Operation Manual

58
Beschrijving apparaat
Bedieningspaneel
1 Netspanninglampje (groen)
2 AAN/UIT-toets
3 Toets voor temperatuurinstelling (voor warmere temperaturen)
4 Temperatuurindicatie
5 Toets voor temperatuurinstelling (voor koudere temperaturen)
6 Lampje voor ingeschakelde FROSTMATIC-functie (geel)
• FROSTMATIC voor snel invriezen in de vriesruimte
7 FROSTMATIC-toets
8 Alarmlampje (rood)
9 Toets ALARM UIT (zie hoofdstuk “Controle- en informatiesysteem”)
Toetsen voor temperatuurinstelling
De temperatuurinstelling wordt
geregeld met behulp van de toetsen
„+“ (WARMER) en „-“ (KOUDER).
De toetsen zijn verbonden met de lampjes van de temperatuurindicatie.
• Door te drukken op één van de twee toetsen „+“ (WARMER) of „-“
(KOUDER) wordt de temperatuurindicatie van de WERKELIJKE tempe-
ratuur (een lampje brandt) op de GEWENSTE temperatuur (een
lampje knippert) omgeschakeld.
• Elke keer als er opnieuw op een van beide toetsen wordt gedrukt,
wordt de GEWENSTE temperatuur steeds een indicatievakje verder
gezet.
• Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na
korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempera-
tuur terug.
GEWENSTE temperatuur betekent:
De temperatuur die in de vriesruimte bereikt moet worden, kan inge-
steld worden op een in de indicatie aanwezige temperatuur. De
GEWENSTE temperatuur wordt knipperend aangegeven.