Operation Manual

20
1. Verwijder de kunststof dop van de leiding onder het
toestel;
2 Monteer een gas-afsluitkraan in de gasleiding, hetzij
met een meegeleverde aansluitleiding (zie fig 9.4), of
direct op het toestel;
3 Indien het toestel gemonteerd wordt op een oud stalen
gasleidingnet, wordt geadviseerd om een filter in de
gasleiding vlak bij het toestel te plaatsen.
Schone leiding
Zorg dat er geen vuil in de gasleiding zit. Blaas hem voor
montage door of klop het vuil eruit. Hierdoor worden
defecten aan het gasregelblok voorkomen.
Spanningsvrije aansluiting
Monteer de aansluiting zodanig dat de leidingen in het
toestel spanningsvrij zijn.
Aansluiting
Sluit de gasleiding aan volgens de bekende en geldende
gasinstallatievoorschriften. Houdt rekening met de
aanvullende eisen van het plaatselijke energiebedrijf. De
aansluiting van het toestel is niet bepalend voor de
diameter van de binnenleiding. Deze dient afhankelijk van
de lengte van de leiding te worden vastgesteld.
Controle gaslekkage
Bij controle op gaslekkage van de binnenleiding moet
erop worden gelet dat het toestel niet samen met de
binnenleiding wordt afgeperst.
Indien ook het gasblok op dichtheid moet
worden gecontroleerd, mag de afpersdruk niet
hoger zijn dan 150mbar (1500 mmwk) Bij een
hogere druk kan er door beschadiging van het
membraan lekkage ontstaan.
9.5 Aansluiten gaszijdig 9.6 Aansluiten rookgasafvoer
en luchttoevoer
gasleiding
gaskraan
Figuur 9.5 Luchttoevoer links
Figuur 9.4 Montage van gaskraan de aansluitleiding
Figuur 9.6 Luchttoevoer rechts
1. Sluit de luchttoevoerpijp (1) aan (ø80 mm); Als de
luchttoevoerpijp door warme, vochtige ruimtes loopt,
kan er aan de buitenkant van deze pijp condens-
vorming optreden. Om dit te voorkomen dient in dit
geval deze pijp dampdicht geïsoleerd te worden.
2. Sluit de rookgasafvoerpijp (2) aan (ø80 mm);
3. Plaats de afdichtdop (3) in het niet gebruikte lucht-
toevoergat; links of rechts;
Verwijder de ring rond de rookgasafvoer,
inclusief het
rubber. Dicht de beide luchttoevoeropeningen met doppen
Parallelle aansluiting (ø80 mm)
Concentrische aansluiting (ø60/100 mm)
Figuur 9.7 Concentrische aansluiting
Zie voor het berekenen van de weerstand van
het RGA en LTV systeem
paragraaf 8.5.
aansluitleiding
(ø15 mm bij
300 mm lang)