User manual

9. AANWIJZINGEN EN TIPS
9.1 Milieutips
het wasgoed goed centrifugeert voordat u het in de droger stopt.
Overschrijd de laadvolumes die in het hoofdstuk over programma
´s worden beschreven niet.
Maak het filter na elke droogcyclus schoon.
Gebruik geen wasverzachter om te wassen en te drogen. In de
droogtrommel wordt uw wasgoed automatisch zacht.
Gebruik gedistilleerd water dat u ook voor stoomstrijken gebruikt.
Zuiver indien nodig het gedistilleerde water eerst (bijv. met een
koffiefilter) om deeltjes te verwijderen.
Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen aan de onderzijde van het
apparaat vrij zijn.
Zorg ervoor dat op de plaats waar het apparaat wordt
geïnstalleerd een goede luchtdoorstroom is.
9.2 Aanpassing van standaard droogniveaus
Wijzigen van het standaard droogniveau:
1. Schakel het apparaat in.
2. Selecteer 1 van de beschikbare programma's.
3. Druk tegelijkertijd op de knoppen Extra Stil en Opfrissen houd
deze ingedrukt.
Een van de symbolen verschijnt op het display:
- Maximaal droogniveau
- Extra droog
- Standaard droogniveau
4. Raak herhaaldelijk de knop Start/Pauze aan totdat u het
gewenste droogniveau bereikt.
Droogniveau Displaysymbolen
Maximaal droogni‐
veau
30/56