ter afsluiting van de werkzaamheden, steekt u de sirenestekker van de sirene van het deksel van het bovendeel weer op de printplaat en zet de veer van het sabotagecontact er weer in. Let erop dat ook de microfoon precies passend in het bovendeel zit en leg het deksel weer op het bovendeel.
31.2. Programmering Gedrag van de centrale bij stroomuitval Voor het programmeren van het systeem installeert u het downloadprogramma van de bijgevoegde software-CD. De actuele versie van dit programma krijgt u ook in het download-bereik van de Security-Center-homepage. Heeft u het downloadprogramma geïnstalleerd en gestart, dan wordt u eerst gevraagd een wachtwoord in te voeren. Dit luidt: security. Na invoer van het wachtwoord maakt u een nieuwe klant aan.
Communicatie Dit product kan aan een analoge telefoonaansluiting (PSTN) of een analoge nevenaansluiting aangesloten worden. Er kunnen echter vanwege verschillen tussen de verschillende telefoonnetwerkexploitanten geen garanties voor een correcte werking op elke aansluiting worden gegeven. Dit product kan een PSTN-aansluiting met andere telefoon- of faxapparatuur gebruiken. CMK-protocollen: Scancom Fast Format, Contact ID, SIA Level I, SIA Level II, SIA Level III, Extended SIA Level III en CID in SMS.
Jamming Lijn MAC Meldkamer NC NO NSL NTBA Protocol PSTN Signaalgever SMS S0-bus Stoorsignalen Supervisie Een stoorzender maakt de normale ontvangst van een draadloos uitgezonden signaal via elektromagnetische golven mogelijk of onmogelijk. De stoorzender stuurt, net zoals de gestoorde zender, energie uit in de vorm van elektromagnetische golven en stoort de oorspronkelijke golven geheel of gedeeltelijk. Andere naam voor zone.
Aanvullingen op handleiding (NL) Secvest 2WAY FU8000 S/W ≥ 5.04.
1. Voorwoord Geachte klant om altijd optimale producten met de allernieuwste techniek te kunnen aanbieden, ontwikkelen wij deze steeds verder. Met de nieuwe Software Release van de Secvest 2WAY hebben we sequenties geoptimaliseerd en de functieomvang uitgebreid. De vernieuwingen vindt u in deze aanvulling op de installatie- en bedieningshandleiding. 2. Softwarestand (01.08.2009) Deze informatie vindt u als volgt onder het menupunt „Installateursmenu Æ S/W Panel” S/W paneel: Part-No.
3. Nieuwe menupunten in het installateursmenu 3.1. Secvest Key 2WAY draadloze cilinder, artikelnr. FU59xx Installateursmenu Æ Andere apparatenÆ Secvest Key Æ Key toev./verw. Key bewerken • Toevoegen en verwijderen Er kunnen maximaal 4 Secvest Key 2WAY draadloze cilinders worden ingeleerd. Installateursmenu Æ Andere apparatenÆ Secvest Key Æ Key toev./verw. Selecteer Key 1, Key 2, Key 3 of Key 4. Op het display verschijnt de tekst „Batterij plaatsen”.
• Test Installateursmenu Æ Testen Æ Secvest Key Selecteer de desbetreffende Secvest Key 2WAY draadloze cilinder: Key 1, Key 2, Key 3 of Key 4. Nu kan de werking van de draadloze cilinder worden gecontroleerd en of de DIP-schakelaar 3 in de Secvest Key 2WAY juist is ingesteld volgens de deuraanslag. Bij het openen van de deuren verschijnt op het display Secvest 2WAY „Geopend”. Wanneer de knop op de Secvest Key 2WAY draadloze cilinder wordt ingedrukt en de deur daarna wordt gesloten, verschijnt „Gesloten”.
3.3. Sabotagealarm Installateursmenu Æ Systeemopties Æ Uitsch. verst. Sab. Æ Uit Aan • • Fabrieksinstelling: Uit Bij selectie van „Aan” worden ook in de gedeactiveerde toestand van de alarmcentrale sabotagealarmen via de desbetreffende geselecteerde communicatiewijze doorgeleid. Dit betreft de communicatie Alarmen, Spraak kiezer en SMS. 3.4. Klanten-ID voor alarmcommunicatie aan een noodoproepservicecentrale Installateursmenu Æ Meldingen Æ Alarmen Æ Account nummers Æ Account nr. P 1 Account nr.
