604.31.
WEGWIJS IN UW AUTO CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Symbolen .................................................. 4 Alfa Romeo code ......................................... 4 Diefstalalarm .............................................. 9 Start-/contactslot ........................................ 15 Portieren .................................................... 16 Zitplaatsen voor .......................................... 19 Zitplaatsen achter ........................................ 20 Stuurwiel verstellen ..
Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Zoals iedere Alfa Romeo is uw Alfa 156 GTA ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen. Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto. De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw Alfa 156 GTA.
Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op iedere Alfa Romeo-dealer een beroep kunt doen. Het boekje “Alfa tot uw dienst“ Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst“, waarin alle diensten zijn omschreven waar u recht op hebt. In het boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van de bijbehorende voorwaarden.
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt om de aandacht te richten op een bepaald onder werp. VEILIGHEID VAN DE INZITTENDEN Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden. BESCHERMING VAN HET MILIEU Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat het gebruik van de auto zo min mogelijk schade aan het milieu toebrengt. CONDITIE VAN DE AUTO Attentie.
WEGWIJS IN UW AUTO WEGWIJS IN UW AUTO SYMBOLEN ALFA ROMEO CODE Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw Alfa 156 GTA zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Voor een nog betere bescherming tegen diefstalpogingen is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Alfa Romeo CODE).
Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart. De codes op de CODE-card moeten op een veilige plaats worden opgeborgen, maar niet in de auto. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar. A0B0010b SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING De sleutel (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Wees z eer v oorzichtig bij het bedienen van het knopje (B), zodat bij het uitklappen van de metalen baard geen ver wondingen of beschadigingen worden veroor zaakt. Bedien het knopje (B) alleen als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk het knopje (B) bedient.
Iedere keer als u de contactsleutel in stand STOP zet, dan schakelt de Alfa Romeo CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit. Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand MAR draait, dan stuurt de regeleenheid van de Alfa Romeo CODE een code naar de regeleenheid van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft. De geheime code wordt door de sleutel verzonden en heeft meer dan 4 miljard combinaties.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Het CODE-controlelampje (¢) kan gaan branden als de contactsleutel in stand MAR staat. 1) Als het lampje gaat branden, betekent dit dat het systeem zichzelf controleert (bijv. bij een vermindering van de spanning). Zodra de auto stilstaat kan de systeemtest worden uitgevoerd: zet de motor uit, draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens weer in stand MAR: het lampje gaat branden en moet na ongeveer 1 seconde doven.
Batterij vervangen (fig. 7): – klap de metalen baard (A) uit; – draai de pen (B) en plaats het merkteken (bolletje) bij het opschrift UNLOCK (stand 2); – verwijder bij inkeping (C) de batterijhouder (D); – vervang de batterij (E) en let daarbij op de juiste polariteit; – plaats de houder in de sleutel en vergrendel de houder door de pen (B) te draaien en het merkteken bij het opschrift LOCK (stand 1) te plaatsen.
WEGWIJS IN UW AUTO AFSTANDSBEDIENING ( fig. 8) De afstandsbediening is ingebouwd in de sleutel en voorzien van een knopje (Afig. 8) en een lampje (B); met het knopje schakelt u de afstandsbediening in en het lampje knippert als de zender een code stuurt naar de ontvanger. Deze code (rolling code) wijzigt telkens als de zender wordt gebruikt. BELANGRIJK Als u het knopje (A) indrukt en het lampje (B) knippert slechts één keer kort, dan moet de batterij worden vervangen, zoals hiervoor is beschreven.
Als u na het inschakelen van het alarm een tweede “BIEP“ hoort, moet u het systeem uitschakelen, controleren of de portieren, de motorkap en het kofferdeksel gesloten zijn en vervolgens het systeem weer inschakelen. Als de portieren, de motorkap en het kofferdeksel niet goed gesloten zijn, worden ze niet door het diefstalalarm gecontroleerd.
WEGWIJS IN UW AUTO AUTOMATISCHE INSCHA KELING VAN HET ALARM (optional voor bepaalde uitvoeringen/markten) Als het diefstalalarm niet met de afstandsbediening is ingeschakeld, dan wordt het systeem automatisch ingeschakeld ongeveer 30 seconden nadat de contactsleutel in stand STOP of PARK is gedraaid en voor de laatste keer één van de portieren of het kofferdeksel geopend en weer gesloten is.
Voor een correcte werking van de beveiliging moeten de ruiten en het eventuele opendak geheel gesloten zijn. De volumetrische beveiliging kan worden uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren aan boord zijn) door de volgende handelingen snel achter elkaar uit te voeren: Draai de contactsleutel van stand MAR in stand STOP en direct daarna weer in stand MAR en vervolgens opnieuw in stand STOP. Neem vervolgens de sleutel uit het slot.
WEGWIJS IN UW AUTO MINISTERIËLE GOEDKEURING In overeenstemming met de wetgeving in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur: – staan de verschillende typegoedkeuringen vermeld op de laatste pagina’s van dit boekje, voor het alfabetische register (voor sommige landen is ook het betreffende document afgebeeld); – als voor de landen een zendmachtiging verplicht is, dan is de typegoedkeuring op de component vermeld.
CONTACTSLOT (fig. 12) De sleutel kan in één van de volgende vier standen worden gezet: – STOP: motor uit, sleutel uitneembaar, startblokkering en stuurslot ingeschakeld, alle verbruikers uitgeschakeld behalve enkele die niet via het contactslot van voedingsspanning worden voorzien (bijv. waarschuwingsknipperlichten). – AVV: onvergrendelde stand voor het starten van de motor.
WEGWIJS IN UW AUTO STUURSLOT PORTIEREN Inschakelen: – zet de sleutel in stand STOP of PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. doen. – Draai, om het portier te vergrendelen, de sleutel in de andere richting. Controleer voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt Uitschakelen: – draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait.
Achterportieren Voorportieren De achterportieren kunnen alleen van binnenuit worden geopend als het “kinderveiligheidsslot“ is uitgeschakeld. – Trek, om het portier te openen, aan de handgreep (B-fig. 16 ), onafhankelijk van de stand van de knop (A). – Trek, voor het sluiten van het portier, het portier dicht; druk vervolgens, om te voorkomen dat het portier van buitenaf wordt geopend, de knop (A) in. CENTRALE PORTIERVERGRENDELING – Trek, voor het openen van het portier, aan de handgreep (B-fig. 17).
WEGWIJS IN UW AUTO – Van binnenuit: druk bij gesloten portieren op één van de knoppen (A-fig. 16) op de voorportieren om de centrale portiervergrendeling in te schakelen. Met de knop (A-fig. 17 ) op de achterportieren vergrendelt u uitsluitend het betreffende portier. BELANGRIJK Bij de voorportieren kan de knop (A-fig. 19 ) niet worden ingedrukt als het betreffende portier niet goed is gesloten.
Verstel de stoelen alleen als de auto stil staat. airbags. Fig. 21: sportstoelen met zij- VERSTELLEN IN LENGTERICHTING HOOGTEVERSTELLING BESTUURDERSSTOEL Trek de hendel (A) omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren: als u rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op het stuurwiel steunen. Trek, voor het omhoog verplaatsen van de stoel, de hendel (B) omhoog. Beweeg de hendel vervolgens (op en neer) totdat de gewenste zithoogte is bereikt en laat de hendel los.
WEGWIJS IN UW AUTO STOELVERWARMING (fig. 20) U kunt de stoelverwarming in- en uitschakelen met de schakelaar (F) aan de buitenzijde van de stoel Als de stoelverwarming is ingeschakeld, gaat het lampje (G) branden. DOCUMENTENVAKKEN ACHTER (fig. 21) De rugleuningen van de voorstoelen zijn aan de achterzijde voorzien van een documentenvak. fig. 20 CENTRALE ARMSTEUN (fig. 22) Klap de armsteun voor gebruik omlaag m.b.v. de handgreep (A), zoals aangegeven in de afbeelding.
Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoer van lange voorwerpen. A0B0453b Om het skiluik te bereiken, moet u de armsteun neerklappen, aan de handgreep (A-fig. 23 ) van het luikje trekken en het luikje vervolgens op de armsteun neerklappen (fig. 24). De doorgang kan vergroot worden door de armsteun te verwijderen: druk bij neergeklapte armsteun de twee handgrepen (B-fig. 25 ) aan de onderzijde van de armsteun naar binnen en verwijder de armsteun.
WEGWIJS IN UW AUTO STUURWIEL VERSTELLEN SPIEGELS VERSTELLEN BUITENSPIEGELS ACHTERUITKIJKSPIEGEL Elektrische verstelling (fig. 30) De stand van het stuurwiel kan door de bestuurder zowel axiaal als verticaal worden versteld. De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij een krachtige botsing losschiet. Met het hendeltje (A-fig. 33) kan de spiegel in twee standen worden gezet: normale stand of anti-verblindingsstand. Ontgrendel voor de verstelling de hendel (A-fig.
– De spiegel kan (bijv. bij nauwe doorgangen) worden ingeklapt van stand (A) in stand (B). Als u rijdt, moeten de spiegels altijd in stand (A) staan. Ontwaseming/ontdooiing (fig. 32) De elektrisch verstelbare buitenspiegels zijn voorzien van verwarmingselementen, die worden ingeschakeld als de achterruitverwarming met de knop (A) wordt ingeschakeld. Met de elementen worden de spiegels ontwasemd of ontdooid.
WEGWIJS IN UW AUTO Bestuurderszijde (fig.
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat een onverwachtse inschakeling van de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers. Houd de schakelaar niet ingedrukt of aangetrokken als de ruit volledig is geopend of gesloten. A0B0033b fig. 35 A0B0034b fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Pak aan de buitenzijde van de stoel de gesp (A-fig. 37), trek de gordel uit totdat de gesp volledig in de sluiting (B) kan worden gestoken. De veiligheidsgordel is goed vergrendeld als u tijdens het insteken van de gesp in de sluiting een duidelijke klik hoort. Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop (C) drukken. Druk tijdens het rijden niet op de knop (C). De rolautomaat blokkeert als u de gordel snel uittrekt, bij hard remmen of bij botsingen.
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels met rolautomaat voor de zijzitplaatsen en een tweepuntsheupgordel voor de middelste zitplaats. Op enkele uitvoeringen kan ook de middelste zitplaats worden voorzien van een hoofdsteun en een driepuntsveiligheidsgordel met rolautomaat, die gelijk is aan de gordel van de zijzitplaatsen.
WEGWIJS IN UW AUTO HEUPGORDEL VOOR MIDDELSTE ZITPLAATS ACHTER (fig. 41) ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS Maak de gordel vast door de gesp (A) in de sluiting (B) te drukken, totdat de gesp hoorbaar blokkeert. De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Stel de gordel af met de klem (D).
Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden zou moeten beschermen. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanners worden vervangen.
WEGWIJS IN UW AUTO 30 Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. – Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is. Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt (fig. 44).
ZEER GEV AARLIJK Monteer absoluut geen k inderzitje achterstevoren op de passagiersstoel voor als de airbag aan passagierszijde is ingeschakeld. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te ver voeren, omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden.
WEGWIJS IN UW AUTO De resultaten van het onderzoek over de optimale bescherming van kleine kinderen zijn opgenomen in de Europese ECE/R44voorschriften die wettelijk verplicht zijn.
GROEP 2 GROEP 3 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg kunnen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek ligt. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen (fig. 48).
WEGWIJS IN UW AUTO GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES De Alfa 156 GT A voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto.
4) Controleer of de gordels goed zijn vastgemaakt door aan de gordelband te trekken. MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX“KINDERZITJES 1)Plaats het kinderzitje bij voorkeur op één van de zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. 5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer nooit twee kinderen in één systeem.
WEGWIJS IN UW AUTO In het Alfa Romeo Lineaccessori-programma is het Isofix-kinderzitje opgenomen. Dit kinderzitje is geschikt voor kinderen met een gewicht tot 18 kg, waarbij het zitje in de rijrichting van de auto moet worden geplaatst, en voor kinderen met een gewicht tot 13 kg, waarbij het zitje tegen de rijrichting in moet worden geplaatst (groep 0, 0+ en 1). Wij raden u dit kinderzitje aan omdat het speciaal voor de Alfa 156 GTA is ontworpen.
Bij kinderen in de gewichtsgroep 0, 0+ moet het kinderzitje achterstevoren zijn gekeerd (voor kinderen met een gewicht tot 13 kg) en moet het kind door de gordels van het wiegje beschermd worden (D-fig. 51). Als het kind groeit en in de gewichtsgroep 1 komt, moet het kinderzitje in de rijrichting worden bevestigd. Montage kinderzitje voor groep 1 Ga voor een correcte montage van het kinderzitje als volgt te werk: – controleer of de ontgrendelhendel Bfig.
WEGWIJS IN UW AUTO GORDELSPANNERS Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels voor voorzien van gordelspanners. Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt. Er kan een beetje rook ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand. De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering.
AIRBAGS VOOR Beschrijving en werking De auto is uitgerust met airbags voor, aan bestuurderszijde (fig. 53 ) en aan passagierszijde (fig. 54), zij-airbags (fig. 55) en headbags (fig. 56). De airbag voor (bestuurder en passagier) is een veiligheidsvoorziening die onmiddellijk in werking treedt bij een frontale botsing.
WEGWIJS IN UW AUTO De airbag voor (bestuurder en passagier) is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daarbuiten). Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is, waardoor de inzittende minder beschermd wordt.
Als het absoluut noodzakelijk is een kind op de passagiersstoel voor te vervoeren, kan de airbag voor aan passagierszijde worden uitgeschakeld. U schakelt de airbag uit door de contactsleutel, met het contactslot in stand STOP, in de daarvoor bestemde sleutelschakelaar, rechts van het dashboard, te steken (fig. 57). De schakelaar is alleen bereikbaar bij geopend portier. Bedien d e s chakelaar alleen als de motor uit staat en de contactsleutel is uitgenomen.
WEGWIJS IN UW AUTO Het kussen blaast onmiddellijk op en vult de ruimte tussen het portier van de auto en het lichaam van de inzittenden voor. Direct daarna loopt het kussen weer leeg. Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een zijdelingse aanrijding worden de inzittenden op hun plaats gehouden en bij zeer zware botsingen wordt voorkomen dat ze naar voren schieten.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en vervanging van de airbag moeten door de Alfa Romeo-dealer worden uitgevoerd. Aan het einde van de lange levensduur van uw auto, moet u contact opnemen met de Alfa Romeo-dealer om het systeem buiten werking te laten stellen. Bij verkoop van de auto moet de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld worden van het gebruik en de instructies. Ook moet de nieuwe eigenaar het instructieboekje ontvangen.
