User manual

Beschrijving apparaat
12
Bedieningspaneel
1 netcontrole-indicatie (groen)
2 toets AAN/UIT
3 toets voor temperatuurinstelling (voor warmere temperaturen)
4 temperatuurindicatie
5 toets voor temperatuurinstelling (voor koudere temperaturen)
6 indicatie voor ingeschakelde COOLMATIC-functie (geel)
• COOLMATIC voor intensief koelen in de koelruimte
7 toets COOLMATIC AAN/UIT
Toetsen voor temperatuurinstelling
De temperatuur wordt ingesteld via de
toetsen „+“ (WARMER) en „-“ (KOUDER).
De toetsen staan in verbinding met de temperatuurindicatie.
Door te drukken op één van de twee toetsen „+“ (WARMER) of „-“
(KOUDER) wordt de temperatuurindicatie van de WERKELIJKE tempe-
ratuur (temperatuurindicatie brandt) op de GEWENSTE temperatuur
(temperatuurindicatie knippert) omgeschakeld.
Met elke verdere druk op één van beide toetsen wordt de GEWENSTE
temperatuur 1°C verder gesteld.
Als geen toets wordt ingedrukt, schakelt de temperatuurindicatie na
korte tijd (ca. 5 sec.) automatisch weer op de WERKELIJKE tempera-
tuur terug.