Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
206
3 Voer een of meer van de volgende handelingen uit:
• Als u wilt schalen door te slepen, sleept u een greep. Houd tijdens het slepen van hoekgrepen Shift ingedrukt als u de
oorspronkelijke verhoudingen wilt behouden.
• Als u numeriek wilt schalen, geeft u percentages op in de tekstvakken Breedte en Hoogte op de optiebalk. Klik op het
koppelingspictogram om de hoogte/breedte-verhouding te behouden.
• Als u wilt roteren door te slepen, plaatst u de cursor buiten het selectiekader (de cursor verandert in een kromme dubbele
pijl) en sleept u. Druk op Shift om de rotatie te beperken tot stappen van 15˚.
• Als u een beeldelement numeriek wilt roteren, voert u de graden in in het tekstvak voor rotatie op de optiebalk.
• Als u iets wilt vervormen ten opzichte van het middelpunt van het selectiekader, houdt u Alt (Windows) of Option
(Mac OS) ingedrukt en sleept u een greep.
• Als u vrije vervorming wilt toepassen, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt en sleept u een greep.
• Als u wilt schuintrekken, houdt u Ctrl+Shift (Windows) of Command+Shift (Mac OS) ingedrukt en sleept u een zijgreep.
Zodra de cursor op een zijgreep staat, verandert deze in een witte pijlpunt met een kleine dubbele pijl.
• Als u numeriek wilt schuintrekken, voert u de graden in in de tekstvakken H (horizontaal schuintrekken) en V (verticaal
schuintrekken) op de optiebalk.
• Als u perspectief wilt gebruiken, houdt u Ctrl+Alt+Shift (Windows) of Command+Option+Shift (Mac OS) ingedrukt
en sleept u een hoekgreep. Zodra de cursor op een hoekgreep staat, verandert deze in een grijze pijlpunt.
• Klik op de knop Overschakelen tussen de modi voor vrije transformatie en verdraaien op de optiebalk om te
verdraaien. Sleep controlepunten om de vorm van het beeldelement te bewerken of kies een verdraaiingsstijl in het pop-
upmenu Verdraaien op de optiebalk. Nadat u een optie hebt gekozen in het pop-upmenu Verdraaien, is er een vierkante
handgreep beschikbaar waarmee u de vorm van de verdraaiing kunt aanpassen.
• Als u het referentiepunt wilt wijzigen, klikt u op een vierkantje bij Locatie referentiepunt op de optiebalk.
• Als u een beeldelement wilt verplaatsen, voert u de waarden in voor de nieuwe locatie van het referentiepunt in de
tekstvakken X (horizontale positie) en Y (verticale positie) op de optiebalk. Klik op de knop Relatieve positionering
om de nieuwe positie ten opzichte van de huidige positie op te geven.
Als u de laatste greepbewerking ongedaan wilt maken, kiest u Bewerken > Ongedaan maken.
4 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Druk op Enter (Windows) of Return (Mac OS), klik op de knop Vastleggen op de optiebalk of dubbelklik in het
transformatiekader.
• Als u de transformatie wilt annuleren, drukt u op Esc of klikt u op de knop Annuleren op de optiebalk.
Belangrijk: Wanneer u een bitmapafbeelding transformeert (in plaats van een vorm of een pad), wordt deze bij elke keer dat
u een transformatie toepast minder scherp. Het verdient daarom aanbeveling meerdere opdrachten uit te voeren voordat u de
verzamelde transformatie toepast in plaats van elke transformatie afzonderlijk toe te passen.
Een item verdraaien
Met de opdracht Verdraaien kunt u controlepunten slepen voor het bewerken van de vorm van afbeeldingen, vormen of
paden en dergelijke. U kunt ook verdraaien met een vorm in het pop-upmenu met verdraaiingsstijlen op de optiebalk. U
kunt de vormen in het pop-upmenu met verdraaiingsstijlen ook aanpassen door de controlepunten te verslepen.
Als u de controlepunten gebruikt voor het vervormen van een beeldelement, kiest u Weergave > Extra's om het
verdraaiingsnet en de controlepunten weer te geven of te verbergen.