WEGWIJS IN UW AUTO Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR staat, ook bij uitgezette motor de airbags geactiveerd kunnen worden als de auto wordt aangereden door een andere auto. Ook bij stilstaande auto mogen dus absoluut geen kinderen op de voorstoel zitten. Als de contactsleutel echter in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel beveiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd; als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet dat het systeem niet goed werkt.
De systemen die met de hendels aan het stuur worden bediend, kunt u alleen bedienen als de contactsleutel in de stand MAR staat. HENDEL LINKS Verlichting uit (fig. 58) Grootlicht (fig. 61) Als het symbool O op de draaiknop tegenover het merkstreepje staat, dan is de buitenverlichting uitgeschakeld. Als de draaiknop in stand 2 staat, dan kan worden overgeschakeld tussen dimen grootlicht door de hendel naar het dashboard te drukken (vergrendelde stand).
WEGWIJS IN UW AUTO Grootlichtsignaal (fig. 62) Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de draaiknop. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1 branden. BELANGRIJK Het grootlichtsignaal wordt gegeven met het grootlicht. Om bekeuringen te vermijden, dient u zich aan de geldende verkeerswetgeving te houden. Richtingaanwijzers (fig.
Met de rechter hendel kunt u de ruitenwissers/-sproeiers bedienen. Als de ruitensproeiers worden ingeschakeld, dan worden ook de koplampsproeiers ingeschakeld (indien aanwezig). A0B0250b Ruitenwissers - ruitensproeiers (fig. 64 - 65) De hendel kan in vijf verschillende standen worden gezet: A - Ruitenwissers uitgeschakeld. B - Ruitenwissers wissen met interval. Draai als de hendel in stand (B) staat, de draaiknop op (F), waarna u uit vier intervalstanden kunt kiezen: ■ = lang interval.
WEGWIJS IN UW AUTO “INTELLIGENTE WIS-/WASREGELING“ Regensensor (fig. 67) Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde stand), schakelen de ruitensproeiers in. De regensensor (A) (indien aanwezig) is een elektronische voorziening voor de ruitenwissers en zorgt ervoor dat de frequentie van de slagen van de ruitenwissers, tijdens het wissen met interval, automatisch wordt aangepast aan de hoeveelheid regen op de ruit.
Telkens als de motor wordt gestart wordt de regensensor automatisch verwarmd tot ongeveer 40°C, zodat eventuele condens van het meetoppervlak wordt verwijderd en ijsvorming wordt voorkomen. BELANGRIJK Bij een defect aan de rechter hendel of de regensensor, moeten de ruitenwissers, als de rechter hendel in stand (B) staat, met interval wissen.
WEGWIJS IN UW AUTO CRUISE-CONTROL (optional voor bepaalde uitvoeringen/markten) – door het intrappen van het rempedaal; – door het intrappen van het koppelingspedaal; – als het ASR in werking treedt; ALGEMENE INFORMATIE De elektronische snelheidsregeling (CRUISE-CONTROL) maakt het mogelijk een constante, vooraf ingestelde snelheid aan te houden, zonder het gaspedaal in te trappen.
Telkens als draaiknop (B) wordt bediend, wordt de snelheid ongeveer 1 km verhoogd of verlaagd. Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid continu. De nieuwe snelheid wordt automatisch aangehouden. Met knop RCL (C) kan de opgeslagen snelheid worden opgeroepen. BELANGRIJK Als u de contactsleutel in stand STOP zet of de draaiknop (A) in stand OFF, dan wordt de opgeslagen snelheid gewist en het systeem uitgeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN De opgeslagen snelheid kan op twee manieren worden verhoogd: 1) Trap het gaspedaal in en sla de nieuwe snelheid op (houd draaiknop (B) langer dan 3 seconden gedraaid). of 2) Draai draaiknop (B) kort in stand (+): telkens als de draaiknop wordt gedraaid, wordt de snelheid iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de draaiknop gedraaid wordt gehouden, verandert de snelheid continu.
WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARD A0B0407b fig. 70 1. Uitstroomopeningen aan de zijkant - 2. Luchtroosters voor ontwasemen/ontdooien zijruiten - 3. Luchtroosters boven aan zijkant - 4. Bedieningsorganen op stuurwiel voor autoradio (indien aanwezig) - 5. Bedieningshendel buitenverlichting - 6. Snelheidsmeter - 7. Checkpanel 8. Toerenteller - 9. Bedieningshendel ruitenwissers - 10. Brandstofmeter - 11. Luchtrooster in het midden - 12. Display Infocenter - 13. Klokje - 14. Koelvloeistoftemperatuurmeter - 15.
WEGWIJS IN UW AUTO INSTRUMENTEN A0A0000b fig. 71 54 A. Snelheidsmeter - B. Kilometerteller met display met dubbele teller (totaalstand en dagteller) - C. Checkpanel - D. Toerenteller - E. Brandstofmeter met waarschuwingslampje brandstofreserve - F. Klokje - G. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje voor te hoge temperatuur - H. Controle- en waarschuwingslampjes.
Als de wijzernaald in het rode gebied staat, dan draait de motor met extreem hoge toerentallen. Het is raadzaam deze toerentallen slechts kort aan te houden. BELANGRIJK De regeleenheid van de elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk de toevoer van brandstof als de motor met te hoge toerentallen draait, waardoor het motorvermogen zal afnemen.
WEGWIJS IN UW AUTO DISPLAY INFOCENTER (fig. 72) Op het standaardscherm van het display kan de volgende informatie worden weergegeven: • aan de bovenzijde van het display: – datum (A); – buitentemperatuur (B); • in het midden van het display: – informatie over de Trip Computer (C); – motorolietemperatuur; – weergave storingsmeldingen en waarschuwingen met bijbehorend symbool (bijv. mogelijke ijsvorming op de weg D).
Als u toets â indrukt, of ongeveer 5 seconden na het uitvoeren van de laatste handeling, wordt teruggekeerd naar het scherm dat hiervoor actief was. BELANGRIJK Tijdens de weergave van storingsmeldingen, kan de lichtsterkte van het display niet ingesteld worden. In deze situatie wordt het display automatisch maximaal verlicht. DISPLAY INFOCENTER Het display Infocenter kan alle nuttige en noodzakelijke informatie tijdens de rit weergeven: INFORMATIE OP HET STANDAARDSCHERM – Datum (A-fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Instelmenu EENHEID INSTELLEN – Keuze uit de volgende eenheden: km of mijl, °C of °F, l/100 km of km/l SNELHEIDSLIMIET – In-/uitschakelen van de weergave (ON/OFF) – Instellen snelheidslimiet TRIP B – In-/uitschakelen (ON/OFF) van de functie DATUM INSTELLEN/ KLOKJE INSTELLEN – Dag instellen – Maand instellen – Jaar instellen – Uren instellen – Minuten instellen TAAL INSTELLEN – Instellen van de taal waarin de boodschappen op het display worden weergegeven 58 VOLUMEREGELING WAARSCHU
Om volledig gebruik te kunnen maken van de informatie die het display Infocenter (met de contactsleutel in stand MAR) kan leveren, dient u bekend te zijn met de bedieningsknoppen (respectievelijk op de middenconsole en naast de bedieningsorganen van de klimaatregeling en op de linker hendel voor de werking van de Trip computer). De werking wordt hierna beschreven. Wij raden u bovendien aan, voordat u een handeling uitvoert, dit hoofdstuk helemaal door te lezen.
WEGWIJS IN UW AUTO BESCHRIJVING VAN HET MENU Het menu bestaat uit een aantal functies die “cyclisch“ worden weergegeven. De functies kunnen met de knoppen â en ã worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen kunt uitvoeren (zie de voorbeelden “TAAL“ en “DATUM“ in onderstaand schema); zie voor meer informatie “Toegang tot menuscherm“ op de volgende pagina’s.
Als u de contactsleutel in de stand MAR draait, verschijnt op het display Infocenter de mededeling CHECK BEZIG: de fase, waarin een diagnose wordt uitgevoerd van alle elektronische systemen in de auto, is begonnen; deze fase duurt enkele seconden. Als tijdens deze fase geen storing wordt gevonden en de motor is gestart, dan verschijnt CHECK OK op het display. Als op het display een storing wordt weergegeven, zie dan de paragraaf “Controle- en waarschuwingslampjes“ in dit hoofdstuk.
WEGWIJS IN UW AUTO 62 Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km (of 1.240 mijl) of 30 dagen vóór de servicebeurt. Deze informatie wordt elke 200 km (of elke 124 mijl) of om de 3 dagen opnieuw weergegeven.
Na de STARTCONTROLE kunt u toegang krijgen tot het menuscherm door toets in te drukken. Druk op de toetsen â en ã om in het menu te navigeren. BELANGRIJK Als gedurende 60 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, dan wordt automatisch het menu verlaten en het vorige scherm weergegeven. In dat geval wordt de laatst gekozen instelling die niet bevestigd is (met knop ), niet opgeslagen. De handeling moet dus opnieuw worden uitgevoerd.
WEGWIJS IN UW AUTO SNELHEIDSLIMIET (SNELHEID) Met deze functie kan de snelheidslimiet van de auto worden ingesteld. Als deze snelheid wordt overschreden, klinkt er een akoestisch waarschuwingssignaal en verschijnt er een specifieke waarschuwing op het display. De snelheidslimiet kan als volgt worden ingesteld: Terug naar standaardscherm Zie STARTCONTROLE en TOEGANG TOT MENUSCHERM â ã Menuscherm â ã é ç Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, dan verschijnt deze waarschuwing automatisch op het display en klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal.
WEGWIJS IN UW AUTO TRIP B (TRIP B) Hiermee kan de weergave van de functie TRIP B (dagteller) worden ingeschakeld (ON) of uitgeschakeld (OFF) waarin informatie wordt gegeven over een “deeltraject“: AFGELEGDE AFSTAND B, GEMIDDELD VERBRUIK B, GEMIDDELDE SNELHEID B, RIJTIJD B. Zie voor meer informatie “General Trip -Trip B“ Zie STARTCONTROLE en TOEGANG TOT MENUSCHERM é ç â ã Terug naar standaardscherm Menuscherm â ã é ç Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF.
Ga voor het instellen van de datum (jaar - maand - dag) als volgt te werk: Zie STARTCONTROLE en TOEGANG TOT MENUSCHERM é ç â ã Terug naar standaardscherm Menuscherm â ã é ç â ã Elke keer als u knop â of ã indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u het betreffende knopje ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug.
WEGWIJS IN UW AUTO â ã é ç Terug naar standaardscherm â ã é ç Terug naar menuscherm 68 Elke keer als u knop â of ã indrukt (impuls), wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als u het betreffende knopje ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dichtbij de juiste waarde bent, laat u het knopje los en stelt u de exacte waarde in door het knopje telkens in te drukken en los te laten.
De berichten op het display kunnen in verschillende talen worden weergegeven (Italiaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Nederlands, Portugees).
WEGWIJS IN UW AUTO EENHEID KIEZEN (EENHEID) Op het display kunnen de eenheden van de informatie worden ingesteld.
Het volume van het geluidssignaal (zoemer), dat klinkt als een storing wordt gevonden, kan stapsgewijs worden ingesteld met de knoppen â en/of ã.
WEGWIJS IN UW AUTO SNELHEIDSLIMIET WINTERBANDEN (WINTERBANDEN) Met deze functie kan een snelheidslimiet worden ingesteld als u met winterbanden rijdt. U kunt een keuze maken uit de volgende waarden: 160 km/h, 190 km/h of 210 km/h (zie paragraaf “Winterbanden“ in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto“). Terug naar standaardscherm Zie STARTCONTROLE en TOEGANG TOT MENUSCHERM â ã é ç Terug naar menuscherm Menuscherm â ã Met knop â of ã kan worden in- of uitgeschakeld ON/OFF.
Zie STARTCONTROLE EN TOEGANG TOT MENUSCHERM â ã â ã â ã ç Menuscherm WEGWIJS IN UW AUTO GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE) Met de functie SERVICE kan worden weergegeven hoeveel kilometer of dagen nog resteren voordat een servicebeurt moet plaatsvinden.
WEGWIJS IN UW AUTO 74 BELANGRIJK De producten die gebruikt moeten worden voor het geprogrammeerd onderhoud van de auto, aangegeven in het scherm SERVICE, kunnen aan veranderingen onderhevig zijn. Zie de paragraaf “Smeermiddelen en vloeistoffen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Het onderhoudsschema voorziet elke 20.000 km (of elke 12.000 mijl) of ieder jaar in een servicebeurt; deze weergave verschijnt automatisch als de sleutel in stand MAR, staat, vanaf 2.000 km (of 1.
WEGWIJS IN UW AUTO CONTRASTREGELING DISPLAY (CONTRAST) Met deze functie kan het contrast worden ingesteld (minder/meer) van het display Infocenter.
WEGWIJS IN UW AUTO HERSTEL “DEFAULT“-WAARDEN (DEFAULTWAARDEN) De volgende functie: – Bij inschakeling (ON) worden de parameters: Snelheidslimiet, Trip B, Lichtsterkte, Taal, Eenheid temperatuur, Eenheid afstand, Eenheid verbruik, Zoemer, Winterbanden, Contrast, ingesteld op de waarden die hierna vermeld staan.
WEGWIJS IN UW AUTO MENU VERLATEN (MENU OFF) Met deze functie kunt u het instelmenu verlaten en terugkeren naar het vorige scherm.
WEGWIJS IN UW AUTO GENERAL TRIP - TRIP B Met de functie TRIP COMPUTER kan op het display Infocenter informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit GENERAL TRIP, dat betrekking heeft op hele rit van de auto en TRIP B, dat betrekking heeft op een deeltraject. Deze laatste functie vormt een onderdeel (zoals is afgebeeld in de volgende grafiek) van het totale traject van de auto. Beide functies kunnen op nul worden gezet.
De informatie van de TRIP COMPUTER wordt in volgorde weergegeven (zie het afgebeelde schema). ä = korter dan 2 seconden indrukken å = langer dan 2 seconden indrukken Zie STARTCONTROLE en TOEGANG TOT MENUSCHERM ä ä ZIE VOLGENDE PAGINA ä å WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Als de accu losgekoppeld is geweest en weer wordt vastgekoppeld, dan wordt aan het begin van een nieuwe rit de waarde van het gemiddeld brandstofverbruik ingesteld op de waarde “vooraf ingesteld gemiddeld standaardverbruik“.
