Operation Manual
PHOTOSHOP CS3
Handboek
62
Photoshop wijzigt het aantal pixels in afbeeldingen met gebruik van een interpolatiemethode en wijst zo kleurwaarden toe
aan nieuwe pixels die zijn gebaseerd op de kleurwaarden van bestaande pixels. U kunt kiezen welke methode u wilt
gebruiken in het dialoogvenster Afbeeldingsgrootte.
Naaste buur Een snelle, maar minder precieze methode waarbij de pixels in een afbeelding worden gedupliceerd. Deze
methode is bestemd voor illustraties met randen waarop geen anti-aliasing is toegepast, zodat scherpe randen behouden
blijven en een kleiner bestand ontstaat. Het nadeel van deze methode is dat oneffen effecten kunnen ontstaan, die zichtbaar
worden wanneer een afbeelding wordt vervormd of geschaald of wanneer u verschillende bewerkingen uitvoert op een
selectie.
Bilineair Een methode waarbij pixels worden toegevoegd door het gemiddelde te nemen van de kleurwaarden van de
omliggende pixels. Dit levert resultaten van gemiddelde kwaliteit op.
Bicubisch Een langzamere maar meer precieze methode op basis van een onderzoek van de waarden van de omliggende
pixels. Bicubisch maakt gebruik van complexere berekeningen en levert vloeiender toongradaties op dan Naaste buur of
Bilineair.
Bicubisch vloeiender Een geschikte methode voor het vergroten van afbeeldingen op basis van Bicubische interpolatie,
maar ontworpen voor het produceren van vloeiender resultaten.
Bicubisch scherper Een geschikte methode voor het verkleinen van de afbeeldingsgrootte op basis van Bicubische
interpolatie met verbeterd verscherpen. Met deze methode blijven de details behouden wanneer u het aantal pixels wijzigt.
Als Bicubisch scherper sommige gebieden van een afbeelding te scherp maakt, probeert u Bicubisch.
U kunt ook een standaardinterpolatiemethode opgeven die dan steeds wordt gebruikt wanneer Photoshop het aantal pixels
in afbeeldingsgegevens moet wijzigen. Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren >
Algemeen (Mac OS) en kies vervolgens een methode in het menu Interpolatie van afbeeldingen.
Zie ook
“Afbeeldingen verscherpen” op pagina 197
De pixelafmetingen van een afbeelding wijzigen
Wanneer u de pixelafmetingen van een afbeelding wijzigt, wijzigt u niet alleen de grootte van de afbeelding op het scherm,
maar ook de kwaliteit en de afdrukkenmerken van de afbeelding, hetzij de afgedrukte afmetingen of de afbeeldingsresolutie.
1 Kies Afbeelding > Afbeeldingsgrootte.
2 Selecteer Verhoudingen behouden als u de huidige verhouding tussen pixelbreedte en pixelhoogte wilt behouden. Als
deze optie is ingeschakeld, wordt de breedte automatisch bijgewerkt wanneer u de hoogte wijzigt en omgekeerd.
3 Voer bij Pixelafmetingen waarden in voor Breedte en Hoogte. U kunt waarden invoeren als percentages van de huidige
afmetingen door Percentage te kiezen als de maateenheid. De nieuwe bestandsgrootte voor de afbeelding verschijnt boven
in het dialoogvenster Afbeeldingsgrootte, met de oude bestandsgrootte tussen haakjes.
4 Zorg dat Nieuwe beeldpixels berekenen is geselecteerd en kies een interpolatiemethode.
5 Als de afbeelding lagen bevat waarop stijlen zijn toegepast, selecteert u Stijlen schalen om de effecten in de afbeelding te
schalen wanneer de grootte van de afbeelding is gewijzigd. Deze optie is alleen beschikbaar als u Verhoudingen behouden
hebt geselecteerd.
6 Als u de gewenste opties hebt ingesteld, klikt u op OK.
Als u een afbeelding kleiner maakt, verkrijgt u het beste resultaat door eerst het aantal pixels te verkleinen en vervolgens
het filter Onscherp masker toe te passen. Als u een grotere afbeelding wilt, kunt u de afbeelding het best opnieuw scannen,
maar met een hogere resolutie.
De afdrukafmetingen en de resolutie wijzigen
Wanneer u een afbeelding maakt voor gedrukte media, is het handig de afbeeldingsgrootte op te geven aan de hand van de
afdrukafmetingen en de afbeeldingsresolutie. Deze twee waarden, die samen de documentgrootte vormen, bepalen het
totale aantal pixels en daardoor de bestandsgrootte van de afbeelding. De documentgrootte bepaalt verder de basisgrootte










