Handleiding voor de gebruiker Alphatronics bv * Watergoorweg 71* 3861MA Nijkerk * Tel.: 033‐2459944 * Fax.: 033‐2453149 * info@alphatronics.
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ................................................................................................................................................ 5 DOEL VAN DE HANDLEIDING ................................................................................................................................ 5 AFSPRAKEN MET BETREKKING TOT LAYOUT VAN DE HANDLEIDING .............................................................................. 5 ALGEMENE RICHTLIJNEN .............................
MELDINGEN VAN HET BERICHT GEHEUGEN ........................................................................................................... 36 INBRAAK ALARM .............................................................................................................................................. 36 SABOTAGE ALARM ........................................................................................................................................... 36 OVERVAL ALARM ..................................
LOGBOEK ....................................................................................................................................................... 76 REMOTE KEYPAD FUNCTIE VIA ALPHATOOL LITE .................................................................................... 78 APPENDIX A: OPMERKINGEN M.B.T. ALPHAVISION NG BEDIENINGSPANEEL .......................................... 79 APPENDIX B: RELEASE NOTES .....................................................................................
INLEIDING Doel van de handleiding Het doel van deze handleiding is om de gebruiker stap voor stap wegwijs te maken in de bediening en werking van de AlphaVision XL centrale. Deze handleiding is gebaseerd op de AlphaVision XL uitvoering met software versie 2.30. Daar waar gesproken wordt over beveiligingseisen en –normen, wordt uitgegaan van de in 2012 geldende Nederlandse eisen (die zijn gebaseerd op de Europese EN‐normen), tenzij anders aangegeven.
De AlphaVision XL centrale is ontworpen om ongewenste situaties met betrekking tot gebouwen en inboedel te detecteren. In verreweg de meeste gevallen wordt de AlphaVision XL toegepast om (pogingen tot) inbraak te detecteren. Vaak wordt dit gecombineerd met andere detectie methoden, zoals branddetectoren, rookdetectoren, koolmonoxidemelders, overvalknoppen en watermelders. Ook voor storingsmeldingen en verzoek tot assistentie (medisch alarm) wordt de AlphaVision XL ingezet.
Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
VOORBEELD PROGRAMMERING ALPHAVISION XL In veel webschermen, functiebeschrijvingen en aanvullende informatie staan voorbeelden. Deze zijn gebaseerd en getest op een voorbeeld installatie, waarmee een reëel beeld geschetst wordt van de toepassingsmogelijkheden. Van deze voorbeeldinstallatie is een plattegrond opgenomen in de handleiding, zie blz. 13. Bij het bestuderen van de handleiding is het wellicht handig om deze plattegrond uit te printen en erbij te houden.
In de voorbeeldinstallatie is het directiekantoor apart te schakelen omdat bij afwezigheid van de directie niemand toegang hoeft te hebben tot het directiekantoor. Bij de expeditie is het expeditiekantoor apart te schakelen omdat de expeditiemedewerkers andere werktijden hebben dan de expeditiechef. Het in‐ of uitgeschakeld zijn van secties kan zichtbaar gemaakt worden met LEDs op het bedieningspaneel. Voor uitleg, zie ‘werking van de sectie LEDs’ blz.25.
Soms wordt een bewegingsdetector geprogrammeerd om bij meer dan één sectie te horen. Dat heeft dan (bijna) altijd te maken met een ‘entree‐situatie’. In de voorbeeldprogrammering zijn magneetcontact 14 (Zijdeur expeditie) en detector 15 (Exp.Entree PIR) gekoppeld aan sectie EXPEDITIE en aan sectie EXPEDITIE KANTOOR. Stel dat beide secties ingeschakeld zijn en ’s morgens een medewerker van de expeditie als eerste arriveert.
verbinding tussen de centrale en de detector wordt overigens ook bewaakt, verbreken van die verbinding zal tot een sabotage alarm leiden. Het begrip VALS ALARM Soms meldt een detector beweging, terwijl de oorzaak later niet te achterhalen is. Dit wordt ‘vals alarm’ genoemd maar is feitelijk de verzameling van onverklaarde alarmen. In een aantal gevallen wordt na verloop van tijd alsnog de echte oorzaak ontdekt. Praktijk voorbeeld: een radar detector leek af en toe vals (onterecht) alarm te geven.