WEGWIJS IN UW AUTO Terug naar standaardscherm TERUG NAAR VORIGE TRIP B AAN? PAGINA NEE JA ä ä å å å Alleen reset TRIP B (zie volgende paragraaf RESET TRIP B) BELANGRIJK Als u op knop â drukt, wordt automatisch teruggekeerd naar het vorige scherm 80 ä å ä å
Reset GENERAL TRIP Reset TRIP B ã te drukken, verschijnen op het display de volgende functies: å = Reset GENERAL TRIP en TRIP B (behalve Actieradius en Huidig verbruik) WEGWIJS IN UW AUTO Na het op nul zetten van TRIP door langer dan 2 seconden op knop å = Alleen reset TRIP B 81
WEGWIJS IN UW AUTO ACTIERADIUS = Geeft de geschatte afstand aan (uitgedrukt in km of mijlen) die nog kan worden afgelegd met de brandstof in de brandstoftank, waarbij er van uit wordt gegaan dat het rijgedrag niet verandert.
ALGEMENE INFORMATIE Naast de storingsmeldingen die op het display Infocenter worden weergeven, het geluidssignaal (instelbaar) dat u hoort en het gaan branden van het betreffende lampje (indien aanwezig), verschijnen er specifieke waarschuwingsberichten (bijvoorbeeld: “Bezoek een werkplaats“, “Zet de motor uit, rijdt niet verder“, enz.). Deze meldingen zijn kort en uit voorzorg en hebben tot doel u er op attent te maken snel actie te ondernemen als er een storing in de werking van de auto wordt gevonden.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel x Weergave op het display TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU EN/OF AANGETROKKEN HANDREM (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Weergave op het display TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Draai bij een warme motor de dop van het expansiereser voir nooit los: gevaar voor verbranding. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als de motor te warm is.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het checkpanel ¬ Weergave op het display STORING AIRBAG (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat constant branden bij een storing in de werking van de airbag. Als het lampje ¬ niet gaat branden, blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot een Alfa Romeo-dealer.
Weergave op het display TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) v Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel branden. Direct na het starten van de motor moet het lampje doven. Als het lampje v tijdens het rijden gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool), zet dan onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.
WEGWIJS IN UW AUTO 88 Lampje op het instrumentenpaneel Weergave op het display NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN Op het display verschijnen een mededeling + symbool als één of meer portieren of het kofferdeksel niet goed gesloten zijn.
U Weergave op het display STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM EOBD (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het check panel ¢ Weergave op het display ALFA ROMEO CODE (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het checkpanel één seconde knipperen en dooft daarna. Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft branden, dan duidt dit op een mogelijke storing: zie “Alfa Romeo CODE“. BELANGRIJK Als de lampjes U en ¢ tegelijk branden, dan duidt dit op een storing in de Alfa Romeo CODE.
> Weergave op het display DEFECT IN ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (ABS) (geel) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) als het systeem defect is. In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. In deze situatie is het raadzaam om onder omstandigheden met weinig grip voorzichtig te rijden.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel V Weergave op het display ASR – TRACTIEREGELING Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden. Na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden samen met het lampje op de knop voor uitschakeling van het ASR-systeem (ASR OFF) als het systeem is uitgeschakeld.
Weergave op het display RESERVEBRANDSTOF (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als er nog ongeveer 7 liter brandstof in de tank aanwezig is en de actieradius lager is dan 50 km. BEPERKTE ACTIERADIUS WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel De mededeling verschijnt op het display als de actieradius lager is dan 50 km.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel 4 5 R E 94 Weergave op het display MISTACHTERLICHTEN (geel) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistachterlichten worden ingeschakeld. MISTLAMPEN VOOR (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld.
3 Ü 1 Weergave op het display BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN (groen) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden als de buitenverlichting of de dimlichten worden ingeschakeld. WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel SNELHEIDSREGELING (CRUISE-CONTROL) (indien aanwezig) (groen) Het lampje op het checkpanel brandt als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat. In deze stand werkt het systeem.
WEGWIJS IN UW AUTO Lampje op het instrumentenpaneel l Weergave op het display RICHTINGAANWIJZERS EVENTUELE AANHANGER Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag of omhoog wordt gezet en als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt. MOGELIJK IJSVORMING OP DE WEG Op het display verschijnen een mededeling + symbool en er klinkt een geluidssignaal als de buitentemperatuur lager wordt dan 3°C.
WEGWIJS IN UW AUTO KLIMAATREGELING A0A0359b fig.
WEGWIJS IN UW AUTO BOVENSTE LUCHTROOSTER VERSTELLEN (fig. 79) LUCHTROOSTERS IN HET MIDDEN VERSTELLEN (fig. 80) Het rooster kan met de knop worden geopend en gesloten. Beide roosters zijn voorzien van een hendeltje waarmee de luchtstroom in horizontale richting kan worden afgesteld. De luchtopbrengst kan met het wieltje worden geregeld. gesloten. •) == Geheel Geheel geopend. gesloten. •( == Geheel Geheel geopend. fig.
Bedien voor het regelen van de luchtopbrengst de hendeltjes (A) voor het openen/sluiten. Fig. 82: zitplaatsen voor (aan de uiteinden van het dashboard) De luchtstroom kan gericht worden door de uitstroomopening te draaien met de hendeltjes. Fig. 93: zitplaatsen achter (op de tunnelconsole tussen de stoelen) AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING Systeem inschakelen (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Bij een buitentemperatuur onder 2°C werkt de aircocompressor niet. Het verdient daarom aanbeveling om de recirculatiefunctie v bij lage buitentemperaturen niet te gebruiken, omdat de ruiten anders snel kunnen beslaan. De airconditioning maakt gebruik van het koelmiddel “R134a“. Bij lekkage is dit middel niet schadelijk voor het milieu. Gebruik in geen geval andere middelen, omdat anders de componenten van het systeem beschadigd kunnen worden.
BELANGRIJK Telkens als de contactsleutel in stand MAR wordt gezet of als knop AUTO wordt ingedrukt, dan wordt de ontwasemfunctie ingeschakeld. De functie kan worden onderbroken door het indrukken van de knoppen: airconditioning, recirculatie, luchtverdeling, luchtopbrengst. Hierdoor wordt het signaal van de wasemsensor onderbroken, totdat u opnieuw de knop AUTO indrukt of de contactsleutel in stand MAR zet.
WEGWIJS IN UW AUTO De luchtkwaliteit wordt ook geregeld door een gecombineerd pollenfilter met actieve koolstof. De klimaatregeling controleert en regelt automatisch de volgende parameters en functies: – temperatuur ingevoerde lucht in het interieur (gescheiden voor de bestuurders- en passagierszijde) – aanjagersnelheid – luchtverdeling – in-/uitschakeling recirculatiefunctie – toestaan in-/uitschakeling aircocompressor.
1 - Draaiknop voor regeling van de interieurtemperatuur (bestuurderszijde) 2 - Display ingestelde interieurtemperatuur (bestuurderszijde) 12 - Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor √ 13 - Interieurtemperatuursensor 14 - Drukknop voor inschakelen automatische werking AUTO 3 - Draaiknop voor aanjagersnelheid en uitschakelen systeem 4 - Display ingestelde aanjagersnelheid, luchtverdeling en weergave uitgeschakelde luchtverdeling (OFF) GEBRUIK VAN DE AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING (
WEGWIJS IN UW AUTO Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld, maar aangeraden wordt te beginnen met het instellen van de gewenste temperaturen op de displays en vervolgens knop (14) AUTO in te drukken. Op deze wijze werkt het systeem geheel automatisch, zodat zo snel mogelijk de ingestelde temperatuur wordt bereikt en deze temperatuur in stand wordt gehouden.
A0B0063b Als u de ring van knop (1 of 6) rechtsof linksom draait, wordt de gewenste temperatuur links (knop 1) of rechts (knop 6) resp. verhoogd of verlaagd. De ingestelde temperaturen verschijnen op de displays (2) en (5) onder de betreffende knoppen. De gescheiden temperatuurregeling wordt automatisch hervat als u draaiknop (6) bedient. WEGWIJS IN UW AUTO DRAAIKNOPPEN VOOR REGELING LUCHTTEMPERATUUR (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Functie HI (maximale verwarming - fig. 87) A0B0064b Als u op het display een temperatuur hoger dan 32,5°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld, onafhankelijk of de instelling aan de bestuurders- of passagierszijde of aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling wordt het systeem niet meer gescheiden geregeld. De functie wordt op beide displays aangegeven.
A0B0065b Als u op het display een temperatuur onder 16,5°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld; deze instelling wordt op beide displays weergegeven. Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur zo snel mogelijk wilt koelen, waarbij maximaal van het vermogen van het systeem gebruik wordt gemaakt. WEGWIJS IN UW AUTO Functie LO (maximale koeling - fig.
WEGWIJS IN UW AUTO DRUKKNOP MONO VOOR GELIJKSTELLEN INGESTELDE TEMPERATUREN (fig. 89) A0B0066b Als u knop (11) MONO indrukt, wordt de temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gesynchroniseerd, waarna u de temperatuur in de twee gedeelten met de ring van knop (1) aan de bestuurderszijde kunt regelen. Met deze functie kan de temperatuur in het interieur makkelijk geregeld worden, als de bestuurder alleen in de auto zit.
A0B0067b Als u de ring van knop (3) rechts- of linksom draait, dan wordt de aanjagersnelheid hoger of lager en daarmee de hoeveelheid lucht die naar het interieur wordt gevoerd; er zijn 16 snelheden mogelijk die worden aangegeven met een staafdiagram (één staafje per 3 snelheden). Er worden maximaal 6 staafjes verlicht: WEGWIJS IN UW AUTO DRAAIKNOP VOOR REGELING AANJAGERSNELHEID (fig. 90-91) – maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht; – minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
WEGWIJS IN UW AUTO Om het systeem weer in te schakelen hoeft u slechts de ring van knop (3) rechtsom te draaien, of een willekeurige knop in te drukken, met uitzondering van knop (7) voor de recirculatie en knop (9) voor de achterruitverwarming; vervolgens worden alle hiervoor ingestelde bedrijfsomstandigheden hersteld. A0B0068b BELANGRIJK Als de functie OFF wordt verlaten, dan werkt de recirculatiefunctie v op dezelfde wijze als voor het uitschakelen. fig.
A0B0069b Als u herhaaldelijk knop MODE (8) indrukt, dan kunt u handmatig één van de 5 mogelijke verdelingen van de lucht naar het interieur kiezen: E Lucht uit de uitstroomopeningen in het midden en aan de zijkant van het dashboard en de uitstroomopeningen achter. WEGWIJS IN UW AUTO DRAAIKNOP REGELING LUCHTVERDELING (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO DRUKKNOP VOOR TOESTAAN IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR (fig. 93) A0B0070b √ Als u knop (12) √ indrukt, wordt de aircocompressor ingeschakeld. Bij ingeschakelde aircocompressor brandt het lampje op de knop zelf. Als u de aircocompressor uitschakelt, dan gaat het lampje op de knoppen (14) AUTO en (12) √ uit. Bovendien wordt de recirculatiefunctie uitgeschakeld (beide lampjes op knop 7 v) gaan uit). Hiermee wordt voorkomen dat de ruiten beslaan.
A0B0071b De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het geheugen opgeslagen, ook na het uitzetten van de motor. De automatische werking van de aircocompressor wordt automatisch hervat als u knop (12) √ indrukt (lampje op de knop gaat branden) of als u knop (14) AUTO indrukt; in het laatste geval worden de overige handmatig ingestelde instellingen uitgeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO DRUKKNOP IN-/UITSCHAKELEN RECIRCULATIE v (fig. 95) A0B0072b Er zijn drie mogelijkheden: – automatische regeling; dit wordt aangegeven door een brandend rechter lampje op de knop; – handmatig ingeschakeld (recirculatie altijd ingeschakeld); dit wordt aangegeven door een brandend linker lampje op de knop (het lampje rechts gaat tegelijkertijd uit); – handmatig uitgeschakeld (recirculatie altijd uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); beide lampjes zijn uit.
Met de recirculatiefunctie kan zeer snel de gewenste temperatuur worden bereikt als het systeem “verwarmt“ of “koelt“. Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in te schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. Bij bepaalde weersomstandigheden (bijv.: buitentemperatuur nabij 0°C) en als de recirculatie in het interieur automatisch wordt geregeld, kunnen de ruiten beslaan.
WEGWIJS IN UW AUTO DRUKKNOP AUTO VOOR AUTOMATISCHE REGELING (fig. 96) A0B0073b Als u knop (14) AUTO indrukt, regelt het systeem automatisch de hoeveelheid en de verdeling van de naar het interieur toegevoerde lucht en worden alle voorafgaande handmatige instellingen opgeheven. Dit wordt aangegeven door het branden van beide lampjes op de betreffende knop.
A0B0074b - Als u knop (10) - indrukt, schakelt de airconditioning automatisch gedurende een bepaalde tijd alle functies in die noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem: WEGWIJS IN UW AUTO DRUKKNOP VOOR SNEL ONTDOOIEN/ONTWASEMEN VAN DE RUITEN VOOR ( functie MAX-DEF) (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Als de functie voor maximaal ontwasemen/ontdooien is ingeschakeld, kunnen alleen de aanjagersnelheid en de uitschakeling van de achterruitverwarming handmatig worden geregeld. A0B0075b Als u opnieuw op een van de volgende knoppen drukt: (10) -, (7) v, (11) MONO, (14) AUTO of (12) √ , schakelt het systeem de functie snel ontdooien/ontwasemen uit en worden alle bedrijfsomstandigheden van voor het inschakelen van de functie hersteld, inclusief een eventueel ingeschakelde functie.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming te voorkomen. BELANGRIJK Als u de minkabel van de accu loskoppelt, moet u, als u de kabel weer vastkoppelt, ongeveer 2 minuten wachten voordat u de sleutel draait, zodat de klimaatregeling de slag van de actuatoren goed kan instellen.
WEGWIJS IN UW AUTO BEDIENINGSORGANEN WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN (fig. 100) Druk voor inschakeling op de knop (A), ongeacht de stand van de contactsleutel. KOFFERDEKSEL ONTGRENDELEN (fig. 99) Het kofferdeksel kan van binnenuit worden geopend door aan de hendel (A) naast de bestuurdersstoel te trekken. Bedien de hendel voor het ontgrendelen van het kofferdeksel niet als de auto rijdt.
