User manual
12
Richtig lagern
Um die Lebensmittel möglichst lange frisch zu halten, beachten Sie bitte
folgendes:
• Keine warmen Speisen oder Flüssigkeiten in den Kühlschrank einstellen.
• Die Lebensmittel sollten abgedeckt oder eingewickelt werden.
• Die Lebensmittel müssen so eingelagert werden, daß die Luft frei zirkulie-
ren kann.
Nachstehend einige praktische Ratschläge:
Fleisch (alle Sorten) in Plastikfolie einpacken und auf die Glasplatte, die
sich über der Gemüseschale (über den Gemüseschalen) befindet, legen.
In dieser Lage kann das Fleisch längstens 1-2 Tage aufbewahrt werden.
Gekochte Nahrungsmittel, kalte Platten, usw. zugedeckt aufbewahren.
Sie können auf jede beliebige Ablage gelegt werden.
Innenausstattung
Abstellflächen
Die Abstellfläche aus Glas über den
Obst- und Gemüseschalen muß
immer in dieser Stellung verbleiben,
damit Obst und Gemüse länger frisch
bleiben. Die übrigen Abstellflächen
sind höhenverstellbar.
Dazu die Abstellfläche soweit nach
vorne ziehen, bis sie sich nach oben
oder unten abschwenken und
herausnehmen läßt.
Das Einsetzen in eine andere Höhe bitte in umgekehrter Reihenfolge vor-
nehmen.
Variable Innentür
Je nach Erfordernis können die Abstellfächer der Kühlraumtür nach oben
herausgenommen und in andere Aufnahmen umgesetzt werden.
D040
29
Interieur
Legvlakken
Naargelang het model is het appa-
raat voorzien van glas legvlakken.
Het legvlak van glazen boven de
groente- en fruitbakken moet altijd
op die plaats blijven liggen, opdat
groente en fruit langer vers blijven.
De overige legvlakken zijn in hoogte
verstelbaar:
Daartoe het legvlak zover naar voren trekken tot het naar boven of onde-
ren bewogen kan worden en eruit gehaald kan worden.
Om de legvlakken op een andere hoogte te zetten in omgekeerde volgorde
te werk gaan.
D040
- de plaats van het apparaat.
De temperaturen in koelruimte en vriesvak kunnen niet gescheiden geregeld
worden.
Als verse levensmiddelen snel moeten worden ingevroren, kunt u stand „6“
kiezen. Let u erop, dat de temperatuur in de koelruimte niet beneden 0°C
komt en zet de temperatuurregelaar tijdig op stand „3“ of „4“ terug.
Belangrijk!
Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en koude instelling
van de temperatuurregelaar (stand “5” tot “6”) kunnen er voor zorgen dat
de compressor continu werkt.
Zet in dat geval de temperatuurregelaar op een warmere stand (stand “3”
tot “4”). Bij deze instelling wordt de compressor geregeld en begint het ont-
dooien weer automatisch.
Klimaatschakelaar
Indien de temperatuur in het vertrek
waarin zich het apparaat bevindt
onder +16°C daalt, dient u de kli-
maatschakelaar in te drukken. Het
rode controlelampje licht op.
D710
A