Operation Manual

6
3.0 OPSTELLING
Plaats de compressor op een voldoende draagkrachtige, vlakke vloer, zodat alle
daartoe bestemde punten ook werkelijk dragen. Eventueel kan ter vermindering
van trillingen, de machine op trillingdempers worden geplaatst.
De compressor dient in een goed geventileerde, zoveel mogelijk stofvrije ruimte te
worden opgesteld. Plaats de machine nooit in een ruimte waar gespoten wordt.
Goede ventilatie is nodig voor de afvoer van koellucht.
Let erop dat de condenswateraftapkraan (l) en de olie-aftapplug (o) goed
bereikbaar blijven, evenals de oliepeilstok (n). Aanbevolen wordt een ruimte van
minimaal 30 centimeter rondom de machine vrij te laten voor ventilatie en
onderhoudswerkzaamheden.
In het algemeen geldt dat onvoldoende luchtaanvoer, een te hoge
temperatuur en vervuiling van het luchtfilter het rendement van de
compressor aanzienlijk verlagen (H 85 zonder ketel en
condenswateraftapkraan).
3.1 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
In de fabriek is de machine al geheel van bedrading voorzien. De compressor
moet echter nog aan uw elektrisch net worden aangesloten. Dit dient te
geschieden op een aparte groep. Let erop dat het voltage en het ampèrage van
uw elektrische installatie overeenkomt met dat van de motor. Ook de diameter van
de gebruikte kabels is hierbij van belang. Aangeraden wordt kabels te gebruiken
van tenminste 2,5 mm
2
.
Het is raadzaam om voor de machine een werkschakelaar te plaatsen, om alle
stroom uit te kunnen schakelen bij onderhoudswerkzaamheden. Laat de
elektrische aansluitingen verrichten door een elektricien.
N.B. Lees voor u de machine inschakelt eerst de hoofdstukken 3.2 en 4.0.
3.2 LUCHTAANSLUITINGEN
Gebruik voor de aansluiting van de compressor op het luchtleidingnet een flexibele
slang om trillingen van de machine te isoleren. De slangdiameter moet
overeenkomen met de gasdraadaansluiting op de kogelkraan (q). De bijgeleverde
snelkoppeling moet nog met tape op de uitgang van het reduceerventiel (op
kraantje (h)) worden gemonteerd.