Operation Manual

4
WEERSTAND.
Bij het weerstand meten, stuurt de meter een stroompje door de
weerstand en meet de spanning die daardoor over deze weerstand komt
te staan. Hieruit wordt de weerstand berekend. Het meten van weerstand
dient dus altijd in spanningsloze toestand te geschieden.
Om meetfouten door parallel weerstanden te voorkomen, is het
raadzaam het onderdeel uit de schakeling te nemen en de vingers niet in
contact met de meetpennen te laten komen.
1. Verbind de rode testpen met de V/
ingangsbus; verbind de zwarte testpen
met de COM ingangsbus.
2. Draai de meetbereiken schakelaar in een van de
posities; begin bij een
onbekende weerstand altijd in het hoogste bereik.
3. Verbind de testpennen met het te meten object.
4. Meet de weerstand en lees de waarde af op het display.
Opmerking: indien in de stand 200M
de meetpennen tegen elkaar gehouden worden,
geeft het display toch 1.0M
weer. Bij het meten van een weerstand dient u deze 1M
van de uitlezing af te trekken.
DIODE.
Bij het meten van een diode geeft de meter de drempelspanning in
doorlaatrichting aan; in sperrichting zal de meter 'overload' (1)
aangeven.
Let op dat bij deze test dezelfde regels als bij het weerstand meten
van kracht zijn.
1. Verbind de rode testpen met de V/
ingangsbus; verbind de zwarte testpen
met de COM ingangsbus.
2. Draai de meetbereiken schakelaar in de positie .
3. Verbind de testpennen met de te meten diode.
Let op dat de meter alleen aangeeft of de diode spert, dan wel geleidt; er is geen
indicatie omtrent de kwaliteit van de diode.