User manual

6
LET OP Gevaar voor letsel en/of beschadiging aan goederen! Trek steeds de
handrem aan en zet het voertuig in de versnelling! Bij een voertuig met automatische
transmissie zet u deze in de “Park-positie” en trekt u de handrem aan!
2.2.2 Tijdens de montage van het achteruitrijcamerasysteem mag u het voertuigen niet
gebruiken of starten!
2.2.3 Houdt u aan de veiligheidsvoorschriften, als zich het voertuig op bokken of op de brug
of derg. bevindt.
2.2.4 Voorzichtig! Gevaar voor elektrische spanning in het bereik van de bobine,
verdeelkap, bougiekabel en andere elektrische onderdelen in het voertuig!
2.2.5 Let op de veiligheidsaanwijzingen en het handboek van de voertuigfabrikant.
2.2.6 Voer de montage van het achteruitrijcamerasysteem alleen in een veilige omgeving uit!
Houdt kleding, haren, ledematen en het achteruitrijcamerasysteem uit de buurt van
beweegbare en hete motor- en voertuigonderdelen!
2.2.7 Let bij de inbouw er op, dat de kabels veilig en vast gelegd worden. Installeer deze niet
op elektrisch geleidende materialen. Indien de kabels door zijwanden met scherpe kanten
gelegd moeten worden, gebruik dan buizen of kabelgeleidingen om een beschadiging van de
kabels te voorkomen. Bescherm de kabels tegen beschadigingen en knik deze niet!
Beschadigde kabels moet onmiddellijk vervangen worden!
2.2.8 Kortsluitgevaar! Let bij het aansluiten van de camerakabel op de bordspanning van
het voertuig op de juiste polariteit. Let op de aanwijzingen in het handboek en de
schakelschema’s van de voertuigfabrikant!
2.2.9 Bij de inbouw van het achteruitrijcamerasysteem moet u er op letten, dat andere
systemen en apparaten niet belemmerd worden! . Let op de aanwijzingen in het handboek
van de voertuigfabrikant!
2.2.10 Koppel het apparaat direct af van de 12 V voeding van het voertuig, indien het
achteruitrijcamerasysteem niet juist werkt of beschadigd is.
2.2.11 Controleer of de ontsteking en alle verbruikers in het voertuig uitgeschakeld zijn,
voordat u begint met het monteren van het achteruitrijcamerasysteem!
2.2.12 Bij een ondeskundige inbouw van het achteruitrijcamerasysteem kunnen elektrische
onderdelen van het voertuig beschadigd raken. Dit kan een ongeval of brand veroorzaken.
LET OP! Gevaar voor persoonlijk letsel of beschadiging aan goederen!
2.2.13 Ook als de zekering in de 12 V-stekker geactiveerd wordt blijven de camera en het
achteruitrijcamerasysteem verder gebruiksklaar.
2.2.14 Als u twijfelt over de inbouw van het achteruitrijcamerasysteem, raadpleeg dan een
gekwalificeerde vakman of laat het door een vakman inbouwen.
2.2.15 Bij het schoonmaken of het verwijderen van vuil, ijs of sneeuw op de cameralens
moet u voorzichtig zijn dat deze geen krassen krijgt.
2.2.16 Draag tijdens de montage van het achteruitrijcamerasysteem geen metalen sierraden.
Daardoor kunnen kortsluiting of brandwonden ontstaan!
2.2.17 . Leg de kabels zodat niemand overheen kan vallen en de kabels niet door bijv.
scherpe kanten van voorwerpen beschadig worden. Leidt de kabels niet over hete
oppervlakken!