Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
548
1. Maak een nieuw document.
Geef het formaat en de achtergrondinhoud op. Zorg ervoor dat de pixelverhouding en de pixelafmetingen geschikt zijn voor
de uitvoer van de animatie. Stel de kleurmodus in op RGB. Houd de resolutie van 72 ppi, de bitdiepte van 8 bpc en de
pixelverhouding voor vierkante pixels aan, tenzij u speciale redenen hebt om andere instellingen te gebruiken.
2. Geef de documenttijdlijninstellingen op in het menu van het palet Animatie.
Stel de duur en beeldfrequentie in. Zie “De tijdlijnduur en beeldfrequentie opgeven (Photoshop Extended)” op pagina 526.
3. Voeg een laag toe.
Voeg een van de volgende elementen toe:
Een nieuwe laag voor het toevoegen van inhoud.
Een nieuwe videolaag voor het toevoegen van video-inhoud.
Een nieuwe lege videolaag voor het klonen van inhoud of voor het maken van met de hand getekende animaties.
4. Voeg inhoud aan de laag toe.
5. (Optioneel) Voeg een laagmasker toe.
U kunt een laagmasker gebruiken als u slechts een gedeelte van de laaginhoud wilt weergeven. Desgewenst kunt u het
laagmaskervananimatievoorzienomgedurendeeentijdsperiodeverschillendedelenvandelaaginhoudweertegeven.Zie
“Laagmaskers toevoegen” op pagina 302.
6. Verplaats de huidige-tijdindicator naar het gewenste frame of de gewenste tijd voor het eerste keyframe.
Zie “Keyframes gebruiken om laageigenschappen van animatie te voorzien (Photoshop Extended)” op pagina 549.
7. Schakel het gebruik van keyframes voor een laageigenschap in.
Klik op het driehoekje naast de laagnaam. Een omgekeerd driehoekje geeft de eigenschappen van de laag aan. Klik op
Tijd/verandering stopwatch om het eerste keyframe in te stellen voor de laageigenschap waarop u animatie wilt toepassen.
U kunt per keer keyframes voor meer dan één laageigenschap instellen.
8. Verplaats de huidige-tijdindicator en wijzig een laageigenschap.
Verplaats de huidige-tijdindicator naar de tijd of het frame waar de eigenschap van de laag verandert. Voer een van de
volgende handelingen uit:
Wijzig de positie van de laag, zodat de laaginhoud beweegt.
Wijzig de dekking van de laag om de inhoud meer of minder te laten vervagen.
Wijzig de positie van een laagmasker om verschillende delen van de laag weer te geven.
Schakel een laagmasker in of uit.
Voor sommige soorten animaties, zoals het wijzigen van de kleur van een object of het compleet wijzigen van de inhoud
van een frame, moet u extra lagen toevoegen met nieuwe inhoud.
Opmerking: Voor animatie van vormen past u animatie toe op het vectormasker en niet op het vormmasker. U gebruikt
hiervoor Tijd/verandering stopwatch voor Positie vectormasker of Vectormasker inschakelen.
9. Voeg extra lagen toe met inhoud en bewerk zo nodig de laageigenschappen hiervan.
10. Verplaats de laagduurbalk of snijd de balk bij om op te geven wanneer een laag wordt weergegeven in een
animatie.
Zie“Opgevenwanneereenlaagineenvideoofanimatiewordt weergegeven (Photoshop Extended)” op pagina 537 en “Een
werkgebied instellen (Photoshop Extended)” op pagina 537.