User manual
11Bedienen van de oven
Ovenfuncties
Voor de oven zijn de volgende functies beschikbaar:
Rooster, baakplaat en vetopvangbak plaatsen
3 Uittrek- en kantelbeveiliging
Ter beveiliging tegen het uittrekken, hebben alle inschuifdelen aan de linker kant een
kleine bolling naar onderen.
Schuif de inschuifdelen er zo in dat de bolling in het bakgedeelte zich achterin bevindt.
Deze bolling is ook belangrijk voor de kantelbeveiliging van de inschuifdelen.
Baakplaat resp. vetopvangbak plaatsen:
Schuif de bakplaat resp. de vetopvangbak tus-
sen de geleidestangen van het gekozen niveau.
Ovenfunctie Toepassing
Hete luchtmet ring Voor het bakken op maximaal drie niveaus tegelijk.
Stel de temperatuur van de oven 20 tot 40 °C lager in dan bij
boven-/onderwarmte.
Pizza hetelucht Voor het bakken op een niveau voor gerechten die een inten-
sievere bruining en knapperigheid van de bodem vragen.
Stel de temperatuur van de oven 20 tot 40 °C lager in dan bij
boven-/onderwarmte.
Conventioneel Voor het bakken en braden op één niveau.
Infratherm Voor het braden van grotere stukken vlees of gevogelte op één
niveau.
Deze functie is ook geschikt voor gratineren.
Grill groot Voor het grilleren van vlakke levensmiddelen in grotere hoe-
veelheden en om te roosteren.
Grill klein Voor het grilleren van vlakke levensmiddelen, die in het mid-
den van het rooster worden geplaatst en om te roosteren.
Ontdooien Voor het gedeeltelijk of geheel ontdooien van bijvoorbeeld
gebak, boter, brood, fruit of andere bevroren levensmiddelen.
Onderwarmte Voor het afbakken van gebak met een brosse bodem.
Pyrolyse Voor pyrolytische zelfreiniging van de oven. Hierbij wordt ach-
tergebleven vuil in de oven verbrand. Na het afkoelen kunnen
de resten vervolgens uit de oven worden geveegd. De oven
wordt verhit tot circa 500 °C.