Operation Manual

47
9.4 De vier gebruikstoestanden van het agenttoestel
De beschikbaarheid van een agent is gekoppeld aan zijn gebruikstoestand (waarvan er vier zijn), die
hij op elk gewenst moment kan wijzigen. Deze toestanden zijn:
InDienst Aanwezig: de agent kan oproepen ontvangen
UitDnst Buiten dienst: de agent heeft zich teruggetrokken uit de ACD-toepassing
Adm.Werk Aanvullend werk: de agent ontvangt geen oproepen zolang hij nog bezig is met
een taak die verband houdt met een oproep
Tijd.Afw Tijdelijk afwezig: de agent heeft pauze en ontvangt geen oproepen
De agent kan de gebruikstoestand direct wijzigen door codes in te voeren (bij alle toestellen), door op
de functietoetsen van het toestel te drukken of door gebruik te maken van de agenttoepassing Agent
Assistant op de pc (indien beschikbaar).
9.5 De gebruikstoestand van het toestel wijzigen Agenttoestel
Wijzigen met codes (bij alle toestellen)
De codes voor het wijzigen van de gebruikstoestand zijn gedefinieerd tijdens het configureren van het
systeem. Vraag de systeembeheerder om deze codes.
Voer de code in van de gebruikstoestand die u wilt activeren
Wijzigen met functietoetsen
Druk op de functietoets van de toestand die u wilt activeren. Op het scherm wordt informatie
weergegeven over de geselecteerde toestand. Als een weigeringsbericht wordt weergegeven,
neemt u contact op met de systeembeheerder.
9.6 Wijzigen van uw toestel password Agenttoestel
Wachtwoord
Nieuwe code (6 cijfers)
9.7 Een andere groep integreren/sluiten Agenttoestel
Groepen
Druk op de toets van de groep (1 tot 8) om deze te integreren (selectievakje uitgeschakeld)
en/of druk op de toets van de groep om deze te sluiten (selectievakje ingeschakeld)
9.8 De agentsessie sluiten (afmelden) Agenttoestel
Uitloggen