Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
273
Perspectief Met deze optie wordt een consistente compositie bereikt doordat een van de bronafbeeldingen (standaard de
middelste afbeelding) wordt toegewezen als de referentieafbeelding. De andere afbeeldingen worden vervolgens
getransformeerd (indien nodig verplaatst, uitgerekt of schuingetrokken), om de overlappende inhoud in de lagen ook
daadwerkelijk te laten overlappen.
Cilindrisch Vermindert de vlinderdasvervorming die kan optreden als de optie Perspectief wordt toegepast door de
afzonderlijke afbeeldingen als op een opengevouwen cilinder weertegeven.Overlappendeinhoudindeverschillendelagen
wordt echter nog steeds goed geplaatst. De referentieafbeelding wordt in het middelpunt geplaatst. Deze optie is vooral
geschikt voor brede panorama's.
Alleen positie wijzigen Kies deze optie om de lagen uit te lijnen en de overlappende inhoud af te stemmen. De bronlagen
worden hierbij niet getransformeerd (uitgerekt of schuingetrokken).
Nadat u lagen automatisch hebt uitgelijnd, kunt u Bewerken > Vrije transformatie kiezen om de uitlijning te perfectioneren
of om kleurtoonaanpassingen aan te brengen, om eventuele belichtingsverschillen tussen de lagen glad te strijken. Daarna
kunt u de lagen combineren tot één samengestelde afbeelding.
Op www.adobe.com/go/vid0014_nl vindt u een video over het uitlijnen van lagen op inhoud.
Zie ook
“Meerdere afbeeldingen combineren tot een groepsportret” op pagina 307
“Afbeeldingsstapels (Photoshop Extended)” op pagina 569
Lagen automatisch overvloeien
Wanneer afbeeldingen worden samengevoegd tot een samengestelde afbeelding, kunnen de belichtingsverschillen tussen
de bronafbeeldingen leiden tot zichtbare overgangen of inconsistenties in de uiteindelijke samenstelling. Gebruik de
opdracht Lagen automatisch overvloeien om vloeiende overgangen te bewerkstelligen in de uiteindelijke afbeeldingen.
Opmerking: De opdracht Lagen automatisch overvloeien is alleen beschikbaar voor RGB- of grijswaardenafbeeldingen.
1 Kopieer of plaats de afbeeldingen die u in één document wilt combineren.
Elke afbeelding komt in een eigen laag te staan. Zie “Lagen dupliceren” op pagina 267.
2 Lijn de lagen uit, zodat overeenkomende gebieden elkaar overlappen.
U kunt dit handmatig doen of de opdracht Lagen automatisch uitlijnen gebruiken. Zie “Afbeeldingslagen automatisch
uitlijnen” op pagina 272.
3 Controleer of alle lagen nog zijn geselecteerd en kies Bewerken > Lagen automatisch overvloeien.
Er worden dan waar nodig laagmaskers op iedere laag toegepast om over- of onderbelichte gebieden en verschillen in de
inhoud te maskeren. Zo ontstaat een naadloos geheel.
Zie ook
“Meerdere afbeeldingen combineren tot een groepsportret” op pagina 307
“Panoramische afbeeldingen maken” op pagina 227
Een laag roteren
1 Selecteer in het palet Lagen de laag die u wilt roteren.
2 Als een element in de afbeelding is geselecteerd, kiest u Selecteren > Deselecteren.
3 Kies Bewerken > Transformatie > Roteren. Er verschijnt een kader dat de grenzen van de laag aangeeft (dit wordt een
selectiekader genoemd).
4 Plaats de aanwijzer buiten het selectiekader (de aanwijzer verandert in een kromme dubbele pijl) en sleep de aanwijzer.
Druk op Shift om de rotatie te beperken tot stappen van 15˚.










