Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
296
Een slim object omzetten in een laag
Als u een slim object omzet in een normale laag, wordt de inhoud met de huidige afmetingen omgezet in pixels. Zet een
slim object alleen om in een standaardlaag als u de slimme-objectgegevens niet meer wilt bewerken. U kunt transformaties,
verdraaiingen en filters die u op een slim object het toegepast niet meer bewerken als u het slimme object hebt omgezet in
pixels.
❖ Selecteer het slimme object en kies Laag > Omzetten in pixels > Slim object.
Als u het slimme object opnieuw wilt maken, selecteert u de oorspronkelijke lagen van het object opnieuw en begint u weer
van voren af aan. De transformaties die op het originele slimme object zijn toegepast, blijven niet behouden in het nieuwe
slimme object.
Slimme filters
Alle filters die op een slim object worden toegepast, zijn slimme filters. Slimme filters worden in het palet Lagen
weergegeven onder de laag met het slimme object waarop ze zijn toegepast. Slimme filters zijn niet-destructief, omdat u ze
kunt aanpassen, verwijderen of verbergen.
U kunt elk willekeurig Photoshop-filter toepassen als een slim filter, met uitzondering van Extraheren, Uitvloeien,
Patroonmaker en Perspectiefpunt. Bovendien kunt u de aanpassingen Schaduw/hooglicht en Variaties toepassen als
slimme filters.
U werkt als volgt met slimme filters: selecteer een laag met een slim object, kies een filter en stel filteropties in. Nadat u een
slim filter hebt toegepast, kunt u het aanpassen, opnieuw rangschikken of verwijderen.
Als u de weergave van slimme filters wilt samenvouwen of juist wilt uitvouwen, klikt u op het driehoekje naast het
pictogram voor slimme filters rechts van de slimme-objectlaag in het palet Lagen. (Op deze manier kunt u ook laagstijlen
weergeven of verbergen). U kunt ook Paletopties kiezen in het menu van het palet Lagen en vervolgens Nieuwe effecten
uitbreiden selecteren in het dialoogvenster.
U kunt slimme-filtereffecten selectief maskeren met gebruik van filtermaskers. Zie “Maskers voor slimme filters” op
pagina 298.
Opmerking: Als u een bestand met daarin een slimme-objectlaag met een slim filter opent in Photoshop, blijven de slimme-
filtereffecten behouden, inclusief de filtermaskers. Als u de slimme-objectlaag daarna bewerkt, worden de slimme filters van de
laag echter niet weergegeven. U kunt filtermaskers niet bewerken in Photoshop.
Op www.adobe.com/go/vid0004_nl vindt u een video over slimme filters.
Een slim filter toepassen
1 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Als u een slim filter wilt toepassen op een volledige laag met een slim object, selecteert u de laag in het palet Lagen.
• Als u de effecten van het slimme filter wilt beperken tot een geselecteerd gebied van een laag met een slim object, maakt
u een selectie.
• Als u een slim filter wilt toepassen op een standaardlaag, selecteert u de laag en kiest u Filter > Omzetten voor slimme
filters en klikt u op OK.
2 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Kies een filter in het menu Filter. U kunt alle filters kiezen, ook filters van externe leveranciers die ondersteuning bieden
voor slimme filters. De enige filters die u niet kunt kiezen, zijn Extraheren, Uitvloeien, Patroonmaker en Perspectiefpunt.
• Kies Afbeelding > Aanpassingen > Schaduw/hooglicht of Afbeelding > Aanpassingen > Variaties.
Opmerking: Als u een of meerdere filters toepast via de Filtergalerie, worden de filters als een groep met de naam 'Filtergalerie'
weergegeven in het palet Lagen. U kunt de filters in een filtergalerie niet opnieuw rangschikken. U kunt afzonderlijke filters
bewerken door te dubbelklikken op een vermelding in een filtergalerie.
3 Stel filteropties in en klik op OK.










