Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
543
• Als u meerdere, niet-aaneengesloten frames wilt selecteren, houdt u Ctrl (Windows) of Command (Mac OS) ingedrukt
en klikt u op de frames die u aan de selectie wilt toevoegen.
• Wanneer u alle frames wilt selecteren, kiest u Alle frames selecteren in het menu van het palet Animatie.
• Als u de selectie van een frame in een selectie van meerdere frames ongedaan wilt maken, houdt u Ctrl (Windows) of
Command (Mac OS) ingedrukt en klikt u op dat frame.
Animatieframes bewerken
1 Selecteer een of meerdere frames in het palet Animatie (in de frameanimatiemodus).
2 Ga als volgt te werk:
• Als u de inhoud van objecten in animatieframes wilt bewerken, gebruikt u het palet Lagen om de lagen in de afbeelding
te wijzigen die van invloed zijn op dat frame.
• Als u de positie van een object in een animatieframe wilt wijzigen, selecteert u de laag met het object in het palet Lagen
en sleept u de laag naar een nieuwe positie.
Opmerking: In het palet Animatie kunt u meerdere frames selecteren en de positie van deze frames wijzigen. Wanneer u echter
meerdere, niet-aaneengesloten frames sleept, worden de frames in de nieuwe positie aaneengesloten geplaatst.
• Kies Frames omkeren in het menu van het palet Animatie als u de volgorde van de animatieframes wilt omkeren.
Opmerking: De frames die u wilt omkeren, hoeven niet aaneengesloten te zijn. U kunt elke reeks geselecteerde frames omkeren.
• Wanneer u geselecteerde frames wilt verwijderen, selecteert u Frame verwijderen in het menu van het palet Animatie.
Vervolgens klikt u op de knop met de prullenbak en op Ja om het verwijderen te bevestigen. U kunt het geselecteerde
frame ook naar de knop met de prullenbak slepen.
Zie ook
“Animatieframes selecteren” op pagina 542
Kenmerken van lagen in animaties wijzigen
Met de knoppen voor verenigen in het palet Lagen (Laagpositie verenigen, Zichtbaarheid laag verenigen en Laagstijl
verenigen) bepaalt u hoe de wijzigingen die u doorvoert in kenmerken van het actieve animatieframe worden toegepast op
de andere frames in dezelfde laag. Wanneer u een verenigingsoptie inschakelt, wordt dat kenmerk gewijzigd in alle frames
in de actieve laag. Wanneer u de optie uitschakelt, worden wijzigingen alleen toegepast op het actieve frame.
Met de optie Frame 1 doorgeven in het palet Lagen bepaalt u eveneens hoe de wijzigingen die u aanbrengt in kenmerken
van het eerste frame, worden toegepast op de andere frames in dezelfde laag. Als deze optie is geselecteerd, kunt u een
kenmerk in het eerste frame wijzigen en worden alle volgende frames in de actieve laag aangepast ten opzichte van het eerste
frame (en blijft de animatie die u al hebt gemaakt, behouden).
Laageigenschappen verenigen
1 Wijzig in het palet Animatie (in de frameanimatiemodus) het kenmerk van één frame.
2 Klik in het palet Lagen op Laagpositie verenigen , Zichtbaarheid laag verenigen of Laagstijl verenigen om het
gewijzigde kenmerk toe te passen op alle andere frames in de actieve laag.
Frame 1 doorgeven
1 Wijzig in het palet Animatie (in de frameanimatiemodus) het kenmerk van het eerste frame.
2 Selecteer de optie Frame 1 doorgeven in het palet Lagen.
Het gewijzigde kenmerk wordt toegepast op (ten opzichte van) alle volgende frames in een laag.
U kunt ook frames doorgeven door Shift ingedrukt te houden en een groep opeenvolgende frames in de laag te selecteren en
vervolgens een kenmerk in een van de geselecteerde frames te wijzigen.










