Operation Manual

PHOTOSHOP CS3
Handboek
598
4. Bekijk een voorvertoning van het document met iedere gegevensset.
Om te kunnen zien hoe uw afbeeldingen er uiteindelijk uitzien, kunt u deze voorvertonen voordat u de bestanden
exporteert. (Zie “Een gegevensset voorvertonen of toepassen” op pagina 600.)
5. Genereer uw afbeeldingen door deze met de gegevens te exporteren.
U kunt uw afbeeldingen als Photoshop-bestanden (.PSD) exporteren. (Zie “Afbeeldingen genereren met behulp van
gegevenssets” op pagina 601.)
Verschillende versies van een afbeelding maken met variabelen
A. Bronbestandssjabloon B. Gebruiker definieert lagen als variabelen. C. Van een afbeelding kunnen verschillende versies met afzonderlijke
gegevenssets worden gemaakt.
Variabelen definiëren
U gebruikt variabelen om te bepalen welke elementen in een sjabloon kunnen worden gewijzigd. U kunt drie typen
variabelen definiëren. Met variabelen voor zichtbaarheid kunt u de inhoud van een laag weergeven of verbergen. Met
variabelen voor pixelvervanging kunt u de pixels in de laag vervangen door pixels uit een ander afbeeldingsbestand. Met
variabelen voor tekstvervanging kunt u een tekstreeks in een tekstlaag vervangen.
Opmerking: GoLive herkent alle variabelen voor tekst en zichtbaarheid, behalve variabelen voor pixelvervanging.
C
B
A
Daisy
Daisy
Rose
Rose
Lily
Lily
Flower