User manual

Beschrijving apparaat
16 818 2211-00/6
Bedieningspaneel
1 Toets AAN/UIT met lichtnetcontrolelampje (groen)
2 Temperatuurindicatie
3 Toetsen voor temperatuurinstelling
4 Toets TURBO met indicatie voor ingeschakelde TURBO-functie (geel)
5 Toets WAARSCHUWING UIT met waarschuwingslampje (rood)
(zie hoofdstuk "Controle- en Informatiesysteem")
Toetsen voor het instellen van de temperatuur
De temperatuur wordt ingesteld via de toetsen
„+“ (WARMER) en „-“ (KOUDER).
De toetsen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „+“ (WARMER) of „-“
(KOUDER) wordt de temperatuuraanwijzing van de WERKELIJKE tem-
peratuur (temperatuurindicatie brandt) op de GEWENSTE tempera-
tuur (temperatuurindicatie knippert) omgeschakeld.
• Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE
temperatuur 1 °C verder gesteld.
• Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuuraanwijzing
na korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempe-
ratuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in het apparaat heerst. De GEWENSTE temperatuur
wordt met knipperende cijfers aangegeven.
WERKELIJKE temperatuur betekent:
De temperatuuraanwijzing geeft de temperatuur aan die op dat
moment werkelijk in het apparaat heerst. De WERKELIJKE temperatuur
wordt met brandende cijfers aangegeven.
3
Bij ingeschakelde TURBO-functie kan er geen wijziging in de tempera-
tuurinstelling worden uitgevoerd.