Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
218
Informatie over perspectiefvlakken en het raster
Voordat u bewerkingen uitvoert in Perspectiefpunt, definieert u rechthoekige vlakken die worden uitgelijnd met het
perspectief in een afbeelding. Met de nauwkeurigheid van het vlak bepaalt u of bewerkingen of aanpassingen in de
afbeelding correct worden geschaald of de juiste oriëntatie hebben.
Nadat u de vier hoekknooppunten hebt vastgesteld, wordt het perspectiefvlak geactiveerd en wordt er een selectiekader en
een raster weergegeven. U kunt het perspectiefvlak ook schalen, verplaatsen of de vorm ervan wijzigen. U kunt bovendien
de rastergrootte wijzigen, zodat het wordt uitgelijnd met elementen in de afbeelding. Soms kunt u het perspectief
nauwkeuriger bepalen door het selectiekader en het raster uit te lijnen met een structuur of een patroon in de afbeelding.
Wanneer u de rastergrootte aanpast, wordt het soms ook gemakkelijker om elementen in een afbeelding te tellen.
Het raster is niet alleen handig bij het uitlijnen van perspectiefvlakken met afbeeldingselementen, het is ook handig voor
het visualiseren van metingen wanneer u het gereedschap Meetlat gebruikt. Er is ook een optie voor het koppelen van de
rastergrootte aan de metingen die u maakt met het gereedschap Meetlat.
Zie ook
“Meten in Perspectiefpunt” op pagina 225
Perspectiefpuntvlakken instellen en aanpassen voor Perspectiefpunt
1 Selecteer in het dialoogvenster Perspectiefpunt het gereedschap Vlak maken en klik in de voorvertoning om de vier
hoekknooppunten toe te voegen.
Houd een rechthoekig object of een vlak in de afbeelding aan als richtlijn bij het maken van het perspectiefvlak. Als hulp
bij het plaatsen van de hoekknooppunten kunt u de toets "x" ingedrukt houden om in te zoomen in de voorvertoning. Als
het laatst toegevoegde knooppunt onjuist is, kunt u dit verwijderen door op Backspace (Windows) of Delete (Mac OS) te
drukken. U kunt de positie van een knooppunt wijzigen door het te slepen.
2 Selecteer het gereedschap Vlak bewerken en voer een of meer van de volgende handelingen uit:
• Versleep een hoekknooppunt als u de vorm van het perspectiefvlak wilt wijzigen.
• Als u het raster wilt aanpassen, typt u een waarde in het tekstvak Rastergrootte of klikt u op de pijl-omlaag en verschuift
u de regelaar. U kunt de rastergrootte ook aanpassen als het gereedschap Vlak maken is geselecteerd.
• Klik in het vlak en sleep om het vlak te verplaatsen.
• Versleep een randknooppunt in een segment van het selectiekader om het vlak te schalen.
Een randknooppunt verslepen om de afmetingen van het vlak aan te passen aan uw bewerkingen
Het selectiekader en het raster van een perspectiefvlak zijn gewoonlijk blauw. Als er een probleem optreedt bij het plaatsen
van de hoekknooppunten, is het vlak ongeldig en worden het selectiekader en het raster rood of geel. Als het vlak niet klopt,
verplaatst u de hoekknooppunten totdat het selectiekader en het raster blauw worden.
Als er sprake is van overlappende vlakken, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt om de overlappende
vlakken te doorlopen.










