User manual
11
Bedienings- en controle-inrichting
Om de temperatuurregelaar te kunnen draaien is een munt nodig.
Daardoor wordt het per ongeluk verstellen van de temperatuurinstel-
ling bemoeilijkt (kinderbeveiliging).
Met de
temperatuurregelaar (6) kan de ener-
giezuinigste bewaartemperatuur traploos wor-
den ingesteld.
De optimale bewaartemperatuur is -18°C.
Op de thermometer kunt u de temperatuur
controleren.
De bedienings- en controle-inrichting omvat:
Het
groene controlelampje (4) brandt als het apparaat aan netspan-
ning aangesloten, de
schakelaar AAN/UIT (5) ingeschakeld is en de
temperatuurregelaar uit de stand „
•
“ is. In deze schakelstand is het
koelaggregaat automatisch in bedrijf.
Met de
temperatuurregelaar (6) kan de energiezuinigste bewaartem-
peratuur traploos worden ingesteld.
Snelvriesschakelaar (1) met geel controlelampje (2).
Het gele lampje brandt als de schakelaar (1) is ingeschakeld. Het koel-
aggregaat werkt dan continu.
– bij in gebruik nemen van het apparaat, als de bewaartemperatuur
nog niet bereikt is
– als de temperatuur niet laag genoeg meer is (storing)
– als grote hoeveelheden nog in te vriezen levensmiddelen in de kast
worden gelegd
– als de deur van het toestel te lang open staat.
Het
rode waarschuwingslampje (3) brandt als de temperatuur in de
vriesruimte hoger wordt dan –12°C.
Het stijgen van de temperatuur in de vriesruimte kan eventueel ver-
oorzaakt worden door
– vaak en lang de deur te openen;
– het opslaan van grotere hoeveelheden warme levensmiddelen;
– hoge omgevingstemperatuur;
– een functiestoring aan het koelsysteem.