Quick Start Guide

7.1 GEBRUIK VAN DE KETEL
7.1.1 ZICH VERTROUWD MAKEN MET HET
BEDIENINGSPANEEL (Fig. 20)
Voor gelijk welke interventie aan de ketel, moet de
stroomtoevoer steeds onderbroken worden aan het
hoofdschakelbord in de stookruimte.
De hoofdschakelaar aan het bedieningspaneel uitscha-
kelen
(merkteken 2 – Fig. 20).
1 - Regelthermostaat van 60 tot 90 °C (merkteken 1, Fig. 20)
Over het algemeen worden de cv-installaties gedimensioneerd om te
werken op maximum 80 °C. Bij werking op lagere temperatuur, zal op
het cv-vertrek een 3-weg mengkraan geïnstalleerd worden (zie fig. 3,
pagina 3)
die zorgt voor de aanpassing van de temperatuur, hetzij door
manuele regeling, hetzij automatisch indien geopteerd werd voor de
installatie van een regulatie (§2.2.4, pagina 5).
Een afstelling van de thermostaat op de maximale waarden wordt ten
zeerste aanbevolen met het oog op een optimaal sanitair comfort.
Het water dat in de sanitaire boiler opgeslagen is, kan een zeer hoge
temperatuur bereiken.
Op het vertrek van het sanitair warm water dient in ieder geval een
thermostatische mengkraan geïnstalleerd te worden met een
maximum temperatuur van 60 °C.
Het is aangeraden om op elk aftappunt een mengkraan of een
thermostatische kraan te plaatsen.
2 - Hoofdschakelaar
(merkteken 2, Fig. 20)
Deze moet vóór elke interventie aan de ketel uitgeschakeld worden.
3 - Zomer/winter-schakelaar
(merkteken 3, Fig. 20)
Stand “Winter” : de cv- en sanitaire functies zijn operationeel.
Stand “Zomer” : de kamerthermostaat of de regulatie is uitgeschakeld
(§ 2.2.4., pagina 5).Ook de cv-circulator werkt niet. Alleen de sanitaire
functie is operationeel. De temperatuur aan de thermostaat (1) kan om
besparingsredenen verlaagd worden. Bij onvoldoende beschikbaar
sanitair warm water, wordt aangeraden de thermostaat (1) op zijn
maximale waarde te regelen.
Bij het daaropvolgend stookseizoen, volstaat het de cv-ketel opnieuw
op “Winter”-stand te brengen om de cv-functie te activeren.
4 - Thermometer
(merkteken 4, Fig. 20)
De temperatuur van de primaire kring (cv) kan rechtstreeks van de
ketel afgelezen worden.
7.1.2 MANOMETRISCHE DRUK VAN DE CV-INSTALLATIE
Uw cv-installatie is uitgerust met een veiligheidsklep afgesteld op 3 bar
en is voorzien van een manometer.
Vergewis u ervan dat de installatie altijd met water gevuld is en onder
druk staat. Koud en na ontluchting, moet de manometer een druk
aanwijzen tussen 0,5 en 1,5 bar, volgens de hoogte van het gebouw:
(1 bar = 10 m / 1,5 bar = 15 m en 2 bar = 20 m) Om water toe te
voegen, de vulkraan
(Fig. 2 en 3 – pag. 3) openen. Deze kraan na de
vulling goed sluiten. Het systeem ontluchten voor een nauwkeurige
weergave van de waterdruk.
7.1.3 VEILIGHEIDSKLEP (CV)
(merkteken 2, fig. 3, pagina 3)
De afvoerleiding naar de sterfput moet
aan de lucht blootgesteld worden.
Bij afwijkingen na deze korte test, de installateur
verwittigen.
7.1.4 VEILIGHEIDSGROEP (sanitair)
(merkteken 1, Fig. 5a en 5b pagina 4)
Een maandelijkse controle strekt tot aanbeveling.
Gedurende een paar seconden de hendel van het leegloopmechanisme
heffen om zich te vergewissen van de goede werking van de
veiligheidsklep.
De afvoerleiding naar de sterfput moet
aan de lucht blootgesteld worden.
Bij afwijkingen na deze korte test, de installateur
verwittigen.
7GIDS VOOR DE GEBRUIKER
Fig. 20: Bedieningspaneel
1
2
3
4
12