Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
369
Filters op lagen toepassen U kunt filters op afzonderlijke lagen toepassen of een effect opbouwen door filters op diverse
achtereenvolgende lagen toe te passen. Om een filter effect te laten hebben op een laag, moet de laag zichtbaar zijn en pixels
bevatten - bijvoorbeeld een neutrale vulkleur.
Filters op afzonderlijke kanalen toepassen Het is mogelijk een filter op een afzonderlijk kanaal toe te passen, op elk
kleurkanaal een ander effect toe te passen of steeds hetzelfde filter met andere instellingen toe te passen.
Achtergronden maken Door effecten toe te passen op vormen met volle kleuren of grijswaarden, kunt u allerlei
achtergronden en structuren maken. Vervolgens kunt u deze structuren bijvoorbeeld laten vervagen. Hoewel sommige
filters weinig of geen zichtbaar effect hebben als ze op volle kleuren worden toegepast (bijvoorbeeld Glas), produceren
andere filters interessante effecten.
Meerdere effecten combineren met maskers of afbeeldingen dupliceren/gedupliceerde afbeeldingen Als u met maskers
selectiegebieden maakt, hebt u meer controle over de overgang van het ene naar het andere effect. U kunt de selectie die u
met een masker hebt gemaakt, bijvoorbeeld filteren.
Ook kunt u met het Historiepenseel een filtereffect op een deel van de afbeelding tekenen. Pas eerst het filter op een
volledige afbeelding toe. Ga vervolgens een stap terug in het palet Historie naar de status van de afbeelding voordat de
filter werd toegepast en stel de bron van het historiepenseel in op de gefilterde status. Teken vervolgens de afbeelding.
Beeldkwaliteit en consistentie verbeteren U kunt onvolkomenheden wegwerken, afbeeldingen veranderen of verbeteren,
of een relatie tussen afbeeldingen realiseren door hetzelfde effect op beide toe te passen. Gebruik het palet Handelingen om
de gemaakte stappen vast te leggen die u maakt om één afbeelding te wijzigen, en pas deze handeling vervolgens toe op de
andere afbeelding.
Filterprestaties verbeteren
Sommige filterelementen kosten veel geheugen, vooral als ze op een afbeelding met een hoge resolutie worden toegepast.
❖ U kunt de volgende handelingen uitvoeren om de prestaties te verbeteren:
• Probeer de filters en instellingen uit op een klein gedeelte van de afbeelding.
• Pas het effect toe op de afzonderlijke kanalen, bijvoorbeeld op alle RGB-kanalen, als het om een grote afbeelding gaat en
u problemen hebt met onvoldoende geheugen. (Bij sommige filters krijgt u andere effecten als u ze op een afzonderlijk
kanaal in plaats van op het samengestelde kanaal toepast, met name als het filter willekeurig pixels wijzigt.)
• Maak voordat u het filter toepast, geheugen vrij met de opdracht Leegmaken.
• Wijs meer RAM-geheugen aan Photoshop toe. Sluit indien nodig andere toepassingen af om meer geheugen beschikbaar
te maken voor Photoshop.
• Verander de instellingen om de snelheid van geheugenintensieve filters, zoals de filters Belichtingseffecten, Knipsel,
Gebrandschilderd glas, Chroom, Rimpel, Spetters, Sproeilijn en Glas te verhogen. (Maak bijvoorbeeld de cellen groter
bij het filter Gebrandschilderd glas. Kies bij het filter Knipsel een hogere waarde voor Eenvoud rand of een kleinere
waarde voor Precisie rand of beide.)
• Zet, als u op een grijswaardenprinter wilt afdrukken, een kopie van de afbeelding om in grijswaarden voordat u filters
toepast. Als u een filter op een afbeelding in kleur toepast en de afbeelding vervolgens in grijswaarden omzet, krijgt u
echter niet altijd hetzelfde effect als bij toepassing van het filter op een versie van de afbeelding in grijswaarden.
Zie ook
“De opdrachten Ongedaan maken of Opnieuw gebruiken” op pagina 48










