Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
202
Als u een geleidelijke vervaging (geen vervaging onderaan tot maximale vervaging bovenaan) wilt maken, maakt u een
nieuw alfakanaal en past u een verloop toe zodat het kanaal bovenaan de afbeelding wit is en onderaan de afbeelding
zwart. Selecteer vervolgens het filter Vage lens en kies het alfakanaal in het pop-upmenu Bron. Als u de richting van het verloop
wilt wijzigen, schakelt u het selectievakje Negatief in.
De weergave van een vervaging is afhankelijk van de irisvorm die u kiest. Irisvormen worden bepaald door het aantal
bladen waarover deze beschikken. U kunt de bladen van een iris wijzigen door de bladen te krommen (zodat deze ronder
worden) of door ze te roteren. U kunt de voorvertoning verkleinen of vergroten door op de min- of plusknop te klikken.
1 Kies Filter > Vervagen > Vage lens.
2 Kies de optie Sneller voor Voorvertoning om snellere voorvertoningen te genereren. Kies Nauwkeuriger om de
definitieve versie van de afbeelding weer te geven. Nauwkeurigere voorvertoningen worden langzamer gegenereerd.
3 Kies voor Dieptetoewijzing een bron (als u daarover beschikt) in het pop-upmenu Bron. Sleep de schuifregelaar bij
Brandpuntsafstand vervagen om de diepte in te stellen waarop de pixels scherp zijn. Als u de brandpuntsafstand
bijvoorbeeld instelt op 100, worden pixels op 1 en 255 volledig vervaagd en worden pixels dichter bij 100 minder vervaagd.
Als u in de voorvertoning van de afbeelding klikt, wijzigt de schuifregelaar bij Brandpuntsafstand vervagen zodat u deze
kunt gebruiken voor de aangeklikte locatie, en geeft de diepte van de aangeklikte locatie aan.
4 Als u de selectie of het alfakanaal dat u gebruikt als de bron voor dieptetoewijzing wilt omkeren, selecteert u Negatief.
5 Kies een Iris in het pop-upmenu Vorm. Indien gewenst sleept u de schuifregelaar bij Bladkromming om de randen van
de iris vloeiend te maken, of sleep de schuifregelaar bij Rotatie om de iris te roteren. Sleep de schuifregelaar bij Straal om
meer vervaging toe te voegen.
6 Sleep voor Spiegelende hooglichten de schuifregelaar bij Drempel om een drempel voor de helderheid te selecteren. Alle
pixels die helderder zijn dan deze waarde, worden behandeld als spiegelende hooglichten. Sleep de schuifregelaar bij
Helderheid om de helderheid van de hooglichten te vergroten.
7 Kies Uniform of Gaussiaans om ruis toe te voegen aan de afbeelding. Als u ruis wilt toevoegen zonder de kleur te
beïnvloeden, kiest u Monochromatisch. Sleep de schuifregelaar bij Hoeveelheid om de ruis te verminderen of te vergroten.
Met Vervagen verwijdert u filmkorrels en ruis uit de oorspronkelijke afbeelding. Als u de afbeelding er realistisch en
ongeretoucheerd wilt laten uitzien, kunt u de afbeelding weer wat ruis geven.
8 Klik op OK om de wijzigingen toe te passen op uw afbeelding.
Objecten transformeren
Transformaties toepassen
Via transformaties kunt u een afbeelding schalen, roteren, schuintrekken, uitrekken of verdraaien. U kunt transformaties
toepassen op een selectie, een gehele laag, meerdere lagen of een laagmasker. U kunt transformaties ook toepassen op een
pad, een vectorvorm, een vectormasker, een selectiekader of een alfakanaal. Het uitvoeren van transformaties kan een
nadelige invloed hebben of de afbeeldingskwaliteit wanneer u de pixels manipuleert. Gebruik slimme objecten als u
transformaties wilt toepassen op rasterafbeeldingen waarbij de afbeeldingen zelf intact blijven. (Zie “Slimme objecten” op
pagina 293.) Wanneer u een vectorvorm of een pad transformeert, blijft de afbeelding altijd intact, omdat u alleen de
wiskundige berekeningen wijzigt die het object produceren.
Als u een transformatie wilt uitvoeren, moet u eerst een item selecteren en daarna een transformatieopdracht kiezen. Indien
nodig, past u het referentiepunt aan voordat u de transformatie manipuleert. U kunt verschillende manipulaties achter
elkaar uitvoeren voordat u de verzamelde transformaties toepast.UkuntbijvoorbeeldSchalenkiezeneneengreepslepen
omteschalen,envervolgensVervormenkiezeneneengreepslepenomtevervormen.DrukvervolgensopEnterofReturn
om beide transformaties toe te passen.
Photoshop gebruikt de interpolatiemethode die is geselecteerd in het gedeelte Algemeen van het dialoogvenster
Voorkeuren om de kleurwaarden van pixels te berekenen die tijdens transformaties worden toegevoegd of verwijderd. De
interpolatie-instelling beïnvloedt de snelheid en kwaliteit van de transformatie. De standaardinterpolatie Bicubisch is het
langzaamst, maar geeft de beste resultaten.