3.5. Klanten-ID voor alarmcommunicatie aan een noodoproepservicecentrale voor medische hulp Installateursmenu Æ Meldingen Æ Zorgoproep Æ Account nummers Æ Account nr. P 1 Account nr. P 2 Account nr. P 3 Account nr. P 4 • • „P” voor partitie werd toegevoegd (eerder „Account nr. 1” etc.).
4. Wijzigingen in de software 4.1. Zonetype „Onmiddellijk” met FTS-96-E functionaliteit Wanneer de draadloze raambeveiliging FTS 96 E, artikelnr. FU841x, of de draadloze uitbreidingsset voor FTS 96, artikelnr. FU8402 wordt gebruikt, moet het zonetype „Onmiddellijk” in de alarmcentrale worden geprogrammeerd. • • • In de gedeactiveerde toestand van de alarmcentrale worden deze melders op opheffen en openen bewaakt. Daarvoor moet het raam zijn gesloten en de FTS 96 E vergrendeld.
4.3. Zorgoproep met nieuwe werkwijze • • Er is geen alarmannulering met de zorgoproepzender binnen de beveiligingstijd van 30 seconden meer mogelijk. Vroeger werd een alarm geannuleerd door binnen de beveiligingstijd een tweede maal op de knop te drukken. Annulering van het alarm is alleen nog aan de centrale mogelijk binnen de beveiligingstijd van 30 seconden. Binnen deze tijd moet bovendien een gebruikerscode worden ingevoerd in de alarmcentrale. De onderstaande tekst verschijnt kort op het display.
4.4. Melding zonenaam Als deze functie als volgt is geactiveerd Gebruikersmenu Æ Schakel functies Æ Melding zonenaam Æ Aan Æ Ja en zonenamen zijn ingesproken, volgt een aanvullende melding: • bij geopende zone Æ „ Het systeem kan niet inschakelen” + „” Bij meerdere open zones wordt de zone met het kleinste zonenummer aanvullend gemeld. • bij alarm o Alarmen: na „ Hoofd bericht” en „Bericht x” wordt aanvullend de eerste geactiveerde zone gemeld.
A1 - X
Aanvullingen op handleiding (NL) Secvest 2WAY FU8000 S/W ≥ 5.05.
1. Voorwoord Geachte klant om altijd optimale producten met de allernieuwste techniek te kunnen aanbieden, ontwikkelen wij deze steeds verder. Met de nieuwe Software Release van de Secvest 2WAY hebben we sequenties geoptimaliseerd en de functieomvang uitgebreid. De vernieuwingen vindt u in deze aanvulling op de installatie- en bedieningshandleiding. 2. Softwarestand (18.11.2009) Deze informatie vindt u als volgt onder het menupunt „Installateursmenu Æ S/W Panel” S/W paneel: Part-No.
3. Nieuwe menupunten in het installateursmenu 3.1. Zonetype „Onmiddellijk” met FTS-96-E functionaliteit Installateursmenu Æ Detectoren Æ Wijzigen zones Æ Opties Æ Uit Sabotage Ja/Nee • • Fabrieksinstelling: Nee Bij het kiezen van „Ja” wordt de sabotagebewaking van de draadloze raambeveiliging FTS 96 E in gedeactiveerde toestand van de alarminstallatie uitgeschakeld. o Op het display verschijnt in de regel eigenschap een „W”. 3.2.
3.3. Uitgangen, bijkomend type „RF storing” Installateursmenu Æ Uitgangen Æ Wijzigen uitg. Æ Type Æ RF storing • De betreffende uitgang schakelt indien RF storing (jamming) gedetecteerd werd. 3.4. Communicatie, Spraak kiezer, bijkomende gebeurtenis „RF storing” (jamming) Installateursmenu Æ Meldingen Æ Spraak kiezer Æ Activatie Æ Bericht x Æ Activatie x Æ RF storing • Kiest u „storing”, wordt bij het herkennen van een storing (jamming) het betreffende bericht van de spraakkiezer overgedragen. 4.