Druk voor inschakeling op knop (B). De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht of de mistlampen voor zijn ingeschakeld. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4 branden. Als u de contactsleutel in stand STOP draait, schakelen de mistachterlichten automatisch uit. De lampen schakelen pas weer in als na het starten opnieuw op knop (B) wordt gedrukt. LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL (fig. 102) BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Als u na een ongeval een brandstofgeur r uikt o f merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen. Controleer de auto zorgvuldig op brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de motorruimte, onder de auto of in de nabijheid van de brandstoftank. Als u geen brandstoflekkage waarneemt en de auto kan nog verder rijden, druk dan op knop (A) om de brandstoftoevoer weer te herstellen.
Handrem uitschakelen: De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen. – trek de hendel (A) iets omhoog en druk op de knop (B); U kunt de handrem inschakelen door de hendel (A) omhoog te trekken, totdat de auto niet meer kan rollen. – houd de knop ingedrukt en laat de hendel zakken; het lampje x op het instrumentenpaneel dooft. Als de contactsleutel in stand MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje x branden.
WEGWIJS IN UW AUTO VERSNELLINGSPOOK (fig. 107) De auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak met zes versnellingen. De positie van de afzonderlijke versnellingen is met een symbool op de knop van de versnellingspook aangegeven. BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens drie seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten) De auto kan zijn uitgerust met een elektronisch geregelde mechanische “Selespeed“ versnellingsbak. BELANGRIJK Het verdient beslist aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig te lezen, zodat u Selespeed op de juiste wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het begin op de hoogte van de juiste handelingen en in staat om deze uit te voeren.
WEGWIJS IN UW AUTO Tijdens de automatische werking CITY kan handmatig worden geschakeld met zowel de selectorhendel als de hendels op het stuurwiel. De versnellingsbak blijft in CITY. De ingeschakelde versnelling (fig. 110) wordt aangegeven op het display op de toerenteller.
WERKING BIJ STILSTAANDE MOTOR BELANGRIJK Voordat u de selectorhendel gebruikt, moet op het display beslist de ingeschakelde versnelling (N, 1, 2, 3, 4, 5, 6, R) staan. Als de auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt, kunt u alleen overschakelen met de selectorhendel op de middenconsole. Om over te schakelen moet u het rempedaal ingetrapt houden en: – om op te schakelen (+) (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Vanuit elke versnelling (N, 1, 2, 3, 4, 5, 6) en bij stilstaande auto kunt u de achteruit inschakelen door de selectorhendel naar rechts en vervolgens naar achteren (fig. 113) te drukken. Als de auto rijdt, dan wordt de achteruit niet ingeschakeld; wacht tot de auto stilstaat en schakel de achteruit opnieuw in.
Als u de contactsleutel in stand STOP draait, gaat de motor uit, maar blijft Selespeed ingeschakeld totdat de auto geheel stilstaat; na ongeveer 2 tot 4 seconden nadat de contactsleutel in stand STOP is gezet, wordt het hydraulische deel uitgeschakeld en dooft ook de weergave op het display op de toerenteller. Pas nu is Selespeed uitgeschakeld. De versnelling die is ingeschakeld op het moment dat de motor wordt uitgezet, blijft ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Als u vanuit de achteruit (R) de eerste versnelling (1) of vanuit de vrijstand (N) de eerste versnelling (1) inschakelt en het inschakelen lukt niet, dan wordt automatisch de tweede versnelling (2) ingeschakeld. Dit is geen storing, maar is een onderdeel van de werking van het systeem.
Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rijdende auto) geen gas geeft, dan bedient het systeem bij een bepaalde snelheid de koppeling, zodat gebruikt wordt gemaakt van de remmende werking van de motor.
WEGWIJS IN UW AUTO SEQUENTIËLE WERKING (HANDMATIG) Als het systeem HANDMATIG wordt bediend, dan wordt op het display op de toerenteller de ingeschakelde versnelling weergegeven. De handmatige bediening wordt ingeschakeld als: – bij ingeschakelde CITY-functie nogmaals knop CITY (B-fig. 114) wordt ingedrukt en daarmee de hiervoor gekozen functie wordt uitgeschakeld. Bij deze bedieningswijze ligt de beslissing om over te schakelen bij de bestuurder.
– als geschakeld wordt naar een versnelling terwijl de motor niet met het geschikte toerental draait (te hoog of te laag), dan wordt de schakelopdracht niet uitgevoerd; – als de motor het maximaal toegestane toerental bereikt en u gas blijft geven (zonder dat ASR in werking treedt), dan schakelt het systeem automatisch op; – als het overschakelen niet direct lukt, dan probeert het systeem het eerst opnieuw en, als het nog niet lukt, schakelt vervolgens de eerstvolgende hogere versnelling in, zodat de auto n
WEGWIJS IN UW AUTO Als het lampje t gaat knipperen, dient u zich zo snel mogelijk tot de Alfa Romeo-dealer te wenden om de storing te laten verhelpen. Bij een storing aan de selectorhendel, schakelt het systeem automatisch de automatische werking CITY in, zodat de dichtstbijzijnde Alfa Romeo-dealer bereikt kan worden en de storing kan worden verholpen.
BELANGRIJK Houdt u bij het slepen van de auto aan de wettelijke voorschriften. Controleer of de versnellingsbak in de vrijstand (N) staat (controleer of de auto rolt als er tegen wordt geduwd) en sleep de auto zoals een auto met een handgeschakelde versnellingsbak (zie het hoofdstuk “Noodgevallen“. Als de versnellingsbak niet in de vrijstand kan worden gezet, dan mag de auto niet worden gesleept; wendt u in dat geval tot de Alfa Romeo-dealer. Start de motor niet als de auto wordt gesleept.
WEGWIJS IN UW AUTO HANDGREPEN (fig. 120) Bij beide voorportieren is een handgreep geplaatst. Bij beide achterportieren is een handgreep (A) geplaatst met een kledinghaakje (B). PLAFONDVERLICHTING De auto is uitgerust met een tijdgeschakelde plafondverlichting (voor/achter) die geleidelijk gaat branden/dooft.
Als u schakelaar (B) in de middelste stand schuift (stand 0), dan blijven de lampjes uit. BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of beide schakelaars in de middelste stand staan. Op deze manier zullen de lampjes van de plafondverlichting doven na het sluiten van de portieren. Als u vergeet om een portier te sluiten, zal na enkele seconden de interieurverlichting automatisch doven. Verlichting zonneklepspiegel (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO Plafondverlichting middenachter (fig. 124) (alleen uitvoeringen met opendak) Het plafondlampje is voorzien van een schakelaar met drie standen. Als schakelaar (A) in de middelste stand (0) staat, gaat het plafondlampje branden als een portier wordt geopend. De verlichting heeft een tijdschakeling en de werking is hetzelfde als bij de plafondverlichting voor. Als u de schakelaar naar rechts (stand 1) schuift, blijft de plafondverlichting altijd gedoofd. ASBAK VOOR EN AANSTEKER (fig.
Op iedere achterportier bevindt zich een asbak (A). Open de asbak in de richting van de pijl om deze te gebruiken en druk de lip in om de asbak te verwijderen. OPBERGVAKKEN OP DE TUNNELCONSOLE (fig. 127) OPBERGVAKKEN OP HET DASHBOARD Opbergvak links (fig. 128) Centraal opbergvak Op de tunnelconsole, naast de handrem, bevinden zich te volgende opbergvakjes: Aan de onderzijde van het dashboard, links van het stuurwiel, bevindt zich een opbergvak (A). – opbergvakje (A) en (B); – munthouder (C).
WEGWIJS IN UW AUTO DOCUMENTVAKKEN OP DE VOORPORTIEREN (fig. 129) ZONNEKLEPPEN Ze kunnen voor de voorruit of voor de zijruit worden gedraaid. Op ieder voorportier bevindt zich een documentenvak (A). Op de achterkant van de zonnekleppen bevindt zich een afsluitbaar spiegeltje (Afig. 130 ), dat verlicht wordt door het plafondlampje (B). A0B0253b 140 fig.
Als optional kan de auto zijn uitgerust met een inbouwvoorbereiding voor een mobiele telefoon. De voorbereiding bestaat uit: – antenne met dubbele functie (autoradio + mobiele telefoon); – aansluit- en voedingskabels met speciale stekker voor aansluiting van de handsfree carkit. Laat de installatie van de mobiele telefoon en de aansluiting op de inbouwvoorbereiding in de auto uitsluitend door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren.
WEGWIJS IN UW AUTO Door het gebruik van een mobiele telefoon, een 27 mc-zender of gelijksoortige apparaten in de auto (zonder buitenantenne) ontstaan elektromagnetische velden die, als ze worden versterkt door de reflectie in het interieur , niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de inzittenden kunnen zijn, maar ook storingen in de elektrische systemen van de auto (zoals de regeleenheid van het motormanagementsysteem, de regeleenheid van het ABS/EBD enz.) kunnen veroorzaken.
Druk op de achterzijde (1) van de schakelaar (A) om het dak te openen en op de voorzijde (2) om het dak te sluiten. Zodra u de schakelaar loslaat, blijft het dak in de stand staan waarin het zich op dat moment bevindt. Bij bepaalde uitvoeringen, blijft het dak tijdens het openen automatisch in een tussenstand (“Comfort“) staan. Deze stand wordt aanbevolen als u met een matige snelheid rijdt. U opent het dak volledig door nogmaals op de achterzijde (1) van de schakelaar (A) te drukken.
WEGWIJS IN UW AUTO BEDIENING IN NOODGEVALLEN Als de elektrische bediening niet werkt, dan kan het opendak ook handmatig worden bediend; ga hiervoor als volgt te werk: BELANGRIJK Als het dak handmatig is geopend of gesloten, draait u de sleutel eerst een halve slag terug totdat u een klik hoort, en pas daarna verwijdert u de sleutel. – licht het rooster bij de door de pijl aangegeven punten op en verwijder het (Dfig. 136); – druk de daarvoor bestemde sleutel (B-fig.
Het kofferdeksel kan van binnenuit worden geopend door aan de hendel (A) naast de bestuurdersstoel te trekken. Bedien de hendel niet bij een rijdende auto. OPENEN MET AFSTANDSBEDIENING (fig. 139) Het kofferdeksel kan, ook bij ingeschakeld alarm, op afstand worden geopend door druktoets (A) in te drukken. De gasveren zijn zo afgesteld dat het kofferdeksel op de juiste wijze wordt geopend als de klep het oorspronkelijke gewicht heeft. Achteraf aangebrachte voor werpen (spoiler, enz.
WEGWIJS IN UW AUTO Als het kofferdeksel weer wordt gesloten, dan worden de functies hersteld. Het systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen in enkele landen) twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers gaan ongeveer 3 seconden branden. KOFFERDEKSEL SLUITEN U sluit het kofferdeksel door het kofferdeksel te laten zakken en ter hoogte van het slot te drukken, totdat u de vergrendeling hoort. VERLICHTING BAGAGERUIMTE (fig. 140) BAGAGE VASTZETTEN (fig.
Als u voorwerpen vervoert en u ‘s nachts rijdt, moet u controleren of de hoogteregelaars op de koplampen in de juiste stand staan (zie paragraaf “Koplampen“ in dit hoofdstuk). Controleer voor de juiste werking van de hoogteregelaars bovendien of de lading niet zwaarder is dan in de gewichtentabel staat aangegeven. Het maximum laadvermogen van de auto mag nooit overschreden worden (zie hoofdstuk “T echnische gegevens“).
WEGWIJS IN UW AUTO – Druk de haak (A-fig. 144) van de beveiliging omhoog. – Til de motorkap op. BELANGRIJK Het optillen van de motorkap wordt vergemakkelijkt door twee gasveren. Wij raden u aan deze gasveren niet te demonteren en de motorkap tijdens het optillen te begeleiden. GEVAAR - ERNSTIGE VERWONDINGEN. Als u controle- of onderhoudswerkzaamheden in de motorruimte uitvoert, moet u er vooral op letten dat u uw hoofd niet stoot tegen het uitstekende deel van de motorkap.
– laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en controleer of de motorkap goed is gesloten door de motorkap op te tillen. De motorkap mag niet alleen door de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit laatste geval de motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal de handeling. Controleer altijd of de motorkap goed vergrendeld is, om te voorkomen dat deze tijdens het rijden open gaat. KOPLAMPEN KOPLAMPVERSTELLING (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO De regelknop heeft vier standen die overeenkomen met de onderstaande beladingsgraad: – stand 0: één of twee personen op de voorstoelen, volle brandstoftank, interieuruitrusting (in rijklare staat); MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN De hoogte van de mistlampen voor kan worden afgesteld met stelschroef (A-fig. 146). – stand 1: vijf personen; – stand 2: vijf personen met volle bagageruimte (ongeveer 50 kg); – stand 3: bestuurder en 300 kg bagage in de bagageruimte.
Voor het inschakelen van de spanningsboog is een hoge spanning nodig, terwijl daarna voor de voeding weinig spanning vereist is. De koplampen bereiken de maximale lichtopbrengst ongeveer 15 seconden na de inschakeling. De sterke lichtopbrengst die dit type koplampen levert, vereist het gebruik van een automatisch systeem dat de afstelling van de koplampen constant houdt bij remmen, accelereren of bij het vervoer van lading en zo het verblinden van tegenliggers verhindert.
WEGWIJS IN UW AUTO 152 ABS De auto is uitgerust met een anti-blokkeersysteem (ABS). Het systeem voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip optimaal wordt benut en de auto ook tijdens een noodstop bestuurbaar en stabiel blijft. Als het ABS in werking is getreden, merkt de bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid.
Wees voorzichtig bij het remmen in bochten, ook als de auto is voorzien van ABS. Het allerbelangrijkste advies is echter het volgende: Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal. V erlaag de remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed ingedrukt; op deze manier hebt u, afhankelijk van de conditie van het wegdek, de kortste remweg. Als u deze aanwijzingen opvolgt, zult u onder alle omstandigheden de remmen het beste benutten.
WEGWIJS IN UW AUTO 154 Als bij een draaiende motor alleen het waarschuwingslampje > gaat branden (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool), dan is er een storing in het ABS. In dat geval werkt het conventionele remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem. Onder deze omstandigheden kan ook de werking van het EBD-systeem verminderen.
