Operation Manual

53
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Breng om de werking van de
sensor niet negatief te beïn-
vloeden geen stickers (zoals
tolvignetten en parkeerschijven) in het
controlegebied tussen de sensor en de
voorruit aan. Houd de sensor en de
voorruit goed schoon en voorkom op-
hopen van stof en andere stoffen.
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
MET GESCHEIDEN
REGELING
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
BESCHRIJVING
De auto is uitgerust met een klimaatregeling
met gescheiden luchttemperatuurregeling,
waardoor de interieurtemperatuur in twee zo-
nes kan worden geregeld, zodat het gewens-
te comfort kan worden bereikt.
Om de optimale temperatuur in twee zones in
het interieur te regelen, is het systeem voorzien
van een buitentemperatuursensor, een interi-
eurtemperatuursensor en een dubbele zonlicht-
sensor.
De klimaatregeling werkt automatisch met be-
hulp van de volgende parameters/functies:
luchttemperatuur naar uitstroomopeningen
bestuurder-/passagierszijde;
aanjagersnelheid;
luchtverdeling bestuurders-/passagierszijde;
inschakelen compressor;
luchtrecirculatie.
De volgende parameters/functies kunnen hand-
matig worden gewijzigd/ingesteld:
gewenste temperatuur;
aanjagersnelheid;
luchtverdeling in 7 verschillende standen;
in-/uitschakelen compressor;
ontwasemen/ontdooien ruiten;
luchtrecirculatie.
Het systeem is voorzien van AQS (Air Quality
System) (voor uitvoeringen/markten, waar voor-
zien), dat de recirculatie automatisch inschakelt
als vervuilde lucht wordt gesignaleerd, bijvoor-
beeld tijdens het rijden in de stad, in een file en
in tunnels.
Voor uitvoeringen/markten, waar voorzien, is
in het systeem voorzien van een wasemsensor
A-Afb. 38, die achter de binnenspiegel is ge-
monteerd. Deze sensor "controleert" een be-
paald gebied aan de binnenzijde van de voor-
ruit en bedient het systeem automatisch, zodat
wordt voorkomen dat de ruiten beslaan. De sen-
A0G0091m
Afb. 38
sor kan handmatig worden uitgeschakeld als
de functie is ingeschakeld. De sensor wordt in-
geschakeld telkens als de elektronische sleu-
tel in het startsysteem wordt geplaatst en als
de bestuurder op een van de knoppen
AUTO drukt.
041-078 Alfa SPIDER NL:041-078 Alfa SPIDER NL 29-05-2009 12:05 Pagina 53