Operation Manual

818 22 83-01/3 71
Geluiden als het apparaat in bedrijf is
De volgende geluiden zijn karakteristiek voor koelapparaten:
Klikken
Altijd als de compressor in- of uitgeschakeld wordt, is een klikgeluid
te horen.
Zoemen
Zodra de compressor werkt, is een zoemgeluid te horen.
Borrelen/kabbelen
Als koelvloeistof door dunne buisjes stroomt, is een borrelend of kab-
belend geluid te horen. Ook na het uitschakelen van de compressor is
dit geluid nog korte tijd te horen.
Geruis
De ventilator veroorzaakt luchtstromingen waardoor geruis kan ontstaan.
Doel, normen, richtlijnen
Het koelapparaat is voor huishoudelijk gebruik bestemd en is met
inachtneming van de voor deze apparaten geldende normen gemaakt.
Bij de fabricage zijn speciaal die maatregelen genomen die vereist zijn
volgens de Duitse wet op de veiligheid van toestellen (GSG), de Duitse
voorschriften ter voorkoming van ongevallen bij koude-installaties
(VBG 20) en de bepalingen van de vereiniging van Duitse elektrotech-
nici (VDE).
De koudecirculatie is op dichtheid getest.
;
Dit apparaat voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:
– 73/23/EEG van 19.2.1973 - Laagspanningsrichtlijn
– 89/336/EEG van 3.5.1989
(met inbegrip van Wijzigingsrichtlijn 92/31/EWG) - EMC-richtlijn
Vaktermen
Koelmiddelen
Vloeistoffen die voor het opwekken van koude gebruikt kunnen wor-
den noemt men koelmiddelen. Ze hebben een verhoudingsgewijs laag
kookpunt, zo laag, dat de warmte van de in het koelapparaat opge-
slagen levensmiddelen het koelmiddel tot koken resp. verdampen kan
brengen.
Koelmiddelcircuit
Gesloten circuit, waarin zich het koelmiddel bevindt. Het koelmiddel-
circuit bestaat in principe uit een verdamper, een compressor, een
condensor en pijpleidingen.