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor wordt gestart. Tijdens het rijden kan het systeem worden uit- of ingeschakeld door schakelaar (A-fig. 147) op de middenconsole in te drukken. Als het systeem is uitgeschakeld, branden het lampje V op het instrumentenpaneel en het lampje op de schakelaar en verschijnt het opschrift ASR OFF op het display Infocenter. Als het systeem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het als de auto opnieuw wordt gestart, automatisch weer in.
WEGWIJS IN UW AUTO EOBD-SYSTEEM Het op de auto gemonteerde EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) is conform de EU 98/69-richtlijnen (EURO 3). Met dit systeem kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd van die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie; bovendien attendeert het systeem de bestuurder door het branden van het lampje U op het instrumentenpaneel (op het display verschijnen ook een mededeling + symbool) op de veroudering van de betreffende componenten.
Door de toepassing van emissiereductiesystemen in de Alfa 156 GTA mag u uitsluitend loodvrije benzine tanken met een octaangetal van ten minste 95 R.O.N. Om te voorkomen dat per ongeluk loodhoudende benzine wordt getankt, heeft de vulopening van de tank zodanige afmetingen dat er geen tankpistool voor loodhoudende benzine kan worden ingestoken. Een beschadigde katalysator l aat s chadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, wa ardoor h et m ilieu wordt vervuild. TANKDOP (fig.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Controleer voordat u de motor start voor uw eigen veiligheid of het vulpistool goed in de brandstofpomp is teruggeplaatst. Kom niet dicht bij de vulopening met open vuur of een brandende sigaret: brandgevaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomen dat u s chadelijke d ampen inademt. Vervang de tankdop zonodig alleen door een ander exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het benzinedampopvangsysteem in gevaar worden gebracht.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN Driewegkatalysator Geen enkel onderdeel van de auto bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen), het gas dat waarschijnlijk de oorzaak is van het gat in de ozonlaag. Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich in een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO C O R R E C T G E B R U I K VA N D E A U T O MOTOR STARTEN BELANGRIJK De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering. Zie bij startproblemen “Alfa Romeo CODE“. Het is raadzaam om gedurende de eerste gebruiksperiode geen maximale prestaties van uw auto te verlangen (bijv . krachtig accelereren, langdurig rijden met hoge toerentallen en bruusk remmen). Het is zeer gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien.
– Rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in. BELANGRIJK Bij de uitvoering met Selespeed versnellingsbak moet het rempedaal ingetrapt worden gehouden tijdens het starten. Als het rempedaal herhaaldelijk wordt ingetrapt bij een afgezette motor, is er meer kracht vereist. In een dergelijke situatie moet voor het starten van de motor het rempedaal krachtiger worden ingetrapt.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO NOODSTART Als de regeleenheid van de Alfa CODE de via de contactsleutel gezonden code niet herkent (controlelampje (¢) op het instrumentenpaneel brandt constant) kan een noodstart worden uitgevoerd met de code die op de CODE-card vermeld staat. Zie voor de juiste procedure het hoofdstuk “Noodgevallen“. Probeer auto’ s met katalysator nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden.
– Controleer of eventuele kinderzitjes (stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd zijn op de zitplaatsen achter. – Stuw eventuele bagage zorgvuldig in de bagageruimte om te voorkomen dat bij bruusk remmen voorwerpen door het interieur schieten. – Gebruik geen zware maaltijden voor een reis. Een lichte maaltijd draagt ertoe bij goede reflexen te behouden. Vermijd vooral het gebruik van alcohol.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Let op de dikte van eventuele extra vloermatten: zelfs een gering defect in het remsysteem kan tot gevolg hebben, dat het rempedaal dieper dan normaal moet worden ingetrapt. Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt. – Rijd niet te lang achter elkaar, maar las pauzes in en gebruik die om een beetje te bewegen en weer op krachten te komen.
IN DE MIST RIJDEN – Vermijd, indien mogelijk, het rijden in dichte mist. Tips bij nevel, mist of kans op mistbanken: – Beperk uw snelheid. – Ontsteek, ook overdag, het dimlicht, de mistachterlichten en de mistlampen voor. Gebruik niet het grootlicht. BELANGRIJK Doof bij stukken met goed zicht de mistachterlichten om de weggebruikers achter u niet te hinderen. – Denk eraan dat mist de wegen ook nat maakt, waardoor manoeuvres moeilijker uit te voeren zijn en de remweg langer is.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO MET ABS RIJDEN Het ABS is een voorziening op het remsysteem dat twee belangrijke voordelen biedt: 1) Het voorkomt het blokkeren en daarmee het slippen van de wielen bij een noodstop en in omstandigheden waarbij de grip op het wegdek beperkt is. 2) Het houdt de auto tijdens het remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt u tijdens het remmen obstakels ontwijken of van richting veranderen, mits de grip van de banden dit toelaat.
Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer). Airconditioning De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt (met gemiddeld 20%).
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Koude start Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Als het waarschuwingslampje van de brandstofreserve brandt, tank dan zo snel mogelijk. Een laag brandstofniveau kan een onregelmatige brandstoftoevoer veroorzaken, waardoor de temperatuur van de uitlaatgassen stijgt; hierdoor kan de katalysator ernstig beschadigen. Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden, met losgenomen bougiekabels draaien. Laat de motor voor vertrek niet warmdraaien met stationair toerental, behalve als de buitentemperaturen zeer laag zijn.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WINTERBANDEN Deze banden zijn speciaal ontworpen voor het rijden op sneeuw en ijs en kunnen worden gemonteerd in plaats van de standaard geleverde banden. Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard gemonteerde banden. De Alfa Romeo-dealer kan u adviseren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u hem wilt gebruiken.
Houd bij gemonteerde sneeuwkettingen een matige snelheid aan; rijd niet harder dan 50 km/h. Vermijd kuilen, stoepranden en andere obstakels en rijd, om de auto en het wegdek niet te beschadigen, geen lange stukken op sneeuwvrije wegen. AUTO LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende maatregelen als de auto langer dan een maand niet wordt gebruikt: – Zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk goed geventileerde ruimte. – Reinig en conserveer de glimmende metalen delen met daarvoor geschikte middelen.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WEER IN GEBRUIK NEMEN Als de auto langdurig niet gebruikt is en u wilt de auto weer in gebruik nemen, voer dan de volgende handelingen uit: – Reinig de buitenzijde van de auto niet droog. – Controleer visueel op lekkage van vloeistoffen (olie, rem- en koppelingsvloeistof, koelvloeistof, enz.). – Controleer de conditie van de riemen in de motor. – Controleer de acculading en sluit de minkabel (–) aan.
NOODSTART Als de Alfa Romeo CODE er niet in slaagt om de startblokkering op te heffen, blijven het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje U branden en start de motor niet. Voor het starten van de motor is het nodig een noodstart uit te voeren. BELANGRIJK Wij raden u aan om eerst de instructies goed te lezen, voordat u de motor op deze wijze start.
NOODGEVALLEN STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu leeg is (bij een accu met optische zuurweger: donkere kleur zonder groen in het midden), kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die dezelfde of een iets grotere capaciteit moet hebben als de lege accu. Ga als volgt te werk fig. 1: 1) Verwijder het beschermdeksel van de pluspool op de accu door op de lippen aan de voorzijde te drukken en verbind de pluspolen (+ teken nabij de pool) van de beide accu’s met een startkabel.
EEN LEKKE BAND Probeer auto’ s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen. BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met de snelle bandenreparatieset “Fix&Go“, zie dan de aanwijzingen in de volgende paragraaf.
NOODGEVALLEN 176 Het reservewiel behoort bij de auto waarbij het geleverd is. Gebruik het reservewiel niet bij andere auto’s en monteer geen reser vewielen van andere auto’s. Als u het gemonteerde velgtype wilt ver vangen (stalen in plaats van lichtmetalen of omgekeerd), moeten tevens alle wielbouten worden ver vangen door bouten met een lengte die aangepast is aan het velgtype.
WIEL VERWISSELEN Het is nodig te weten dat: – De krik 2,100 kg moet wegen. – De krik geen afstelwerkzaamheden mag vereisen. – De krik bij beschadiging vervangen moet worden door een krik van hetzelfde type. – Til de bekleding in de bagageruimte op. – Draai de blokkeerschroef (handgreep) (A-fig. 2) los. – Neem de gereedschaphouder uit (B) en zet de houder dicht bij het te verwisselen wiel. NOODGEVALLEN Het reservewiel is niet geschikt voor de montage van sneeuwkettingen.
NOODGEVALLEN – Draai de wielbouten van het te verwisselen wiel (A-fig. 3 ) ongeveer één slag los. – Draai de slinger en krik de auto op, totdat het wiel enkele centimeters los van de grond is. – Monteer het reservewiel, waarbij één van de gaten (A-fig. 7) over de pen (Bfig. 7) moet vallen. – Verwijder het kapje A-fig. 4 op de zijskirt, zoals aangegeven in de afbeelding. – Draai de wielbouten (A-fig. 3 ) helemaal los en trek het wiel los.
NORMALE WIEL MONTEREN – Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het reservewiel. – Draai de centreerpen (A-fig. 9) in één van de boutgaten in de wielnaaf. BELANGRIJK Plaats het wiel op de pen en draai de vijf bouten, waarmee het normale wiel gemonteerd was, vast. – Verwijder de centreerpen (A-fig. 9 ) en draai de laatste bout vast. – Laat de auto zakken en verwijder de krik; draai de wielbouten stevig vast in de volgorde die hiervoor beschreven is voor het reservewiel (fig. 7).
NOODGEVALLEN Ter afsluiting: – plaats het verwisselde wiel op de daarvoor bestemde plek in de bagageruimte; – druk de krik stevig in de houder om rammelen tijdens het rijden te voorkomen; – berg het gebruikte gereedschap op in de houder; – plaats de gereedschaphouder op het reservewiel en draai de blokkeerschroef (A-fig. 2) vast. SNELLE BANDENREPARATIESET FIX&GO De snelle bandenreparatieset is in een daarvoor bestemde houder in de bagageruimte geplaatst A-fig. 10.
In fig. 12 wordt weergegeven: A gebied van de band dat gerepareerd kan worden (gaten of scheuren met een diameter van max. 4 mm); B gebied dat NIET gerepareerd kan worden. A0B0333b fig. 12 Het i s n iet m ogelijk scheuren aan de zijkanten van de band te repareren. Bovendien is het p ermanent dichtkitten van scheuren op het loopvlak op minder dan 25 mm van de zijkant van de band niet gegarandeerd.
NOODGEVALLEN Bij schade aan de velg (zodanige vervorming van het kanaal dat er lucht wegloopt) of aan de band, buiten de gebieden die hier voor zijn aangegeven, kan de band niet g erepareerd w orden. Verwijder de eventueel in de band binnengedrongen voor werpen (schroeven of spijkers) niet. Attentie! D e s puitbus bevat p ropyleenglycol; deze s ubstantie k an schadelijk zijn en een prikkelend/brandend g evoel g even.
6) Sluit vervolgens met hendeltje (E) de slang van de compressor (F) op het ventiel van de band aan. 7) Start de motor, sluit de stekker (G) aan op de aansteker (of 12V-stekkerdoos) en pomp de band op tot de juiste bandenspanning is bereikt (zie “Bandenspanning in koude toestand“ in het hoofdstuk “Technische gegevens“). Controleer de bandenspanning op de manometer(H). Voor een nauwkeurige aflezing moet de compressor worden uitgeschakeld.
NOODGEVALLEN Als de bandenspanning onder 1,3 bar is gedaald, mag niet verder worden gereden; FIX & GO kan de vereiste wegligging niet garanderen omdat de band te erg beschadigd is; wendt u tot de Alfa Romeodealer. Als de bandenspanning ten minste 1,3 bar bedraagt, moet de juiste bandenspanning worden hersteld (bij draaiende motor en aangetrokken h andrem). R ijd vervolgens zeer voor zichtig verder.
Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. Wij raden u aan defecte gloeilampen, indien mogelijk, door de Alfa Romeodealer te laten ver vangen. De juiste werking en afstelling van de buitenverlichting zijn van essentieel belang voor de rijveiligheid en bovendien wettelijk verplicht.
NOODGEVALLEN ALGEMENE AANWIJZINGEN – Als een lampje niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is, voordat u de lamp vervangt. – Zie voor de plaats van de zekeringen de paragraaf “Een doorgebrande zekering“ in dit hoofdstuk. – Controleer, voordat u een defecte lamp vervangt, of de contacten niet zijn geoxideerd. – Vervang een defecte lamp door een exemplaar van hetzelfde type en vermogen.
FIGUUR 20 TYPE VERMOGEN Grootlicht D H1 55W Dimlichten D H7 55W Parkeerlichten voor B H6W 6W Mistlampen voor D H1 55W Richtingaanwijzers voor B PY21W 21W Richtingaanwijzers op voorspatbord A W5W 5W Richtingaanwijzers achter B P21W 21W Achterlichten - remlichten B P21/5W 21W/5W Derde remlicht B 3,2W 3,2 Achteruitrijlichten A P21W 21W Mistachterlichten B P21W 21W Kentekenplaatverlichting B W5W 5W Plafondverlichting voor A C10W 10W Bagageruimteverlichting
NOODGEVALLEN DEFECTE BUITEN VERLICHTING Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden u itgevoerd e n w aarbij geen rekening wordt gehouden met d e t echnische s pecificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. KOPLAMPUNITS In de koplampunits zijn de gloeilampen voor de richtingaanwijzers, de parkeerverlichting/het dimlicht en het grootlicht gemonteerd.
(optional voor bepaalde uitvoeringen/markten) Xenonlampen hebben een zeer lange levensduur waardoor een eventueel defect onwaarschijnlijk is. Laat de controle van het systeem e n e ventuele reparaties u itsluitend door de Alfa Romeo-dealer uitvoeren. Alle w erkzaamheden aan de koplampunits voor moeten worden uitgevoerd bij uitgeschakelde verlichting en uitgenomen contactsleutel: kans op vonken. – Draai de stekker (B-fig.24) van de xenonlamp een kwart slag linksom, zoals aangegeven in fig.
NOODGEVALLEN – Draai de knop(A-fig. 26 ) linksom en verwijder de knop. – Verwijder de xenonlamp (B-fig.26). – Plaats de nieuwe lamp, waarbij de nok in de uitsparing op de zitting moet vallen. – Monteer het beschermdeksel op de juiste wijze (A-fig. 23). Xenonlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers hebt aangeraakt, moet u de bol schoonwrijven met een doekje met alcohol en laten drogen. Monteer vervolgens de lamp.
