Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
381
Een eigen filter maken
1 Kies Filter > Overige > Aangepast. Het dialoogvenster Aangepast geeft een raster van tekstvakken weer waarin u
numerieke waarden kunt invoeren.
2 Selecteer het middelste tekstvak, waarin de pixel wordt weergegeven die wordt geëvalueerd. Voer de waarde in waarmee
u de helderheidswaarde van die pixel wilt vermenigvuldigen, van -999 tot en met +999.
3 Selecteer een tekstvak dat een aangrenzende pixel weergeeft. Voer de waarde in waarmee u de pixel in deze positie wilt
vermenigvuldigen.
Als u bijvoorbeeld de helderheidswaarde van de pixel direct rechts van de huidige pixel met 2 wilt vermenigvuldigen, voert
u in het tekstvak direct rechts van het middelste tekstvak 2 in.
4 Herhaal stap 2 en 3 voor alle pixels die u in de bewerking wilt opnemen. U hoeft niet in alle tekstvakken waarden in te
voeren.
5 Voer onder Schalen de waarde in waardoor u de som van de helderheidswaarden van de pixels die in de berekening zijn
opgenomen, wilt delen.
6 Voer onder Verschuiven de waarde in die u aan de uitkomst van de schaalberekening wilt toevoegen.
7 Klik op OK. Het eigen filter wordt op elke pixel in de afbeelding toegepast, één voor één.
Met de knoppen Opslaan en Laden kunt u eigen filters opslaan en opnieuw gebruiken.
Belichtingseffecten toevoegen
Het filter Belichtingseffecten toepassen
Met het filter Belichtingseffecten kunt u allerlei belichtingseffecten op RGB-afbeeldingen toepassen. U kunt ook met
structuren uit grijswaardenbestanden (de zogeheten grijsstructuren) 3D-achtige effecten creëren en uw eigen stijlen opslaan
en deze op andere afbeeldingen toepassen.
Opmerking: Het filter Belichtingseffecten werkt alleen op RGB-afbeeldingen.
1 Kies Filter > Rendering > Belichtingseffecten.
2 Kies onder Stijl een bepaald belichtingseffect.
3 Kies onder Soort licht een soort licht. Als u meerdere lichtbronnen gebruikt, kunt u door Aan te selecteren en te
deselecteren afzonderlijke lichten in- en uitschakelen.
4 U kunt de kleur van het licht veranderen door in het kleurvak in het gebied Soort licht van het dialoogvenster te klikken.
De kleurkiezer die u in het dialoogvenster Algemene voorkeuren hebt gekozen, wordt geopend.
5 U stelt de lichtkenmerken in door de bijbehorende schuifregelaar van de volgende opties te slepen:
Glans Hiermee bepaalt u hoeveel licht er van het oppervlak reflecteert (zoals op het oppervlak van een stuk fotopapier),
variërend van Zwak (weinig reflectie) tot Glanzend (veel reflectie).
Materiaal Hiermee bepaalt u wat beter reflecteert: het licht of het object waarop het licht schijnt. Plastic reflecteert de kleur
van het licht. Metaal reflecteert de kleur van het object.
Belichting Hiermee voegt u meer (positieve waarden) of minder (negatieve waarden) licht toe. Een waarde van 0 heeft geen
effect.
Omgeving Hiermee spreidt u het licht alsof het met ander licht in een kamer wordt gecombineerd, bijvoorbeeld zonlicht
of TL-verlichting. Kies een waarde van 100 om alleen de lichtbron te gebruiken of een waarde van -100 om de lichtbron te
verwijderen. U verandert de kleur van het omgevingslicht door in het kleurvak te klikken en in de kleurkiezer die verschijnt
een kleur te kiezen.
U kunt een licht dupliceren door Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt te houden en het licht in het
voorvertoningsvenster te slepen.
6 Als u een structuurvulling wilt gebruiken, kiest u onder Structuurkanaal een kanaal.










