Operation Manual

64
Accumulatorstenen plaatsen (afb. 10 en 11)
De accumulatorstenen worden afzonderlijk verpakt geleverd.
Accumulatorstenen met lichte transportbeschadigingen mogen worden gebruikt. De werking van
het apparaat wordt daardoor niet beïnvloed.
Voor het plaatsen van de accumulatorstenen (9) moeten de verwarmingselementen (17) een klein
stukje worden opgetild (afb. 10).
De eerste accumulatorstenen met de kom voor het verwarmingselement naar boven toe op enige
afstand tot de rechter warmte-isolatie onder het verwarmingselement plaatsen en tegen zowel de
rechter als de achterste warmte-isolatie schuiven. De slobgaten vormen de verwarmingskanalen.
Er tijdens het optillen van de verwarmingselementen op letten dat de doorlopende gaten in de
warmte-isolatie aan de zijkant niet groter worden.
Als afsluiting de uit het interieur verwijderde afdekplaat (10) over de bovenste accumulatorstenen
schuiven (afb. 12).
2.5.2 Elektrische aansluiting
De verwarmingselementen worden met 3/N/PE ~ 50 Hz 400 V of bij de apparaten WSP 1210 F en
WSP 1810 F ook met 1/N/PE ~ 50 Hz 230 V aangesloten.
Een rechtstreekse aansluiting met NYM is ook mogelijk. Het aantal voedingsleidingen en leiding-
aders alsmede de leidingdiameters zijn afhankelijk van de aansluitwaarde van het apparaat en de
wijze waarop het apparaat op het net is aangesloten, alsmede van de bijzondere voorschriften van
de energieleverancier. Hierbij de bijbehorende schakelschema’s in acht nemen.
Bij het aansluiten van het apparaat op een automatische oplaadbesturing kan er ook spanning op
de klemmen A1/Z1 - A2/Z1 staan wanneer de zekeringen zijn verwijderd!
Aansluiting
Bij de elektrische aansluitleidingen eventueel zorgen voor een trekontlasting en overeenkomstig
het schakelschema in het apparaat (op de binnenkant van de rechter zijwand) of het aansluit-
schema aansluiten.
Wanneer de in de schakelruimte geplaatste beugel voor het bevestigen van de netaansluitklemmen
slecht toegankelijk is doordat aan de zijkant te weinig ruimte is overgelaten, dan kan de beugel –
nadat de schroef in de achterwand is losgedraaid (niet helemaal uitdraaien) – tijdens de aansluit-
werkzaamheden naar voren worden gezwenkt.
Tijdens het opladen moet op de klem „L” van de klemmenstrip X2 spanning staan (230 V).
Wanneer hiervoor geen afzonderlijke voedingspanning beschikbaar is, kunnen klem „L1” en klem
„L” met elkaar worden verbonden. In dit geval moet ook de klem „N” van de klemmenstrip X2 met
klem „N” van de klemmenstrip X1 worden verbonden (alleen mogelijk bij wandgemonteerde
thermostaten).
De aansluiting van de aardleider moet zonder meer goed zijn!
De leiding naar de aansluiting van een DC-besturingssignaal moet voor de aansluiting binnenin het
apparaat vanaf de trekontlasting tot de aansluitklem met een isoleerslang worden overtrokken!
Aansturing zonder verwarmingsbeveiliging
Wanneer geen verwarmingsbeveiliging wordt geïnstalleerd (door de energieleverancier gepland),
kan het af fabriek in de warmteaccumulator ingebouwde thermorelais worden gebruikt.
Daarvoor moeten hetzij de EVU-signalen „LF” en „N” of de signalen „SH” en „N” van de afzonder-
lijke oplaadbesturing rechtstreeks op de klemmen „L-SH” en „N” van de warmte accumulator
worden aangesloten. De in het aansluitschema met
* gemarkeerde aanwijzingen moeten hierbij in
acht worden genomen.
Voor de installateur
L-
L
SH
Brücken (L) - (L-SH) und (N) - (N)
bei Ansteuerung Heizungsschütz
entfernen
ohne
NNN NN
LE
X2
à
à
à
Bij aansturing zonder
verwarmingsveiligheid de bruggen
(L) - (L-SH) en (N) - (N) verwijderen
De verwarmingselementen in het apparaat worden pas ingeschakeld wanneer de LF-vrijgave van de
EVU heeft plaatsgevonden en de elektronische oplaadregelaar het opladen vrij geeft.
Voor de werking met „enkeldraadsbesturing” ** moet een brug tussen „N” en „A2/Z2” worden
aangebracht.