Een vertraagde zone heeft altijd een inlooptijd en een uitlooptijd. Na het inschakelen heeft de gebruiker een bepaalde tijd om het pand te verlaten. Dit heet de uitlooptijd. Beide tijden zijn door de installateur ingesteld en kunnen per zone verschillen. Bij het betreden van een beveiligd pand gebeurt het omgekeerde. Door het openen van de toegangsdeur wordt een vertraagde zone geactiveerd. Meestal is dat met behulp van een magneetcontact, dat op de toegangsdeur bevestigd is.
Trilcontact 37: Assemblage TC3 Trilcontact 38: Assemblage TC4 Trilcontact 38: Assemblage TC4 DUAL detector 17: Expeditie PIR1 PIR (longbeam) 20: Expeditie PIR2 DUAL detector 21: Assemblage PIR2 Trilcontact 36: Assemblage TC2 EXPEDITIE Magneetcontact 19: Roldeur expeditie DUAL detector 22: Assemblage PIR1 Rookmelder 26: Assemblage RM1 Rookmelder 25: Assemblage RM2 Bedieningspaneel LCD/PROX 3: Entree Expeditie PIR 15: Exp. Entree PIR Magneetcontact 16: Toegangsdeur Exp Rookmelder 32: Kwal.
BEDIENEN VAN DE ALPHAVISION XL Onder bedienen van de centrale wordt verstaan het uitvoeren van de veelal dagelijkse handelingen, zoals het in‐ en uitschakelen van de beveiliging, het lezen van informatie en het gebruiken van de toegangsverlening. Behalve het bedienen van de centrale kunnen er ook wijzigingen aan het beveiligingssysteem uitgevoerd worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het wijzigen van een PIN‐code. Deze wijzigingen worden beschreven in ‘PROGRAMMEREN VAN DE ALPHAVISION XL’.
Bij gebruik van een LCD bedieningspaneel wordt, wanneer de centrale in rust is, op de bovenste regel van het display een vrij te programmeren tekst (bijvoorbeeld de naam van het installatie bedrijf) getoond. Is deze naam nog niet geprogrammeerd, dan is de bovenste regel leeg. Op de tweede regel worden de datum (dag:maand), de dag‐van‐de‐week en de tijd (uren:minuten) weergegeven. Een bedieningspaneel is voorzien van een interne buzzer voor akoestische signalering van inloop‐ en uitloopvertraging.
de daartoe geprogrammeerde deuren openen, maar hebben verder geen autorisatie voor het beveiligingssysteem. Als enige uitzondering daarop kan de installateur geprogrammeerd hebben, dat met het openen van de deur ook het achterliggende gedeelte automatisch uitgeschakeld wordt. De 500 PIN‐codes om het beveiligingsgedeelte van de AlphaVision XL te kunnen bedienen mogen dus ‘handmatige’ PIN‐codes zijn (6 cijfers) maar ook TAGs.
Wordt een dwang PIN‐code ingetoetst, dan functioneert de bediening van de AlphaVision XL volkomen identiek als wanneer een ‘gewone’ PIN‐code ingetoetst zou zijn, alleen worden bepaalde indicaties onderdrukt. Wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een (optionele) PSTN kiezer, dan gaat de bijbehorende LED niet branden bij de doormelding naar de meldkamer. Autorisatie beperking van PIN‐codes Aan het autorisatie‐niveau van een PIN‐code zal in veel gevallen beperkingen opgelegd worden.
Waarschuwing dubbele of strijdige PIN‐codes Bij het uitgeven / programmeren van PIN‐codes is het mogelijk om dubbele PIN‐codes te programmeren. Het systeem is hier niet tegen beveiligd. Vanzelfsprekend dient dit voorkomen te worden. De centrale blijft overigens wel normaal te bedienen en de foutief uitgegeven PIN‐code kan gewoon verwijderd worden door deze op 000000 te programmeren. Zijn er per abuis twee PIN‐codes identiek geprogrammeerd, dan is de eerste in de lijst van PIN‐codes (1‐500) operationeel.
