Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
51
Opties voor het historielogbestand instellen
Mogelijk dient u goed bij te houden wat er met een bestand is gebeurd in Photoshop, voor uw eigen administratie, die van
uw klanten of voor juridische doeleinden. Met het historielogbestand kunt u een tekstuele historie bijhouden van
wijzigingen die u in een afbeelding hebt aangebracht. U kunt de metagegevens van het historielogbestand bekijken met
behulp van Adobe Bridge of het dialoogvenster Bestandsinfo.
U kunt de tekst exporteren naar een extern logbestand of u kunt de gegevens opslaan in de metagegevens van bewerkte
bestanden. Wanneer u veel bewerkingen opslaat als metagegevens van het bestand zal de bestandsgrootte toenemen en zal
het meer tijd kosten om dergelijke bestanden te openen en op te slaan.
Als u er zeker van wilt zijn dat er niet met het logbestand kan worden geknoeid, slaat u het bewerkingslogboek op in de
metagegevens van het bestand en ondertekent u het logbestand digitaal met Adobe Acrobat.
Standaard worden de gegevens van het historielogbestand van iedere sessie opgeslagen als in de afbeelding ingesloten
metagegevens. U kunt opgeven waar u de historielogbestandgegevens wilt opslaan en hoeveel gegevens het
historielogbestand moet bevatten.
1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS).
2 Klik op Historielogbestand om deze optie in of juist uit te schakelen.
3 Kies een van de volgende opties in het gedeelte Historielogbestand:
Metagegevens Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand opgeslagen als in het bestand
ingesloten metagegevens.
Tekstbestand Door deze optie te selecteren, worden de gegevens van het historielogbestand geëxporteerd naar een
tekstbestand. U wordt gevraagd het tekstbestand een naam te geven en een locatie te kiezen waarin u het wilt opslaan.
Beide Hiermee slaat u metagegevens op in het bestand en maakt u een tekstbestand.
Opmerking: Als u het tekstbestand wilt opslaan op een andere locatie of een ander tekstbestand wilt opslaan, klikt u op de knop
Kiezen. Vervolgens geeft u aan waar u het tekstbestand wilt opslaan, geeft u het bestand desgewenst een naam en klikt u op
Opslaan.
4 Kies een van de volgende opties in het menu Logonderdelen bewerken:
Alleen sessies HetsysteemhoudtbijwanneeruPhotoshopstartofafsluitenelkekeerwanneerubestandenopentensluit
(met elke bestandsnaam van afbeeldingen). Neemt geen informatie op over de bewerkingen die in het bestand hebben
plaatsgevonden.
Bondig Kies deze optie als u behalve de sessiegegevens de tekst wilt opnemen die verschijnt in het palet Historie.
Gedetailleerd Kies deze optie als u naast de bondige gegevens ook de tekst die verschijnt in het palet Handelingen wilt
opnemen in het logbestand. Kies Gedetailleerd als u een complete historie nodig hebt van alle wijzigingen die zijn
aangebracht in de bestanden.
Opname van een afbeelding maken
Met de opdracht Opname kunt u een tijdelijke kopie (of opname) maken van elke staat van de afbeelding. De nieuwe
opname wordt toegevoegd aan de lijst met opnamen boven aan het palet Historie. Wanneer u een opname selecteert, kunt
u verder werken vanaf die versie van de afbeelding.
Opnamen lijken op de staten die in het palet Historie worden weergegeven, maar hebben een aantal voordelen:
• U kunt opnamen benoemen, zodat u deze gemakkelijk kunt herkennen.
• U kunt opnamen gedurende een volledige werksessie opslaan.
• U kunt effecten eenvoudig vergelijken. U kunt bijvoorbeeld een opname maken vóór en na het toepassen van een filter.
Vervolgens selecteert u de eerste opname en probeert u verschillende filterinstellingen uit. Door te schakelen tussen de
opnamen kunt u bepalen aan welke instellingen u de voorkeur geeft.
• Met behulp van opnamen kunt u uw werk gemakkelijk herstellen. Wanneer u een complexe bewerking of handeling
uitvoert, is het verstandig om eerst een opname te maken. Is het resultaat niet naar wens, dan kunt u alle stappen
ongedaan maken door de opname te selecteren.










