Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
293
Retoucheren op een afzonderlijke laag Met de gereedschappen Kloonstempel, Retoucheerpenseel en Snel
retoucheerpenseel kunt u afzonderlijke lagen op niet-destructieve wijze retoucheren. Vergeet niet Alle lagen te selecteren
bij Monster op de optiebalk. (Selecteer Aanpassingslagen negeren om te voorkomen dat de aanpassing tweemaal wordt
toegepast op afzonderlijke lagen). U kunt ongewenste retoucheringen desgewenst verwijderen.
Bewerken in Camera Raw Bij aanpassingen aan groepen RAW-, JPEG- of TIFF-afbeeldingen blijven de oorspronkelijke
afbeeldingsgegevens behouden. Camera Raw slaat de aanpassingsinstellingen per afbeelding gescheiden op van de
oorspronkelijke afbeeldingsbestanden.
Camera Raw-bestanden openen als slimme objecten Voordat u Camera Raw-bestanden kunt bewerken in Photoshop,
moet u instellingen voor dergelijke bestanden configureren met Camera Raw. Als u een Camera Raw-bestand eenmaal hebt
bewerkt in Photoshop, kunt u de Camera Raw-instellingen niet opnieuw configureren. Dan gaan de wijzigingen verloren.
Wanneer u Camera Raw-bestanden in Photoshop opent als slimme objecten, kunt u de Camera Raw-instellingen op ieder
gewenst moment opnieuw configureren, zelfs nadat u het bestand hebt bewerkt.
Op niet-destructieve wijze uitsnijden MaakeenuitsnijdkadermethetgereedschapUitsnijdenenselecteerVerbergenopde
optiebalk om het uitgesneden gebied in een laag te bewaren. U kunt het uitgesneden gebied op ieder gewenst moment
herstellen door Afbeelding > Alles tonen te kiezen of door het gereedschap Uitsnijden buiten de rand van de afbeelding te
slepen. De optie Verbergen is niet beschikbaar voor afbeeldingen die alleen een achtergrondlaag bevatten.
Maskeren Laag- en vectormaskers zijn niet-destructief, aangezien u de maskers opnieuw kunt bewerken zonder de pixels
onder de maskers te verliezen. Met filtermaskers kunt u de effecten van slimme filters op lagen met slimme objecten
maskeren.
Zie ook
Over Camera Raw” op pagina 82
“Informatie over aanpassings- en opvullagen” op pagina 290
Afbeeldingen uitsnijden” op pagina 181
“Informatie over laag- en vectormaskers” op pagina 301
“Retoucheren met het gereedschap Kloonstempel” op pagina 186
“Retoucheren met het gereedschap Retoucheerpenseel” op pagina 188
“Retoucheren met het gereedschap Snel retoucheerpenseel” op pagina 189
Slimme objecten
Slimme objecten zijn lagen met afbeeldingsgegevens uit raster- of vectorafbeeldingen, zoals Photoshop- of Illustrator-
bestanden. In slimme objecten blijven de broninhoud en alle oorspronkelijke kenmerken van een afbeelding behouden,
zodat u niet-destructieve bewerkingen kunt uitvoeren op de laag.
U kunt op verschillende manieren slimme objecten maken: met de opdracht Openen als slim object, door een bestand te
plaatsen, door gegevens te plakken uit Illustrator of door een of meer Photoshop-lagen om te zetten in slimme objecten.
Met slimme objecten kunt u:
Transformaties uitvoeren zonder de oorspronkelijke gegevens te wijzigen. U kunt een laag schalen, roteren of verdraaien
zonder verlies van oorspronkelijke afbeeldingsgegevens of kwaliteit, want de transformaties hebben geen invloed op de
oorspronkelijke gegevens. (Bepaalde transformatie-opties, zoals Perspectief en Vervormen, zijn niet beschikbaar.)
Werken met vectorgegevens, zoals vectorillustraties uit Illustrator, die anders in pixels zouden worden omgezet in
Photoshop.
Niet-destructieve filters toepassen. U kunt filters die op slimme objecten zijn toegepast op ieder gewenst moment
bewerken.
Eén slim object bewerken en alle gekoppelde varianten automatisch bijwerken.