Richtingaanwijzers Gloeilamp vervangen: Gloeilamp vervangen: – Draai het beschermdeksel (C-fig. 23) linksom, waardoor de gloeilamp van de buitenverlichting bereikbaar wordt. – Verwijder de lamp (A-fig. 28) uit de lamphouder(B) door hem iets in te drukken en linksom te draaien. – Vervang de lamp en monteer de lamphouder (B-fig. 28) in de zitting. – Monteer het beschermdeksel op de juiste wijze (C-fig. 23) – Draai de beschermkap (A-fig. 29 ) linksom. – Draai de lamphouder (B) linksom.
NOODGEVALLEN – Monteer de lamphouder (A-fig. 31) waarbij de lippen van de lamphouder in de uitsparingen moeten vallen van de lampunit; draai vervolgens de houder rechtsom. DIMLICHTEN (fig. 32) – Verwijder en vervang de lamp. MISTLAMPEN VOOR – Monteer de nieuwe lamp, waarbij de lippen op het metalen deel in de uitsparingen van de reflector moeten vallen. Haak vervolgens de borgveer (B) weer vast. – Maak de stekker (A) vast. – Monteer het beschermdeksel op de juiste wijze.
dealer. Wendt u voor het afstellen v an d e m istlampen voor tot een Alfa Romeo- – Maak de hoofdvoedingskabel (F-fig. 35) vast. Gloeilamp vervangen: – Verwijder het beschermdeksel (Afig. 36). – Trek de geklemde lamphouder (Bfig. 36) los. – Monteer het deksel (E-fig. 34 ) en sluit de stekker (D-fig. 34 ) aan op de lichtunit. – Verwijder de lamp (C-fig. 37) uit de lamphouder door hem iets in te drukken en linksom te draaien.
NOODGEVALLEN – Plaats de nieuwe lamp, waarbij de lippen op het metalen deel in de uitsparingen van de reflector moeten vallen. GROOTLICHT (fig. 38) Gloeilamp vervangen: – Haak de borgveer (A) vast. – Verwijder het beschermdeksel. – Haak de borgveer van het lampje A los. – Monteer het beschermdeksel op de juiste wijze. – Maak de hoofdvoedingskabel (B) los. – Maak de hoofdvoedingskabel (B) vast. A0B0218b fig.
–Plaats de lamphouder (B-fig. 40) in het lampenglas (D-fig. 40) en monteer de lampunit. Controleer of de bevestigingsveer (A-fig. 39) goed blokkeert. ACHTERLICHTUNITS In de achterlichtunits zijn de gloeilampen voor de achteruitrijlichten, de mistachterlichten, de richtingaanwijzers, de kentekenplaatverlichting, de remlichten en het derde remlicht gemonteerd.
NOODGEVALLEN – Monteer de achterlichtunit met behulp van de borglippen (B-fig. 42). – Maak de bekleding in de bagageruimte vast met de bevestigingsschroeven. – Verwijder en vervang de betreffende lamp (bolvormig met bajonetfitting) door de lamp iets in te drukken en linksom te draaien (fig. 46). RICHTINGAANWIJZERS ACHTER/ACHTERLICHTEN/ REMLICHTEN Gloeilampen vervangen: (C) gloeilamp voor achterlicht/remlicht – Open het kofferdeksel. – Draai de 2 bevestigingsmoeren (Afig.
Gloeilampen vervangen: – Maak de lichtunit los door met de platte punt van een schroevendraaier de klemveer (A-fig. 47) los te haken. Bescherm hierbij de punt met een zachte doek. – Monteer de lamphouder (C-fig. 48 ) door hem iets te draaien. DERDE REMLICHT – Monteer de lichtunit (Bfig. 47). Plaats eerst de bevestigingslippen en druk vervolgens op de veerklem (A-fig. 47). Gloeilampen vervangen: – Verwijder de lichtunit (B-fig. 47). – Open het kofferdeksel. – Draai de bevestigingsknoppen (Afig.
NOODGEVALLEN – Monteer het lampenglas en maak de lichtunit vast met de knop (B-fig. 50). – Maak de bekleding vast met de knoppen (A-fig. 49). DEFECTE INTERIEURVERLICHTING PLAFONDVERLICHTING VOOR Gloeilampen vervangen: A0B0204b – Maak het plafondlampje (A-fig. 53) op het door de pijl aangegeven punt los. Voer voor het monteren van het plafondlampje de handelingen voor het verwijderen in omgekeerde volgorde uit.
Gloeilampen vervangen: – Maak het plafondlampje (A-fig. 55) op het door de pijl aangegeven punt los. – Plaats het nieuwe lampje en zorg ervoor dat het lampje goed vastzit in de veercontacten. – Monteer het plafondlampje door eerst de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens de andere zijde vast te drukken, totdat de borglip inklikt. – Maak het lampje (B-fig. 56 ) los door het naar buiten te trekken uit de veercontacten.
NOODGEVALLEN – Verwijder het lampje (B-fig. 60 ) door het lampje naar buiten te trekken en uit de veercontacten los te maken. SPIEGELVERLICHTING ZONNEKLEP Gloeilamp vervangen: – Maak de lampunit (A-fig. 59 ) op het door de pijl aangegeven punt los. – Plaats het nieuwe lampje en zorg ervoor dat het lampje goed vastzit in de veercontacten. – Monteer de lampunit door deze eerst aan één zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt.
Gloeilamp vervangen: – Verwijder de lampunit door met een schroevendraaier op lip (A-fig. 61 ) te drukken. – Verwijder de bescherming (B-fig. 62). A0B0194b – Monteer de bescherming (B-fig. 62). – Monteer de lampunit door deze eerst aan één zijde in de juiste stand te plaatsen en vervolgens de andere zijde aan te drukken, totdat de borging inklikt. – Vervang het buislampje (B-fig. 66) door het naar buiten te trekken, plaats het nieuwe lampje en zorg ervoor dat het goed in de veercontacten vastzit.
NOODGEVALLEN EEN DOORGEBRANDE ZEKERING ALGEMENE INFORMATIE (A) - Zekering in goede staat Het elektrische systeem wordt door zekeringen (fig. 67) beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. (B) - Zekering met doorgebrande strip. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand. De verbindingsstrip mag niet onderbroken zijn.
ZEKERINGEN EN RELAIS IN DE ZEKERINGENKAST (fig. 70) De zekeringen van de belangrijkste systemen bevinden zich in een zekeringenkastje onder het dashboard, links van het stuur. Ze zijn bereikbaar nadat het paneel (A) is verwijderd door de lippen (B) in de richting van de pijl te drukken en de schroef (C) los te draaien. A0B0188b A0B0172b A. Relais dimlichten B. Relais opendak, stoelverwarming, elektrische ruitbediening achter en elektrische stoelverstelling.
NOODGEVALLEN ZEKERINGEN OP DE ZEKERINGENKAST (fig. 72) De zekeringen van enkele componenten zijn gegroepeerd in drie houders op de hoofdzekeringenkast en bereikbaar nadat het paneel is verwijderd (A-fig. 70). De zekeringen zijn bereikbaar nadat het geklemde klepje (A-fig. 73 ) is verwijderd.
In de motorruimte, op een houder voor de accu, bevinden zich enkele afgeschermde zekeringen en relais (het aantal is afhankelijk van de uitvoering). BELANGRIJK De plaats van de zekeringen en relais is afhankelijk van de uitvoering en het land; het is daarom raadzaam, ook in geval van een eventuele storing, contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer. Verwijder de bescherming (A-fig. 74) om de volgende relais te bereiken (fig. 75): A. Relais 2e snelheid elektroventilateur. B.
NOODGEVALLEN TABEL VERLICHTING ZEKERING AMPÈRE FIGUUR Parkeerlicht linksvoor 7 10A 70 Parkeerlicht rechtsvoor 6 10A 70 Achterlicht links 6 10A 70 Achterlicht rechts 7 10A 70 Dimlicht links/xenonlampen (indien aanwezig) 8 20A 70 Dimlicht rechts/xenonlampen (indien aanwezig) 4 20A 70 Grootlicht links 2 10A 70 Grootlicht rechts 1 10A 70 Cruise-control (indien aanwezig) 13 10A 70 Kentekenplaatverlichting links 7 10A 70 Kentekenplaatverlichting rechts 6 10A 70 Ach
ZEKERING AMPÈRE FIGUUR Ruitenwissers/-sproeiers/Achteruitwisser/Regensensor (indien aanwezig) 10 20A 70A Claxon 11 20A 70 GSM Box voor Connect/Navigatiesysteem-Diefstalalarm 13 10A 70 Elektrische ruitbediening voor 5 30A 70 Elektrische ruitbediening linksachter 4 20A 72 Elektrische ruitbediening rechtsachter 5 20A 72 Portiervergrendeling - Bagageruimteverlichting 3 20A 70 Elektrische kofferdekselontgrendeling 7 30A 72 Achterruitverwarming 15 30A 70 Elektrische spiegelv
NOODGEVALLEN 208 SYSTEEM/COMPONENTEN ZEKERING AMPÈRE FIGUUR Autoradio/Diagnosestekker 12 10A 70 Diefstalalarm 12 10A 70 Extra stekkerdoos in de bagageruimte (Sportwagon-uitvoeringen) 10 20A 72 Afstandsbediening 13 10A 70 Verlichting bedieningsorganen/Remlichten 3 10A 72 Verlichting bedieningsorganen via buitenverlichting 6 10A 72 Stoelverwarming/Opendak/Elektrische stoelverstelling 8 30A 72 Airbagsysteem 2 (*) 10A (*) 72 ABS 9 11 (*) 60A 10A (*) 69 72 Alfa Romeo COD
ZEKERING AMPÈRE FIGUUR Tijdens starten uitgeschakelde verbruikers 1 7,5A 72 Voeding via accu voor Alfa Romeo CODE/Inspuitsysteem 12 7,5A 72 Verbruikers die bij contactsleutel op MAR niet werken 2 30A 69 Alle overige systemen en elektrische componenten 1 3 80A 70A 69 69 Selespeed versnellingsbak 7 8 30A 20A 69 69 NOODGEVALLEN SYSTEEM/COMPONENTEN (*) Componenten en stroomsterkte (ampère) afhankelijk van uitvoering/markt.
NOODGEVALLEN EEN LEGE ACCU Wij raden u aan in het hoofdstuk “Onderhoud van de auto“ de voorzorgsmaatregelen door te lezen om een lege accu te voorkomen en om een lange levensduur van de accu te garanderen. ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u tot een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden.
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding van de bagageruimte. Sleepoog bevestigen: – Verwijder het sleepoog uit de houder. – Verwijder het geklemd gemonteerde dekseltje (A) op de voor- (fig. 77) of achterbumper (fig. 78 ). Gebruik hiervoor de schroevendraaier met platte punt en bescherm de punt met een zachte doek, zodat beschadigingen aan de auto worden voorkomen. – Draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen. A0B0331b fig.
NOODGEVALLEN 212 Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in STOP zonder de contactsleutel uit het slot te ver wijderen. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen. Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur .
MET DE HEFBRUG OF GARAGEKRIK De auto mag uitsluitend aan de zijkant worden opgekrikt door de hefarm van de garagekrik of de hefbrug in het aangegeven gebied te plaatsen, op ongeveer 40 cm van de wielkuip (fig. 79). De a uto m ag w orden opgekrikt met een werkplaatskrik o f d e a rmen van een hefbrug uitsluitend op de aangegeven punten (fig. 79). NOODGEVALLEN De krik dient uitsluitend voor het ver wisselen van een w iel v an d e a uto waarbij de krik geleverd is of voor auto’s van hetzelfde model.
NOODGEVALLEN BIJ EEN ONGEVAL – Het is belangrijk altijd rustig te blijven. – Als u niet direct bij het ongeval betrokken bent, stopt u dan op een afstand van ten minste een tiental meters van het ongeluk. – Stop bij ongevallen op de snelweg zo mogelijk in de berm en laat de vluchtstrook vrij. – Zet de motor uit en schakel de waarschuwingsknipperlichten in. – Verlicht als het donker is met de koplampen de plaats van het ongeval. – Wees voorzichtig, voorkom het risico van een aanrijding.
De verbandtrommel moet ten minste bevatten: – steriele gaasdeppers, om de wond te bedekken en schoon te maken; – verschillende soorten verband; Wij raden u aan om naast de verbandtrommel ook een brandblusser en een deken aan boord te hebben. Zowel de verbandtrommel als de brandblusser zijn opgenomen in het Alfa Romeo Lineaccessori-programma. NOODGEVALLEN VERBANDTROMMEL (fig.
ONDERHOUD VAN DE AUTO O N D E R H O U D VA N D E A U T O GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Voor deze Alfa Romeo zijn service- en inspectiebeurten voorgeschreven die om de 20.000 km moeten worden uitgevoerd. BELANGRIJK 2000 km voordat het onderhoud moet worden uitgevoerd, wordt de mededeling “GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD NA“ op het display Infocenter weergegeven.
x 1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen ● ● ● ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
ONDERHOUD VAN DE AUTO x 1000 km 20 Uitlaatgasemissie controleren 40 60 ● 80 ● Benzinedamp-opvangsysteem controleren 120 140 ● 160 180 ● ● ● Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (remsysteem, hydraulische koppeling, stuurbekrachtiging, ruitenwissers, accu, motorkoelsysteem, enz.
Voor auto’ s waarmee jaarlijks minder dan 20.000 km wordt gereden (bijvoorbeeld ongeveer 10.000 km) is er een jaarlijks inspectieschema dat het volgende omvat: - Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen (inclusief het reservewiel) – Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
ONDERHOUD VAN DE AUTO BELANGRIJK Motorolie BELANGRIJK Accu BELANGRIJK Pollenfilter met actieve koolstof Vervang de motorolie vaker dan in het onderhoudsschema staat aangegeven als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals: Wij raden u aan de acculading voor het begin van de winter te controleren, om eventuele bevriezing van het elektrolyt te voorkomen.
A0B0292b ONDERHOUD VAN DE AUTO NIVEAUS CONTROLEREN Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar. Let op. T ijdens het bijvullen m ogen d e v loeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd worden. fig.
