Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
292
aan laag is ingeschakeld, kunt u in de afbeelding slepen om het patroon te verplaatsen terwijl het dialoogvenster
Patroonvulling is geopend.
Een aanpassings- of opvullaag bewerken
U kunt de instellingen voor een aanpassings- of opvullaag bewerken of de laag vervangen door een ander type aanpassing
of opvulling.
U kunt het masker van een aanpassings- of opvullaag ook bewerken als u wilt nagaan welk effect de laag op de afbeelding
heeft. Alle gebieden van een aanpassings- of opvullaag zijn standaard niet-gemaskerd en dus zichtbaar. (Zie “Informatie
over laag- en vectormaskers” op pagina 301.)
Opties voor aanpassings- en opvullagen wijzigen
1 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Dubbelklik in het palet Lagen op de miniatuur van de aanpassings- of opvullaag.
• Kies Laag > Opties voor laaginhoud.
2 Breng de gewenste wijzigingen aan en klik op OK.
Opmerking: De instellingen van omgekeerde aanpassingslagen kunnen niet worden bewerkt.
Het type van een aanpassings- of opvullaag wijzigen
1 Selecteer de aanpassings- of opvullaag die u wilt wijzigen.
2 Kies Laag > Laaginhoud wijzigen en selecteer een andere opvul- of aanpassingslaag in de lijst.
Aanpassings- of opvullagen samenvoegen
U kunt een aanpassings- of opvullaag op verschillende manieren samenvoegen: met de laag eronder, met de lagen in de
eigen gegroepeerde laag, met andere geselecteerde lagen en met alle andere zichtbare lagen. U kunt een aanpassings- of
opvullaag echter niet als doellaag voor een samenvoeging gebruiken. Als u een aanpassings- of opvullaag samenvoegt met
de laag eronder, worden de aanpassingen in pixels omgezet en definitief toegepast op de samengevoegde laag. U kunt een
opvullaag ook in pixels omzetten zonder de laag samen te voegen. (Zie “Lagen omzetten in pixels” op pagina 275.)
Aanpassings- en opvullagen met maskers die alleen witwaarden bevatten, vergroten de bestandsgrootte niet
noemenswaardig. Dergelijke aanpassingslagen hoeft u dus niet samen te voegen om ruimte te besparen.
Bewerkingen waarbij de afbeelding intact blijft
Informatie over bewerkingen waarbij de afbeelding intact blijft
U kunt niet-destructieve bewerkingen aanbrengen, dat wil zeggen bewerkingen waarbij de oorspronkelijke
afbeeldingsgegevens niet worden overschreven. De oorspronkelijke afbeelding blijft dus behouden voor het geval u deze
nodig hebt. Aangezien bij niet-destructieve bewerkingen geen gegevens uit de afbeelding worden verwijderd, neemt de
afbeeldingskwaliteit niet af wanneer u bewerkingen uitvoert. U kunt in Photoshop op meerdere manieren niet-destructieve
bewerkingen uitvoeren:
Werken met aanpassingslagen Aanpassingslagen passen kleur- en toonwijzigingen toe op een afbeelding zonder de
pixelwaarden permanent te wijzigen.
Transformeren met slimme objecten Met slimme objecten kunt u op niet-destructieve wijze schalen, roteren en
schuintrekken.
Filteren met slimme filters Filters die zijn toegepast op slimme objecten, worden slimme filters, zodat u filtereffecten op
niet-destructieve wijze kunt toepassen.
Variaties, schaduwen en hooglichten aanpassen met slimme objecten U kunt de opdrachten Schaduw/hooglicht en
Variaties als slimme filters toepassen op een slim object.