Centrale in RUST PIN‐code intoetsen TAG presenteren - displaytekst di 12 jan 17:30 ****** Welkomsttekst (optioneel) U bent ingelogd: Beheerder Zijn er berichten om weer te geven en zijn alle secties uitgeschakeld? Ja Weergeven bericht buffer BERICHT GEHEUGEN #=einde/wissen Nee Berichten gewist? Ja Schakelmenu Kies groep: 01↕ VOLLEDIG SYSTEEM Kies groep: 02↕ ENTREE+KANTOREN FUNCTIE groepen menu Centrale in RUST Geselecteerde (groepen van) secties worden INGESCHAKELD Kies groep: 03↕ DIRECTIE KANT
Het stroomdiagram laat de drie belangrijke functies zien en op welke wijze deze functies bereikbaar zijn: schakelmenu weergeven van berichten functiemenu Dit zijn als het ware de ‘grote brokken’ zonder de details. Deze drie functies worden hieronder verder in detail uitgewerkt. SCHAKELMENU Schakelen met PIN‐code niveau 5 t/m 8 Voor de werking van PIN‐codes op een lager niveau dan 5, zie elders in deze handleiding.
U bent ingelogd: BEHEERDER Wanneer een verkeerde PIN‐code ingetoetst is, verschijnt de melding: De ingetoetste code is ONGELDIG Wanneer de ingetoetste PIN‐code buiten de aan deze PIN‐code gekoppelde tijdzone valt, verschijnt de melding: Code NU niet bruikbaar! Wanneer het bedieningspaneel door de installateur ingesteld is op een beperking met betrekking tot secties en de ingetoetste PIN‐code is niet geautoriseerd voor dezelfde secties als het bedieningspaneel, dan verschijnt de melding: Code onbruikbaar op
Kies groep: 02 ↕ ENTREE+KANTOREN druk nogmaals op de toets om de volgende groep weer te geven: Kies groep: 03 ↕ DIRECTIE KANTOOR Is de weergegeven groep ‘DIRECTIE’ de groep die geschakeld moet worden: ¾ druk dan op de toets om de groep DIRECTIE IN te schakelen ¾ druk dan op de toets om de groep DIRECTIE UIT te schakelen Na het uitvoeren van de gewenste schakeling wordt het resultaat direct op het display weergegeven: Groep(en) Ingeschakeld. Groep(en) Uitgeschakeld.
Kies groep: 03 ↕ DIRECTIE KANTOOR , nu om de groep DIRECTIE KANTOOR te selecteren.
Wordt aan beide voorwaarden voldaan, dan geeft de centrale achtereenvolgens de meldingen (vergelijk dit met “melding bij mislukte inschakeling”, blz. 23): Inschakelen nu niet mogelijk. OPEN ZONE 003 Receptie PIR1 Inschakelen FORCEREN? <#> gedrukt, dan worden de zojuist getoonde open zones geblokkeerd en de Wordt nu op de toets inschakeling van de groepen (van secties) uitgevoerd met uitzondering van de geblokkeerde zones.
003 BLOKKEREN? Kantoor om de blokkering te bevestigen. In het display verschijnt nu: Indien dit de gewenste zone is, druk op Zone Geblokkeerd Op dezelfde wijze kan de zone weer gedeblokkeerd worden. Volg de procedure hierboven opnieuw. Werking van de sectie LEDs De LEDs op het bedieningspaneel zijn een handig hulpmiddel bij het schakelen. Het is daarom belangrijk om de werking ervan goed te begrijpen. Aan de hand van een praktijkvoorbeeld wordt uitgelegd, hoe deze LEDs werken.
voorkomende handelingen te vereenvoudigen. In plaats van dat bepaalde medewerkers iedere keer de drie afzonderlijke secties HOOFDINGANG, GANG en ADMINISTRATIE moeten selecteren om te schakelen, kan er direct gekozen worden om de groep ENTREE+KANTOREN te schakelen. 7 PRODUCTIEKANTOOR 8 ASSEMBLAGE 9 FILESERVERRUIMTE 4 ADMINISTRATIE x x 6 EXPEDITIE KANTOOR x x x x x x x x 5 EXPEDITIE GROEPEN VOLLEDIG SYSTEEM x x ENTREE+KANTOREN x x DIRECTIE KANTOOR EXPEDITIE EXPEDITIE+KANT.
