Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
204
• Als u een selectiekader wilt transformeren, moet u een selectie maken of laden. Kies vervolgens Selecteren >
Transformatie selectie.
• Als u een alfakanaal wilt transformeren, selecteert u het kanaal in het palet Kanalen.
Zie ook
“Lagen koppelen en ontkoppelen” op pagina 269
“Een pad selecteren” op pagina 354
Het referentiepunt voor een transformatie instellen of verplaatsen
Alle transformaties worden uitgevoerd rondom een vast punt dat het referentiepunt wordt genoemd. Standaard bevindt dit
punt zich midden in het beeldelement dat u transformeert. U kunt het referentiepunt echter wijzigen of u kunt het
middelpunt naar een andere positie verplaatsen met de referentiepuntzoeker op de optiebalk.
1 Kies een opdracht voor transformeren. Er verschijnt een selectiekader in de afbeelding.
2 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik op de optiebalk op een vakje bij Locatie referentiepunt . Elk vierkantje vertegenwoordigt een punt in het
selectiekader. Als u het referentiepunt bijvoorbeeld naar de linkerbovenhoek van het selectiekader wilt verplaatsen, klikt
u op het vierkantje linksboven in de referentiepuntzoeker.
• In het selectiekader voor transformeren dat in de afbeelding verschijnt, sleept u het referentiepunt . Het
referentiepunt kan buiten het te transformeren beeldelement liggen.
Schalen, roteren, schuintrekken, vervormen, perspectief toepassen of verdraaien
1 Selecteer het beeldelement dat u wilt transformeren.
2 Kies Bewerken > Transformatie > Schalen, Roteren, Schuintrekken, Vervormen, Perspectief of Verdraaien.
Opmerking: Als u een vorm of een geheel pad transformeert, verandert het menu Transformatie in Transformatie pad. Als u
meerdere padsegmenten (maar niet het gehele pad) transformeert, verandert het menu Transformatie in Transformatiepunten.
3 Klik op de optiebalk op een vierkantje bij Locatie referentiepunt .
4 Voer een of meer van de volgende handelingen uit:
•
Als u Schalen kiest, sleept u een handgreep van het selectiekader. Houd tijdens het slepen van hoekgrepen Shift ingedrukt
als u de oorspronkelijke verhoudingen wilt behouden. Zodra de cursor op een greep staat, verandert deze in een dubbele pijl.
• Als u Roteren kiest, plaatst u de cursor buiten het selectiekader (de cursor wordt een kromme dubbele pijl) en sleept u.
Druk op Shift om de rotatie te beperken tot stappen van 15˚.
• Als u Schuintrekken kiest, sleept u een zijgreep om het selectiekader schuin te trekken.
• Als u Vervormen kiest, sleept u een hoekgreep om het selectiekader uit te rekken.
• Als u Perspectief kiest, sleept u een hoekgreep om perspectief toe te passen op het selectiekader.
• Als u Verdraaien kiest, selecteert u een verdraaiing in het pop-upmenu Verdraaien op de optiebalk. Wilt u een aangepaste
verdraaiing uitvoeren, dan sleept u de controlepunten, een lijn of een gebied binnen het net om de vorm van het
selectiekader en het net te wijzigen.
• Geef voor alle transformatietypen een waarde op op de optiebalk. Als u bijvoorbeeld een beeldelement roteert, geeft u
graden op in het tekstvak voor rotatie .
5 Schakel desgewenst over naar een ander transformatietype door een opdracht te selecteren in het submenu Bewerken >
Transformatie.
Belangrijk: Wanneer u een bitmapafbeelding transformeert (in plaats van een vorm of een pad), wordt deze bij elke keer dat
u een transformatie toepast minder scherp. Het verdient daarom aanbeveling meerdere opdrachten uit te voeren voordat u de
verzamelde transformatie toepast in plaats van elke transformatie afzonderlijk toe te passen.