ONDERHOUD VAN DE AUTO MOTOROLIE Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor. Verwijder de oliepeilstok (A) en maak de peilstok schoon. Plaats de peilstok geheel terug, verwijder de peilstok en controleer of het niveau tussen het MIN- en MAX-merkteken op de peilstok staat. Het verschil tussen het MIN- en MAXmerkteken komt overeen met ongeveer 1 liter olie.
Het oliepeil moet op een vlakke ondergrond en bij een auto met stilstaande en koude motor worden gecontroleerd.
ONDERHOUD VAN DE AUTO KOELVLOEISTOF (fig. 4) Draai b ij e en w arme motor de dop van het expansiereservoir nooit los: gevaar voor verbranding. Het anti-vriesmengsel in het koelsysteem beschermt tot een temperatuur van -40°C. Het niveau van de koelvloeistof moet op een vlakke ondergrond en bij een koude motor worden gecontroleerd en moet zich tussen het MIN en MAX-merkteken op het reservoir bevinden.
BELANGRIJK Wendt u voor onderhoudswerkzaamheden of eventuele reparaties tot een Alfa Romeo-dealer. – Vul olie bij, totdat het niveau nabij het MAX-merkteken staat en monteer de dop. Voorkom dat de olie van de stuurbekrachtiging in contact komt met warme delen van de motor: de olie is ontvlambaar.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Het symbool π op het reservoir geeft aan dat synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt. Het gebruik van vloeistoffen met andere specificaties moet absoluut worden vermeden, omdat de rubbers in het remsysteem door deze vloeistoffen kunnen worden beschadigd. BELANGRIJK De remvloeistof is hygroscopisch (trekt water aan).
Het luchtfilter is verbonden met de systemen die de luchttemperatuur en luchthoeveelheid meten. Deze sturen elektrische signalen naar de regeleenheid, die noodzakelijk zijn voor een correct functioneren van het inspuitings-/ontstekingssysteem. Voor de juiste werking van de motor, een laag verbruik en een lage uitstoot van uitlaatgassen, is het daarom noodzakelijk dat het luchtinlaatsysteem altijd in perfecte conditie is.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Ga voor het vervangen van het filter als volgt te werk: – verwijder de bescherming (A-fig. 8); – draai de twee door de pijl aangegeven bouten los en verplaats aan de zijkant de relaishouder (B-fig. 9); – verwijder de verbindingsmof als volgt: – maak de klemmen (A-fig. 10) los, maak de stekker los van de luchtkwantummeter (C) en verwijder de verbindingsmof (B). POLLENFILTER MET ACTIEVE KOOLSTOF Het filter filtert de lucht mechanisch en elektrostatisch als de ruiten zijn gesloten.
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief. Vermijd het contact met de huid of de ogen. Houd open vuur en vonkvormende apparaten verwijderd van de accu: gevaar voor brand en explosies. Onoordeelkundige montage van elektrische apparatuur kan ernstige schade toebrengen aan de auto. Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, autoradio, mobiele telefoon, enz.), raden wij u aan contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer.
ONDERHOUD VAN DE AUTO ACCULADING CONTROLEREN ACCU OPLADEN De acculading kan kwalitatief gecontroleerd worden door de kleur van de optische meter te controleren. BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u tot een Alfa Romeo-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. Zie de volgende tabel of de sticker Bfig. 12 op de accu. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden.
BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (bij temperaturen onder -10°C). Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan “Auto langere tijd stallen“ in het hoofdstuk “Correct gebruik van de auto“. ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerde accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld: Accu van Maximum stroomverbruik bij stilstaande motor 50 Ah 30 mA 60 Ah 36 mA 70 Ah 42 mA Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming van het babyflesje, stofzuiger, mobiele telefoon, enz.
BANDENSPANNING De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt een onregelmatige slijtage van de banden fig.13: A - Juiste spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak. B - Te lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten van het loopvlak. De bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd. C - Te hoge spanning: te grote slijtage in het midden van het loopvlak.
ONDERHOUD VAN DE AUTO Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen. Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is. Banden die langer dan zes jaar onder een auto gemonteerd zijn, moeten dan ook door een specialist worden gecontroleerd. Dit geldt in het bijzonder voor het reservewiel.
WISSERBLADEN Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSION AL SC 35 aan. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste een maal per jaar de wisserbladen te vervangen. Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het mogelijk beschadigingen van het rubber te voorkomen.
ONDERHOUD VAN DE AUTO BELANGRIJK De wisserbladen hebben afhankelijk van de uitvoering verschillende standen. Houdt u in ieder geval aan de instructies die vermeld staan op de verpakkingen van de reserveonderdelen die verkrijgbaar zijn bij de Alfa Romeo-dealer. KOPLAMPSPROEIERS CARROSSERIE Controleer regelmatig of de koplampsproeiers schoon en in goede staat zijn fig. 16.
– Het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen. – Het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, naden, randen, enz. – Toepassing van “open“ holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen.
ONDERHOUD VAN DE AUTO 238 Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen. Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op roestvorming wordt vergroot.
MET LEER BEKLEDE STOELEN SCHOONMAKEN Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden. – Verwijder droog vuil met een zeemleer of een iets vochtige doek, zonder hard te drukken. Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de auto.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON A L FA 1 5 6 G TA S P O R T WA G O N In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die betrekking heeft op de Alfa 156 GTA Sportwagon. Het is een aanvulling op datgene wat al beschreven is in de voorgaande hoofdstukken van dit boek. PORTIEREN Van binnenuit openen/sluiten ACHTERPORTIEREN Van buitenaf openen en sluiten – Trek, om het portier te openen (alleen mogelijk als de knop aan de binnenzijde (A-fig. 1) omhoog staat), aan de hendel (B-fig. 2).
Stand 1 (mechanisme omhoog) = Systeem ingeschakeld. ZITPLAATSEN De achterportieren zijn voorzien van een kinderveiligheidsslot (A) waardoor de achterportieren niet van binnenuit kunnen worden geopend. Stand 2 (mechanisme omlaag) = Systeem uitgeschakeld. ZITPLAATSEN ACHTER BELANGRIJK Houdt u aan de aanwijzingen in de paragraaf “Kinder veiligheidsslot“ in het hoofdstuk “Wegwijs in uw Auto“. Hoofdsteunen BELANGRIJK Het systeem werkt alleen bij het betreffende portier.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON De derde (middelste) hoofdsteun kan niet worden verwijderd, terwijl de hoofdsteunen van de zijzitplaatsen achter op de volgende manier kunnen worden verwijderd: – Trek de hoofdsteunen ongeveer 2 cm omhoog. – Druk de knoppen (A en B-fig. 5 ) gelijktijdig in en verwijder de hoofdsteunen. – Houd voor het monteren van de hoofdsteunen de knoppen (A en B-fig. 5) ingedrukt en steek de steunen geheel in de openingen.
BELANGRIJK Leg de hoes uit in de auto en steek dan pas de ski’s in de hoes. Laat na het vervoeren van ski’s de hoes drogen (als deze nat is), vouw hem vervolgens op en plaats hem in het skiluik. VEILIGHEIDSGORDELS HOOGTEVERSTELLING VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER De bovenste bevestigingsbeugel van de zijveiligheidsgordels achter kan in drie verschillende standen worden gezet. Controleer na de afstelling altijd of de beugel in één van de vaste standen vergrendeld is door bij losgelaten knop (A-fig.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON HEUPGORDEL VAN DE ZITPLAATS MIDDENACHTER Als de heupgordel van de zitplaats middenachter niet gebruikt wordt, plaats dan de gesp (A-fig. 11) in de steun (B-fig. 11) op de rugleuning van de zitplaats achter. ACHTERRUITWISSER – ACHTERRUITSPROEIER WERKING (fig. 12) Deze werkt alleen als de contactsleutel in stand MAR staat. Draai voor inschakeling van de achterruitwisser de schakelaar (A) in stand (. De achterruitwisser wist met interval.
Als de ruitensproeier niet werkt, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje: zie de betreffende paragraaf in het hoofdstuk “Onderhoud van de auto“. Controleer vervolgens of de sproeiermonden (A) niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. BAGAGERUIMTE De achterklep kan, ook bij ingeschakeld alarm, op afstand worden geopend door knopje (A-fig. 16) in te drukken.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON OPENEN MET AFSTANDSBEDIENING (fig. 16) De achterklep kan, ook bij ingeschakeld alarm, op afstand worden geopend door knopje (A) in te drukken. Als de achterklep weer wordt gesloten, dan worden de functies hersteld. Het systeem geeft (behalve bij sommige uitvoeringen in enkele landen) twee geluidssignalen (“BIEP“) en de richtingaanwijzers gaan ongeveer 3 seconden branden. Om de achterklep te laten zakken, kunt u de handgreep (A) aan de binnenzijde van de klep gebruiken.
De vervoerde bagage kan met riemen of spanbanden worden bevestigd aan de daarvoor bestemde ringen in de hoeken van de bagageruimte. De ringen dienen ook voor het bevestigen van de bagagenetten (die leverbaar zijn via de Alfa Romeo-dealer). OMKEERBARE VLOERBEDEKKING (fig. 20-21) VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET TRANSPORT VAN BAGAGE Het middelste gedeelte (A-fig.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON Het maximum laadvermogen van de auto mag nooit overschreden worden (zie hoofdstuk “T echnische gegevens“). Controleer bovendien of de bagageruimte goed geladen is, om te voorkomen dat een voorwerp bij bruusk remmen naar voren schiet en letsel veroorzaakt. Als u reser vebrandstof in een jerr ycan wilt vervoeren, dan dient u zich aan de geldende wetgeving te houden.
Aan de zijkant van de bagageruimte bevinden zich twee opbergvakken met een deksel. Druk voor het openen van het deksel op de knop (A) en kantel het deksel omlaag. Bij bepaalde uitvoeringen kan het linker opbergvak worden uitgerust met een CDwisselaar (optional). STEKKERDOOS (fig. 26) BAGAGENET Deze bevindt zich links in de bagageruimte. Het net kan op verschillende manieren worden bevestigd (fig. 30-31-3233) in de zittingen (A en B-fig. 27 ) aan de voorzijde en de zittingen (C en Dfig.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON Bevestig het net door de haken (A-fig. 29) in de zittingen (B-fig. 29) te steken en ze omlaag te duwen. Houd om het net los te haken het bevestigingspunt (C-fig. 29 ) ingedrukt en trek het net omhoog. ROLHOES VOOR AFDEKKEN BAGAGERUIMTE De hoes (A-fig. 34) kan worden opgerold en verwijderd. Verwijder voor het oprollen de twee achterste pennen (B-fig. 35 ) uit de zittingen. A0B0103b fig. 29 A0B0105b fig. 31 A0B0104b 250 fig.
Plaats geen voor werpen op de hoes om beschadiging te voorkomen. Voor het terugplaatsen van de hoes moeten de uiteinden van het rolmechanisme in de respectievelijke zittingen worden geplaatst. Zorg dat de bevestigingshaken naar voren vergrendeld zijn (de groene symbolen aan de onderkant van de knoppen moeten zichtbaar zijn). Rol vervolgens de hoes uit door aan de handgreep (C-fig. 34) te trekken en haak de achterste pennen (B-fig. 35) vast.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON ONDERSTE SCHEIDINGSNET (fig. 39-40) (indien aanwezig) BAGAGERUIMTE VERGROTEN Het onderste scheidingsnet tussen de bagageruimte en het interieur is opgeborgen in het rolmechanisme onder de zitting van de rolhoes (A). Het is mogelijk de bagageruimte te vergroten door de deelbare achterbank gedeeltelijk (1/3 of 2/3) of geheel neer te klappen. U kunt het net bevestigen door het uit het rolmechanisme te verwijderen en de haken (B) aan de ringen (C) te bevestigen.
Maximale vergroting (fig. 43) Als u de rechterzijde van de bagageruimte vergroot, kunt u een passagier op het linker gedeelte van de achterbank vervoeren. A0B0116b Als beide zitplaatsen achter worden neergeklapt, is de bagageruimte maximaal vergroot. Bagageruimte vergroten – Zorg dat de sluitingen (A-fig. 44) van de zijgordels zijn opgeborgen in de respectievelijke uitsparingen op de rugleuning en de gesp (B-fig. 44) van de heupgordel in de steun (C-fig. 44) is geplaatst.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON – Ontgrendel de sluiting van de rugleuningen door de handgreep (A-fig. 47 ) voor de rechter rugleuning en de handgreep (B-fig. 48) voor de linker rugleuning omhoog te trekken. –Klap de rugleuningen naar voren, waardoor er een vlakke laadvloer ontstaat in de bagageruimte. Zitplaatsen achter in normale stand zetten – Zet de rugleuningen weer rechtop en controleer of deze goed vastgehaakt zitten. A0B0121b BELANGRIJK De rugleuningen zijn goed vastgehaakt als de knop (A-fig.
TANKEN MET DE ALFA 156 SPORTWAGON AUTORADIO HANDGREPEN (fig. 50) Bij beide voorportieren is een handgreep geplaatst. TANKKLEPJE OPENEN IN GEVAL VAN NOOD (fig. 51) Bij beide achterportieren is een handgreep (A) geplaatst met een kledinghaakje (B). Als de hendel voor het ontgrendelen van het tankklepje niet werkt, trek dan aan het noodkoordje (A) rechts in de bagageruimte. A0B0124b fig. 50 De vast ingebouwde autoradio is uitgerust met een CD-speler met parametrische equalizer.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON EEN LEKKE BAND Draai om de gereedschaphouder (B) uit te nemen de handgreep (C) los. Het reservewiel (D) kan worden uitgenomen als de gereedschaphouder is verwijderd. PLAATS VAN GEREEDSCHAP EN RESERVEWIEL (fig. 52-53) Het gereedschap en het reservewiel vindt u onder de vloerbedekking in de bagageruimte. Deze zijn bereikbaar nadat de vloerbedekking is opgetild of verwijderd m.b.v. de handgreep (A-fig. 52). Steek voor het terugplaatsen van de vloerbedekking de voorste rand (A-fig.
– Verwijder en vervang de betreffende lamp (bolvormig met bajonetfitting) door de lamp iets in te drukken en linksom te draaien (fig. 57): (F) gloeilamp voor achteruitrijlicht A0B0129b (G) gloeilamp voor mistachterlicht. – Monteer de lamphouder met behulp van de borglippen (E-fig. 55). – Plaats het deksel (A of B-fig. 54) vanaf de buitenzijde en klem het vast.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON KENTEKENPLAATVERLICHTING Gloeilampen (type A, 5W) vervangen: – Maak de lichtunit los door met de platte punt van een schroevendraaier de klemveer (A-fig. 60) los te haken. Bescherm hierbij de punt met een zachte doek. – Verwijder de lichtunit (B-fig. 60). – Verwijder de lamphouder (C-fig. 61) door hem linksom te draaien en vervang de geklemde lamp (D-fig. 61). – Monteer de lamphouder (C-fig. 61) door hem rechtsom te draaien. – Monteer de lichtunit (Bfig. 60).