Uitgangspunt is de magazijnmedewerker, die ’s morgens als eerste bij het pand arriveert. De medewerker betreedt het pand via de entree van de expeditie. Omdat het magneetcontact op de deur geopend wordt, start de inloopvertraging en piept de buzzer van het bedieningspaneel met een ononderbroken signaal. Hierdoor wordt de medewerker erop geattendeerd, dat de beveiliging nog ingeschakeld is. De medewerker toets de PIN‐code in (niveau 3, alleen geautoriseerd voor sectie 5).
ingeschakeld. Na het intoetsen van de PIN‐code, verschijnt de welkomsttekst (afhankelijk van de instelling): U bent ingelogd: Expeditie CHEF Na enkele seconden volgt: Keuze: # = inschakelen * = uitschakelen waarbij de onderste regel van het display afwisselend de teksten “#=inschakelen” en “*=uitschakelen” laat zien. Om uit te schakelen, drukt de expeditiechef op de toets . De melding: Groep(en) uitgeschakeld.
Inschakelen met PIN‐code niveau 2 Een PIN‐code met autorisatie niveau 2 kan uitsluitend de gekoppelde groepen (van secties) inschakelen. Wanneer het inschakelen met de PIN‐code niet lukt, lees dan de informatie over de foutmeldingen (zie blz. 32). Wanneer een geldige PIN‐code ingetoetst is, kan gedurende enkele seconden een “welkomsttekst” getoond worden met de naam, die geprogrammeerd is bij deze PIN‐code. Of deze tekst wel of niet verschijnt, is door de installateur ingesteld.
Schakelen met PIN‐code niveau 3 Een PIN‐code met autorisatie niveau 3 kan uitsluitend de gekoppelde groepen (van secties) in‐ of uitschakelen. Wanneer het inschakelen met de PIN‐code niet lukt, lees dan de informatie over de foutmeldingen (zie blz. 32). Wanneer een geldige PIN‐code ingetoetst is, kan gedurende enkele seconden een “welkomsttekst” getoond worden met de naam, die geprogrammeerd is bij deze PIN‐code. Of deze tekst wel of niet verschijnt, is door de installateur ingesteld.
Schakelen met PIN‐code niveau 4 Een PIN‐code met autorisatie niveau 4 kan uitsluitend de gekoppelde groepen (van secties) in‐ of uitschakelen. Wanneer het inschakelen met de PIN‐code niet lukt, lees dan de informatie over de foutmeldingen (zie blz. 32). Een PIN‐code van niveau 4 heeft exact dezelfde mogelijkheden als een PIN‐code van niveau 3, met één bijzonderheid: zonder verdere keuze wordt er ingeschakeld of uitgeschakeld. Het is een ‘snelle’ en ‘gemakkelijke’ code.
Foutmeldingen bij schakelen met PIN‐code niveau 2‐4 Bij het uitvoeren van schakelhandelingen kan het beveiligingssysteem bepaalde meldingen tonen, waarom de handeling niet uitgevoerd kan worden. De meest voorkomende meldingen worden hieronder getoond. Neem bij vragen contact op met de beheerder van de beveiligingsinstallatie. Wanneer een verkeerde PIN‐code ingetoetst is, verschijnt de melding: De ingetoetste code is ONGELDIG Toets de PIN‐code opnieuw in.
AFSCHAKELEN SIGNAALGEVERS NA ALARM Als de AlphaVision XL centrale een alarmsituatie geconstateerd is, zal een door de installateur geprogrammeerd aantal acties ondernomen worden. De meest voor de hand liggende zijn het doormelden van het bericht aan de meldkamer en het aansturen van signaalgevers (zie uitleg blz. 11). Het afschakelen (uitzetten, de‐activeren) van de signaalgever gebeurt door het intoetsen van een geldige PIN‐code (+ *) met de juiste autorisatie.
VERBINDEN MET DE APP Met behulp van een mobiele applicatie (APP) kan een verbinding met de AlphaVision XL (firmware versie 2.30 en hoger) tot stand worden gebracht. De APP is zeer gebruikersvriendelijk opgebouwd en handelingen die via de APP kunnen worden verricht zijn identiek aan de handelingen die op het fysieke bedieningspaneel in het pand kunnen worden verricht.
WEERGEVEN VAN BERICHTEN Als alle groepen (van secties) van de centrale uitgeschakeld zijn en de centrale wil de gebruiker attenderen op belangrijke berichten, dan knippert de alert‐signalering op het bedieningspaneel (!‐led). Wordt in dat geval een PIN‐code van niveau 5 of hoger ingetoetst, dan wordt niet het schakelmenu weergegeven, maar worden deze berichten getoond. Deze functie is ook bereikbaar via de functiegroep “informatie” en daavan de functie “informatie zien”.
