Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
471
emulsie, de glanzende zijde is de basis. Vraag of uw drukker of printshop film met een positieve of negatieve emulsie nodig
heeft en in welke richting deze moet zijn gericht.
Achtergrond Met deze optie kunt u een achtergrondkleur selecteren die op de pagina wordt afgedrukt buiten het
afbeeldingsgebied. U kunt bijvoorbeeld een zwarte of gekleurde achtergrond kiezen wanneer u dias afdrukt op
filmopname-apparatuur. Voor deze optie klikt u op Achtergrond en selecteert u vervolgens een kleur in het dialoogvenster
Kleurkiezer. Dit is slechts een afdrukoptie. De afbeelding zelf wordt niet gewijzigd.
Kader Hiermee drukt u een zwart kader om een afbeelding af. Typ een nummer en kies een waarde om de breedte van het
kader aan te geven.
Afloop Met deze optie kunt u snijtekens binnen de afbeelding afdrukken in plaats van daarbuiten. Gebruik deze optie
wanneer u een kleiner gebied binnen de afbeelding wilt afdrukken. Typ een nummer en kies een waarde om de breedte van
de afloop aan te geven.
Raster Hiermee kunt u de rasterfrequentie en de stipvorm instellen voor elk raster dat in het afdrukproces wordt gebruikt.
Bijstellen Hiermee past u bijstelfuncties aan, die gewoonlijk worden gebruikt voor het compenseren van de puntverbreding
of puntversmalling, die kunnen optreden wanneer een afbeelding naar film wordt overgezet. Deze optie wordt alleen
herkend wanneer u direct vanuit Photoshop afdrukt of wanneer u het bestand in EPS-indeling opslaat en het afdrukt naar
een PostScript-printer. U wordt aangeraden de instellingen voor het opvangen van puntverbreding aan te passen in het
dialoogvenster CMYK-instelling. Bijstelfuncties zijn echter nuttig ter compensatie van puntverbreding als gevolg van een
slecht gekalibreerd uitvoerapparaat.
Interpolatie Hiermee wordt de gerafelde weergave van een afbeelding met een lage resolutie verbeterd doordat tijdens het
afdrukken de pixels automatisch opnieuw worden berekend en verhoogd. Het opnieuw berekenen van pixels kan echter tot
gevolg hebben dat de afbeelding minder scherp wordt. Bepaalde PostScript Level 2-printers (of hoger) zijn uitgerust met
interpolatiefuncties. Als uw printer niet over deze functionaliteit beschikt, heeft deze optie geen effect.
Zie “Vectorgegevens afdrukken” op pagina 465 of “De coderingsmethode wijzigen” op pagina 474 voor informatie over de
opties Inclusief vectorgegevens of Codering.
Zie ook
“Het aantal pixels wijzigen” op pagina 61
Halftoonrasterattributen selecteren
Halftoonrasterattributen zijn onder andere rasterfrequentie en stipvorm. Deze worden ingesteld voor elk raster dat in het
afdrukproces wordt gebruikt. Voor kleurscheidingen moet de voorbereider ook een hoek opgeven voor elk van de
kleurrasters. Als u de rasters instelt onder verschillende hoeken, zorgt u ervoor dat de stippen van de vier rasters in elkaar
overvloeien en continukleur lijken. Op deze wijze produceert u geen moiré-patronen.
Halftoonrasters bestaan uit stippen die bepalen hoeveel inkt wordt geplaatst op een specifieke locatie op de pers. De grootte
en dichtheid van de stippen worden gevarieerd. Hierdoor lijken verschillende grijswaarden of continukleuren in een
afbeelding te zijn gebruikt. Voor een afbeelding in proceskleuren worden vier halftoonrasters gebruikt: cyaan, magenta, geel
en zwart, een voor elke inkt die wordt gebruikt in het afdrukproces.
Halftoonraster met zwarte inkt
45
0