BELANGRIJK Lees voordat u een gloeilamp vervangt de opmerkingen en de voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk “Noodgevallen“. BAGAGERUIMTEVERLICHTING – Verwijder de lamp (B-fig. 64) door de lamp naar buiten te trekken en uit de veercontacten los te maken. – Plaats de nieuwe lamp tussen de veercontacten. – Monteer het plafondlampje door eerst de zijde met de stekker te plaatsen en vervolgens de andere zijde vast te drukken, totdat de borglip inklikt.
ALFA 156 GTA SPORTWAGON EEN DOORGEBRANDE ZEKERING Een zekering specifiek voor de Sportwagon-uitvoeringen bevindt zich in de centrale zekeringenhouder op de zekeringen- en relaiskast. De zekering is bereikbaar nadat het beschermpaneel is verwijderd. BELANGRIJK Lees voordat u een zekering of relais vervangt de opmerkingen en de voorzorgsmaatregelen in het hoofdstuk “Noodgevallen“. A0B0141b 260 fig. 67 Systeem/Component Extra stekkerdoos in de bagageruimte Nr. v.d. zekering Ampère Plaats 10 20A fig.
IDENTIFICATIEGEGEVENS Wij raden u aan om nota te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de typeplaatjes ingeslagen en bevinden zich op de aangegeven plaatsen (fig. 1-2): 1 - Typeplaatje met identificatiegegevens 2 - Chassisnummer 3 - Plaatje met informatie over de carrosserielak – Sedan-uitvoeringen = fig. 1 – Sportwagon-uitvoeringen = fig. 2 4 - Motornummer.
TECHNISCHE GEGEVENS PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Op de Sedan-uitvoeringen is het plaatje aangebracht aan de binnenzijde van het kofferdeksel (3-fig. 1 ). Bij de Sportwagon-uitvoeringen is het plaatje rechts aan de binnenzijde van de achterklep aangebracht (3-fig. 2). Het plaatje (fig. 3) bevat de volgende gegevens: A. Fabrikant van de lak. B. Kleurbenaming. C. Kleurcode. D. Kleurcode voor bijwerken en overspuiten. TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS D.
Motorcode 3.2 V6 24V 3.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTOR Typecode Cyclus Aantal en opstelling cilinders 3.2 V6 24V Selespeed 932A000 932A000 Otto Otto 6 in V van 60° 6 in V van 60° Boring en slag mm 93 x 78 93 x 78 Cilinderinhoud cm3 3179 3179 kW pk min-1 184 250 6200 184 250 6200 Nm kgm min-1 300 30,6 4800 300 30,6 4800 Bougies NGK R PFR6B NGK R PFR6B Brandstof Loodvrije benzine 95 RON Loodvrije benzine 95 RON Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental Max. koppel (EU): bijbehorend toerental 264 3.
Inspuiting Ontstekingsvolgorde Inspuitvolgorde 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed Elektronische inspuiting Multi-Point Elektronische inspuiting Multi-Point 1-4-2-5-3-6 1-4-2-5-3-6 – – TECHNISCHE GEGEVENS INSPUITING Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroor zaken. TRANSMISSIE 3.2 V6 24V Versnellingsbak 3.
TECHNISCHE GEGEVENS BOUGIES Schone en goede bougies met de juiste warmtegraad zijn van doorslaggevend belang voor een goede werking van de motor en een lage uitstoot van schadelijke stoffen van de motor. De informatie die de bougie levert aan een deskundige is een belangrijke bron voor het opsporen van de storing, ook als deze niet door de ontsteking wordt veroorzaakt. Het is daarom belangrijk dat bij storingen in de motorwerking de bougies worden gecontroleerd door een Alfa Romeo-dealer.
3.2 V6 24V 3.
TECHNISCHE GEGEVENS BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND voor bij geringe belading (2 personen) Bandenmaat 205/55 R16“ achter Bandenmaat 225/45 ZR17“ (*) voor achter bar 2,2 2,2 2,2 2,2 bij volledige belading bar 2,5 2,5 2,5 2,5 Reservewiel 125/80 R15“ 4,2 (*) Niet geschikt voor sneeuwkettingen Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.
Lichtmetalen velg. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden. Voor de rijveiligheid is het noodzakelijk dat u zich aan de voorgeschreven afmetingen houdt en dat alle wielen zijn voorzien van banden van hetzelfde merk en hetzelfde type.
TECHNISCHE GEGEVENS Maximale snelheid Q = max. 160 km/h. Geperst stalen velg. R = max. 170 km/h. Tubeless band. S = max. 180 km/h. T = max. 190 km/h. U = max. 200 km/h. H = max. 210 km/h. V = max. 240 km/h. W = max. 270 km/h. Y = max. 300 km/h. 7,5 = breedte van de velg in inch (1) RESERVEWIEL J In bepaalde landen wordt een reservewiel met normale afmetingen geleverd. VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN Hieronder fig.
3.2 V6 24V - 3.
TECHNISCHE GEGEVENS PRESTATIES SEDAN -UITVOERINGEN 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 250 km/h 250 km/h Acceleratie van 0-100 km/h 6,3 s 6,3 s Kilometer met staande start 25,9 s 25,9 s 3.2 V6 24V 3.
A0B0342b TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN fig.
TECHNISCHE GEGEVENS A0B0341b fig.
- SEDAN-UITVOERINGEN 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 378 378 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires) 1410 kg 1410 kg Max. toelaatbaar gewicht (*) 1910 kg 1910 kg Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (**) 500 kg 500 kg Inhoud (dm3) GEWICHTEN TECHNISCHE GEGEVENS BAGAGERUIMTE - SEDAN-UITVOERINGEN (*) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden.
TECHNISCHE GEGEVENS BAGAGERUIMTE - SPORTWAGON-UITVOERINGEN 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed Inhoud (dm3) 360 360 Inhoud met neergeklapte rugleuning achter(dm3) 1180 1180 GEWICHTEN - SPORTWAGON-UITVOERINGEN 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires) 1460 kg 1460 kg Max.
Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 63 7 63 7 9,2 9,2 Mengsel van 50% gedestilleerd water en PARAFLU11 FOR ALFA ROMEO 5,9 5,9 SELENIA RACING Handgeschakelde versnellingsbak/ differentieel liter 2 2 Elektrohydraulische actuator van Selespeed versnellingsbak liter – 0,6 Reservoir ruitensproeiers voor en achter: – met koplampsproeiers liter liter 2,5 5,3 2,5 5,3 Brandstoftank: – incl.
TECHNISCHE GEGEVENS SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Gebruik Synthetische motorolie SAE 10W-60 Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing SELENIA RACING A0B0019b Smering voor benzinemotoren Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto BELANGRIJK Smeersystemen nooit bijvullen met olie waarvan de specificaties afwijken van de in het systeem aanwezige olie.
Olie en vetten voor krachtoverbrengingen Vloeistof voor remsysteem Anti-vries voor radiateur Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen TOEPASSING Synthetische SAE 75W-80 EP olie. Voldoet aan de specificaties API GL5 en MIL - L - 2105 D LEV. TUTELA CAR ZC 75 SYNTH MECHANISCHE VERSNELLINGSBAK EN DIFFERENTIEEL Olie type “ATF DEXRON III“ TUTELA CAR CS SPEED ELEKTROHYDR.
TECHNISCHE GEGEVENS 280 BRANDSTOFVERBRUIK Het brandstofverbruik dat in de tabellen is opgenomen, is gemeten volgens een vastgestelde testmethode die in EU-normen is vastgelegd. Het brandstofverbruik is gemeten tijdens: – een stadsrit : opgebouwd uit een koude start gevolgd door een gesimuleerde, normale testrit in stadsverkeer; – een rit buiten de stad : hierbij wordt veelvuldig geaccelereerd in alle versnellingen en wordt een normaal gebruik van de auto buiten de stad gesimuleerd.
SEDAN-UITVOERINGEN 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed Stadsverkeer 18,1 18,1 Buitenweg 8,6 8,6 Gecombineerd 12,1 12,1 3.2 V6 24V 3.
TECHNISCHE GEGEVENS CO2-EMISSIE De CO2-emissie via de uitlaat is gemeten op een gemiddeld gecombineerd traject. De maximale waarden zijn in de onderstaande tabellen weergegeven. CO2-EMISSIE VOLGENS EU 1999/100-NORMEN (g/km) SEDAN-UITVOERINGEN Waarde (g/km) SPORTWAGON-UITVOERINGEN Waarde (g/km) 282 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 287 287 3.2 V6 24V 3.
Internationale landencode Land Toelatingscode A Oostenrijk G131649J CEPT LPD-A B België RTT/D/X1491 CH Zwitserland BAKOM 97.0516.K.P CRO Kroatië LPD-041/97 CY Cyprus MCW 129/95 5/1997 D Duitsland G131649J CEPT LPD-D DK Denemarken ARL 9741/Telestyrelsen E Spanje E D.G./Tel.
TECHNISCHE GEGEVENS 284 Internationale Land landencode Toelatingscode IRL Ierland TRA 24/5/60/31 IS IJsland IS-2623-00 L Luxemburg L2822/10263-01H N Noorwegen N097000419-R NL Nederland G131649J CEPT LPD-NL P Portugal ICP-044TC-97 S Zweden UE 970090 SLO Slovenië N832/00
Aansteker ................................. 138 ABD-systeem .............................. 155 ABS .......................................... 152 Accu .......................................... 228 - acculading controleren ............... 230 - opladen .......................... 210-230 - praktische tips om de levensduur te verlengen ................................ 231 - starten met een hulpaccu ........... 210 - vervangen ............................... 231 Accu opladen ..............................
ALFABETISCH REGISTER (boven)...................................... 251 Bougies ..................................... 266 - scheidingsnet in bagageruimte Brandstofmeter met waarschuwingslampje van de reserve ................ 55 - verlichting ............................... 146 Brandstofmeter............................ 55 - voorzorgsmaatregelen bij het transport van bagage ....... 147 Brandstofnoodschakelaar .............. 121 Bagageruimteverlichting Brandstoftank (inhoud) ................
- zendapparatuur ........................ 141 - gloeilamp vervangen ................. 197 EOBD-systeem ............................. 156 Inspuiting ................................... 265 Kilometerteller ............................. 54 Fix&Go Instrumenten .............................. 54 Kinderen veilig vervoeren ............. 31 - lichtsterkteregeling ................... 121 Kinderveiligheidsslot .................... 17 Instrumentenpaneel ..................... 53 Kinderzitje Isofix ......
ALFABETISCH REGISTER Kostenbesparing en beperking van uitstoot van schadelijke uitlaatgassen ........................... 166 Krik - algemene aanwijzingen.............. 177 - gebruik ................... Lak (onderhoud) 177-178-179 - identificatiecodes ...................... 263 - motorkap openen ..................... 147 - opwarmen................................ 161 - technische gegevens ................. 264 - uitzetten ................................. 161 - luchtfilter controleren en vervangen .....
- met de hefbrug ........................ 213 - ruiten ..................................... 238 - niveau controleren en bijvullen ... 224 - met de krik ............................. 212 - stoffen bekleding ...................... 239 Olie voor Selespeed versnellingsbak Plafondverlichting achter ..... 137-138 - gloeilamp vervangen ........ 199-200 - peil controleren ........................ 223 Onderhoud - aanvullende werkzaamheden ...... 219 - geprogrammeerd onderhoud ......
ALFABETISCH REGISTER - vloeistofniveau controleren en bijvullen .............................. 226 - wisserblad vervangen ................ 235 Tanken met de Selespeed (versnellingsbak) ........ 125 Tankklepje ................................. 157 Skiluik........................................ 21 Alfa 156 GTA.................... - openen in noodgevallen ..... 157-255 158-255 Slepen van de auto ..................... 211 Technische gegevens ................... 261 Sleutels .......................
- bandenspanning ....................... 268 - belangrijke aanwijzingen ........... 233 - sneeuwkettingen ...................... 170 - uitlijning .................................. 271 - verklaring van bandencodering ... 269 - vervangen ............................... 177 Wieluitlijning .............................. 271 - hoofdsteun .............................. 21 - skiluik...................................... 21 Zitplaatsen voor - afstellen...................................
NOTITIES 292
293
294
MOTOROLIE: 35.000 DESKUNDIGEN ADVISEREN SELENIA De motor van uw auto is door de fabriek afgeleverd met Selenia-olie. Bij de werkplaatsen van het Alfa Romeodealernet kunt u Selenia 20K-motorolie verkrijgen die speciaal is afgestemd op de eisen van uw motor. 35.000 deskundigen in heel Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming en een perfecte werking van uw motor. Zorg dat er geen gebruikte olie in het milieu terechtkomt.
WAAROM SELENIA? De motor van uw auto is in de fabriek gevuld met Alfa Romeo Selenia 20K, de olie voor automobilisten met een sportief hart. Alfa Romeo Selenia 20K is een olie op synthetische basis die voldoet aan de zwaarste internationale eisen, waardoor de geavanceerde technische eigenschappen van uw motor volledig tot hun recht kunnen komen. De olie garandeert optimale prestaties en een maximale bescherming van de motor onder de zwaarste bedrijfsomstandigheden.
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN K Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON. MOTOR STARTEN Motoren met mechanische versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
ELEKTRISCHE APPARATUUR 쇵 Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Alfa Romeo-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten. CODE-CARD Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bandenmaat 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 225/45 ZR17” 91Y 205/55 R16” 91W 225/45 ZR17” 91Y 205/55 R16” 91W – geringe belading (2 personen) Voor Achter 2,2 2,2 Voor Achter 2,2 2,2 – volbeladen Voor Achter 2,5 2,5 Voor Achter 2,5 2,5 Reservewiel 4,2 4,2 Als langdurig met zeer hoge snelheden wordt gereden, moet de bandenspanning met 0,3 bar worden verhoogd. MOTOROLIE VERVERSEN (liter) 3.2 V6 24V 3.2 V6 24V Selespeed 5,90 5,90 3.2 V6 24V 3.
SERVICE Nr. NL. 60431065 - 1e ED.