Operation Manual

Table Of Contents
25
Bellen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het voeren van telefoongesprekken en over
de diverse beschikbare opties tijdens een gesprek.
Voordat u kunt bellen
Controleer voordat u belt of de telefoonfunctie is ingeschakeld. U kunt de status van
de telefoon bevestigen via het Meldingsgebied.
Opmerking: Kleuren van status- en meldingspictogrammen kunnen afwijken.
Bellen
Opmerking: De telefoonfunctie moet worden ingeschakeld voordat kan worden
gebeld (zie "Voordat u kunt bellen" op pagina 25).
Opmerking: Als twee simkaarten zijn geplaatst en hun Belinstellingen zijn
ingesteld op Altijd vragen (zie "Simkaarten beheren" op pagina 56), dient u,
telkens als u wilt bellen, aan te geven welke simkaart wordt gebruikt door op de
aanbiedernaam te tikken.
1. Tik in het Beginscherm op Telefoon . Als deze
nog niet zichtbaar is, zoekt u de telefoon-app in het
menu Toepassingen.
2. Voer het nummer in dat u wilt bellen. Als het
gewenste contact wordt weergegeven, tikt u op de
contactnaam om te bellen.
3. Tik op
onderaan op het scherm om te bellen.
4. Tik op
om het gesprek te beëindigen.
Pictogram Beschrijving
Niet verbonden met het netwerk: U kunt niet bellen.
Verbonden met het netwerk: U kunt bellen.
Vliegtuigmodus: Draadloze verbindingen verbroken (Wi-Fi, Bluetooth,
2G en 3G). Schakel de vliegtuigmodus uit voordat u probeert te bellen.