Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
379
3 Sleep de schuifregelaar Schaal om de grootte van het structuurpatroon te vergroten of te verkleinen.
4 Sleep de regelaar bij Reliëf (indien beschikbaar) om de diepte van het oppervlak van de structuur aan te passen.
5 Selecteer Omkeren om de schaduwen en de hooglichten in de structuur om te keren.
6 Geef (indien beschikbaar) onder Licht de richting van de lichtbron op de afbeelding aan.
Niet-vervormde gebieden definiëren
Bij de filters Verplaats, Schuin en Golf in het submenu Vervorm en het filter Verschuiven in het submenu Overige kunt u
gebieden die niet door het filter zijn gedefinieerd (of onbeschermd zijn), als volgt behandelen:
Beeld omslaan Hiermee vult u het niet-gedefinieerde gebied op met gegevens uit de tegenoverliggende rand van de
afbeelding.
Hoekpixels herhalen Breidt de kleuren van pixels uit langs de rand van de afbeelding in de aangegeven richting. Er kan
vervorming ontstaan als de randpixels verschillende kleuren hebben.
Naar achtergrond (alleen filter Verschuiven) Met dit filter vult u het geselecteerde gebied met de huidige achtergrondkleur.
Het filter Stof & krassen gebruiken
1 Kies Filter > Ruis > Stof & krassen.
2 Pas indien nodig de zoominstelling van de voorvertoning aan totdat het gebied met de ruis zichtbaar is.
3 Sleep de schuifregelaar bij Drempel naar links (naar 0) om de waarde uit te schakelen, zodat u alle pixels in de selectie of
de afbeelding kunt zien.
Met Drempel bepaalt u hoe verschillend de pixelwaarden moeten zijn om te worden verwijderd.
Opmerking: Met de schuifregelaar bij Drempel hebt u meer controle over waarden tussen 0 en 128, het meest voorkomende
bereik voor afbeeldingen, dan over waarden tussen 128 en 255.
4 Sleep de schuifregelaar bij Straal naar links of rechts, of voer in het tekstvak een waarde tussen 1 en 16 pixels in. De Straal
bepaalt de grootte van het gebied waarin wordt gezocht naar ongelijksoortige pixels.
Als u de straal groter maakt, vervaagt de afbeelding. Gebruik de kleinste waarde waarbij defecten worden verwijderd.
5 Verhoog de drempel geleidelijk door een waarde in te voeren of de schuifregelaar naar de hoogst mogelijke waarde te
slepen waarbij u de defecten kunt opheffen.
Het filter Verplaats toepassen
Bij het filter Verplaats wordt een selectie verschoven met een kleurwaarde uit de verplaatsingsafbeelding: 0 is de maximale
negatieve verschuiving en 255 is de maximale positieve verschuiving. Bij een grijswaarde van 128 is er geen verplaatsing.
Als een verplaatsingsafbeelding één kanaal heeft, wordt de afbeelding verschoven over een diagonaal die door de
verhouding tussen de horizontale en verticale schaal wordt gedefinieerd. Als de verplaatsingsafbeelding meer dan één
kanaal heeft, wordt de horizontale verplaatsing door het eerste kanaal bepaald en de verticale verplaatsing door het tweede
kanaal.
Met dit filter maakt u verplaatsingsafbeeldingen op basis van een bestand met samengevoegde lagen dat in de Adobe
Photoshop-indeling is opgeslagen (behalve afbeeldingen in de bitmapmodus). U kunt ook bestanden gebruiken uit de map
Plug-Ins/Displacement Maps in de programmamap van Photoshop.
1 Kies Filter > Vervorm > Verplaats.
2 Voer een schaal in voor de grootte van de verplaatsing.
Als de horizontale en verticale schaal op 100% worden ingesteld, is de grootste verplaatsing 128 pixels (omdat bij
middengrijs geen verplaatsing plaatsvindt).
3 Als de verplaatsingsafbeelding niet even groot is als de selectie, geeft u aan hoe de verplaatsingsafbeelding in de
afbeelding moet passen. U selecteert Uitrekken tot passend om het formaat van de verplaatsingsafbeelding te veranderen
of Naast elkaar om de selectie op te vullen door de verplaatsingsafbeelding in een patroon te herhalen.