Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
437
als is opgegeven. Beperkt ICC-profiel: deze optie is bestemd voor gebruik in draagbare apparaten zoals mobiele telefoons
en PDA's. Een JP2-bestand moet een beperkt ICC-profiel bevatten.
6 Kies een optimalisatievolgorde in het menu Volgorde:
Groter wordende miniatuur Bij deze optie wordt een reeks kleine miniatuurafbeeldingen weergegeven die steeds groter
worden totdat de volledige grootte van de afbeelding is bereikt.
Progressief Bij deze optie wordt een afbeelding weergegeven waarvan steeds meer details zichtbaar worden naarmate er
meer gegevens beschikbaar komen (bijvoorbeeld gegevens die via het web naar de webbrowser stromen). Progressieve
JPEG-afbeeldingen leveren iets grotere bestanden op en voor het weergeven ervan is meer RAM-geheugen nodig. Deze
afbeeldingen worden niet door alle toepassingen en weergavesoftware voor JPEG 2000 ondersteund.
Kleur Bij deze optie wordt de afbeelding eerst als grijswaardenafbeelding en vervolgens als kleurenafbeelding weergegeven.
Interessegebied Hiermee kunt u een alfakanaal kiezen om een interessegebied te definiëren als uw Photoshop-document
een of meerdere alfakanalen bevat.
Zodra het alfakanaal is geladen als interessegebied, kiest u een waarde voor Verbeteren om de kwaliteit van het
interessegebied te verhogen of te verlagen ten opzichte van de rest van de afbeelding. De optie Verbeteren heeft geen invloed
op de bestandsgrootte van de afbeelding. Het verbeteren van het gebied binnen het alfakanaal leidt dus tot een slechtere
kwaliteit van het gebied buiten het kanaal (en omgekeerd).
De opties Interessegebied en Verbeteren zijn niet beschikbaar als in het Photoshop-document geen alfakanaal is
opgenomen.
Opmerking: Het kanaal (alfa, steunkleur of snelmasker) waarmee u het interessegebied definieert, wordt verwijderd wanneer
u het JPEG 2000-bestand definitief opslaat.
7 Vergeet niet om in stap 6 een optimalisatievolgorde te kiezen als u wilt bekijken hoe de afbeelding in weergavesoftware
voor JPEG 2000 wordt weergegeven. Bij het openen van een afbeelding met de optie Voorvertoning wordt rekening
gehouden met de wijze waarop de afbeelding is geoptimaliseerd. In het gedeelte Voorbeeld downloaden van het
dialoogvenster JPEG 2000 kiest u een downloadsnelheid in het pop-upmenu om de geschatte downloadtijd van de
afbeelding te bekijken. Vervolgens klikt u op de knop Voorvertoning.
Als u de afbeelding beter wilt bekijken, kunt u in- of uitzoomen op de afbeelding met het pop-upmenu Zoompercentage
voorbeeld instellen. U kunt het weergavegebied voor de voorvertoning ook aanpassen met de gereedschappen Zoomen en
Handje.
8 Klik op OK om het JPEG 2000-afbeeldingsbestand te genereren.
Zie ook
“JPEG-indeling” op pagina 441
Lagen naar bestanden exporteren
U kunt lagen exporteren en opslaan als afzonderlijke bestanden in verschillende indelingen, zoals PSD, BMP, JPEG, PDF,
Targa en TIFF. Lagen krijgen automatisch een naam als ze worden opgeslagen. U kunt voor het genereren van namen opties
instellen.
1 Kies Bestand > Scripts > Lagen exporteren naar bestanden.
2 Klik bij Doel in het dialoogvenster Lagen exporteren naar bestanden op Bladeren om een doelmap voor de
geëxporteerde bestanden te selecteren. Standaard worden de gegenereerde bestanden opgeslagen in dezelfde map als het
bronbestand.
3 Typ een naam in het tekstvak Voorvoegsel bestandsnaam om een gemeenschappelijke naam op te geven voor de
bestanden.
4 Schakel de optie Alleen zichtbare lagen in als u alleen de lagen wilt exporteren waarvan de zichtbaarheid in het palet
Lagen is ingeschakeld. Gebruik deze optie als u niet alle lagen wilt exporteren. Schakel de zichtbaarheid uit van de lagen die
u niet wilt exporteren.
5 Kies een bestandsindeling in het menu Bestandstype. Stel de gewenste opties in.