User manual
Beschrijving apparaat
818 35 65-01/2 73
Bedieningspaneel 
1 Toets AAN/UIT 
2 Toets voor temperatuurinstelling (voor warmere temperaturen)
3 Temperatuurindicatie
4 Toets voor temperatuurinstelling (voor koudere temperaturen)
5 Indicatie voor ingeschakelde COOLMATIC-functie (geel)
6 Toets COOLMATIC
7 Waarschuwingslampje (rood)
8 Toets WAARSCHUWING UIT 
(zie hoofdstuk "Controle- en Informatiesysteem") 
Toetsen voor het instellen van de temperatuur
De temperatuur wordt ingesteld via de
toetsen „+“ (WARMER) en „-“ (KOUDER).
De toetsen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „+“ (WARMER) of „-“ 
(KOUDER) wordt de temperatuurindicatie van de WERKELIJKE tempe-
ratuur (temperatuurindicatie brandt) op de GEWENSTE temperatuur 
(temperatuurindicatie knippert) omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE 
temperatuur 1 °C verder gesteld.
• Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na 
korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempera-
tuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de koelruimte moet heersen, kan op de op het 
display aanwezige temperaturen ingesteld worden. De GEWENSTE tem-
peratuur wordt met knipperende cijfers aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuurindicatie geeft de temperatuur aan die op dat moment 
werkelijk in de koelruimte heerst. De WERKELIJKE temperatuur wordt 
met brandende cijfers aangegeven.










