Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
284
U kunt meerdere effecten bewerken zonder het dialoogvenster Laagstijl te sluiten. Klik op de naam van een effect aan de
linkerzijde van het dialoogvenster om de opties van het effect weer te geven.
Laagstijlopties
Hoogte Hiermee stelt u voor de effecten Schuine rand en reliëf de hoogte van de lichtbron in. Een instelling van 0 komt
overeen met het grondniveau, de instelling 90 bevindt zich recht boven de laag.
Hoek Met deze optie stelt u de belichtingshoek in waaronder het effect wordt toegepast op de laag. U kunt in het
documentvenster met slepen de hoek van de effecten Slagschaduw, Schaduw binnen of Satijn aanpassen.
Anti-aliased Metdezeoptielaatudepixelsaanderandenvaneencontourofglanscontourovervloeien.Dezeoptieismet
name handig bij kleine schaduwen met een ingewikkelde contour.
Overvloeimodus Metdezeoptiesteltuinhoedelaagstijlovervloeitmetdeonderliggendelageneneventueelmetdeactieve
laag. Het effect Schaduw binnen vloeit bijvoorbeeld over met de actieve laag, omdat dit effect boven op de actieve laag wordt
getekend. Een slagschaduw vloeit daarentegen alleen over met de lagen onder de actieve laag. Doorgaans krijgt u de beste
resultaten met de standaardmodus van elk effect. Zie “Overzicht van overvloeimodi” op pagina 327.
Inperken Met deze optie verkleint u de grenzen van de rand van het effect Schaduw binnen of Gloed binnen voordat u het
effect vervaagt.
Fontkleur Met deze optie geeft u de kleur van een schaduw, gloed of hooglicht op. Klik op het kleurvak en kies een kleur.
Contour Met Contour kunt u bij een effen kleurgloed transparante ringen maken. Bij een gloed die is gevuld met een
kleurverloop, kunt u met Contour variaties in de herhaling van de verloopkleur en de dekking aanbrengen. In Schuine kant
en reliëf kunt u met Contour de randen, dalen en hobbels modelleren die tijdens de reliëfbewerking worden ingekleurd. Bij
schaduwen kunt u met Contour de vervaging opgeven. Meer informatie vindt u bij “Laageffecten aanpassen met contouren”
op pagina 286.
Afstand Met deze optie stelt u de verschuivingsafstand in voor een schaduw- ofsatijneffect. U kunt de verschuivingsafstand
wijzigen door in het documentvenster te slepen.
Diepte Hiermee kunt u de diepte van een schuine kant instellen. Tevens kunt u hiermee de diepte van een patroon instellen.
Globale belichting gebruiken Met deze instelling kunt u één hoofdhoek voor de belichting instellen. Deze hoek is dan
beschikbaar in alle laageffecten die gebruikmaken van arcering: Slagschaduw, Schaduw binnen en Schuine kant en reliëf.
Als Globale belichting is ingeschakeld voor een van deze effecten en u een belichtingshoek instelt, wordt die hoek de globale
belichtingshoek. Alle andere effecten waarvoor Globale belichting gebruiken is geselecteerd, nemen automatisch dezelfde
hoekinstelling over. Wanneer Globale belichting uitgeschakeld is en u een belichtingshoek instelt, is deze instelling alleen
van toepassing op het desbetreffende effect. U kunt de globale belichtingshoek ook instellen door Laagstijl > Globale
belichting te kiezen.
Glanscontour Hiermee brengt u een glanzende, metaalachtige laag aan. Glanscontour wordt toegepast na het aanbrengen
van schaduw op een schuine kant of een reliëf.
Verloop
Met deze optie stelt u het kleurverloop van een laageffect in. Klik op het verloop om het dialoogvenster
Verloopbewerker weer te geven of klik op het omgekeerde driehoekje en kies een verloop in het pop-uppalet. Met de
Verloopbewerker kunt u een verloop bewerken of een nieuw verloop maken. U kunt de kleur of de dekking op dezelfde manier
bewerken in het palet Verloopbedekking als in de Verloopbewerker. Bij bepaalde effecten kunt u extra verloopopties opgeven.
Met Omkeren draait u de richting van het verloop om, met Uitlijnen met laag gebruikt u het selectiekader van de laag om de
verloopvulling te berekenen en met Schaal schaalt u de toepassing van het verloop. U kunt ook het middelpunt van het verloop
verplaatsen door te klikken en te slepen in het afbeeldingsvenster. Met Stijl geeft u de vorm van het verloop aan.
Hooglichtmodus of Schaduwmodus Met deze opties geeft u de overvloeimodus voor hooglichten of schaduwen van een
schuine kant of reliëf op.
Jitter Met deze optie wisselt u de kleur en dekking van een kleurverloop af.
Laag neemt slagschaduw uit Met deze optie bepaalt u de zichtbaarheid van een slagschaduw opeen halfdoorzichtige laag.
Ruis Hiermee geeft u het aantal willekeurige elementen op in de dekking van een gloed of een schaduw. Geef een waarde
op of sleep de schuifregelaar.