Directe toegang tot deze berichtenbuffer kan verkregen worden door het intoetsen van de ‐toets gevolgd door de PIN‐code. Meldingen van het bericht geheugen Een melding van het bericht geheugen begint altijd met een ‘vaste tekst’, die de aard van de melding weergeeft gevolgd door informatie waar de oorzaak van de melding zich bevindt, bijvoorbeeld: INBRAAK ALRM 007 Directie PIR2 Bovenstaande melding spreekt eigenlijk voor zich.
Het oplossen en controleren hiervan is voorbehouden aan het installatie bedrijf. Neem direct contact op met de installateur en zorg er voor, dat het probleem adequaat opgelost wordt. Overval alarm Bij OVERVAL ALRM is er op een speciale (vaak draadloze) knop gedrukt die geprogrammeerd is om een overvalmelding of assistentiemelding te versturen. Is een draadloze knop gebruikt, dan kan de melding direct gewist worden.
Een medisch alarm kan gewist worden, wanneer de alarmsituatie hersteld is. Dit gebeurt normaal gesproken automatisch. Maskeer alarm Bij MASKEER ALRM heeft de centrale geconstateerd dat een bewegingsmelder (detector) een beperkt detectiebereik heeft. Technisch heet dit, dat de detector gemaskeerd (afgedekt) is. De oplossing ligt voor de hand. Controleer de werking van de detector door in de ruimte, waar deze detector geplaatst is, te lopen.
Bij 230V UITVAL. heeft de centrale geconstateerd dat op één van de voedingspunten van het systeem geen netspanning meer aanwezig is. De melding ziet er (bijvoorbeeld) als volgt uit: 230V UITVAL 3000 CENTRALE Noteer het nummer op de eerste regel en de benaming van de tweede regel. In veel gevallen zal de benaming voldoende houvast geven om terug te vinden, waar de netspanning uitgevallen is. Controleer of er een verklaarbare oorzaak is en verhelp deze.
Lukt het niet om de melding te wissen en het probleem te verhelpen, neem dan direct contact op met de installateur. Kast open Bij de melding KAST OPEN heeft de centrale geconstateerd dat één van de kasten van het systeem geopend is. De melding ziet er (bijvoorbeeld) als volgt uit: KAST OPEN 3000 CENTRALE Noteer het nummer op de eerste regel en de benaming van de tweede regel. In veel gevallen zal de benaming voldoende houvast geven om terug te vinden, waar de “open kast” geconstateerd is.
gebeld kan worden. Lukt dat niet, dan is er mogelijk een storing van de telefoonlijn. Lukt dat wel, raadpleeg dan de installateur. Controleer bij een IP verbinding dat alle verbindingen en LAN‐kabels (nog steeds) goed aangesloten zijn. Controleer de LEDs op de modem/router of de verbinding met het internet operationeel is. Controleer vervolgens of er toegang is tot het internet, bijvoorbeeld met behulp van een computer.
FUNCTIE MENU Onder functies van een beveiligingssysteem wordt verstaan het wijzigen van de eigenschappen of parameters van het systeem. Eenvoudige functies zijn bijvoorbeeld het wijzigen of instellen van de juiste datum en tijd. Een wat ingewikkelder functie is het toewijzen van PIN‐codes. Het verkeerd uitvoeren van functies kan onvoorziene gevolgen hebben. Daarom kunnen functies pas vanaf een bepaald niveau uitgevoerd worden.
Gebruik de toetsen en om door de functiegroepen te bladeren. Wordt de juiste functiegroep toets om de functiegroep te openen en de onderliggende functies weergegeven, druk dan op de weer te geven. Was het niet de bedoeling om een functie uit te gaan voeren, druk dan op de toets om terug te keren naar de ruststand. Voorbeeld, er vanuit gaande dat de volgende tekst op het display staat: Functie groep: ↕ Annuleren Druk één keer op de toets .
Na het beëindigen van de functie wordt teruggekeerd naar het functie menu. Er kan direct doorgebladerd worden naar de volgende functie of druk op toets het functiegroepen menu. om vanuit het functie menu terug te keren naar Wordt er tijdens het bladeren door de functies of functiegroepen of tijdens het uitvoeren van een functie langer dan een bepaalde tijd (standaard 20 seconden) geen toets ingedrukt, dan keert de centrale automatisch terug naar de ruststand.
Schakelmenu Kies groep: 01↕ VOLLEDIG SYSTEEM FUNCTIEGROEPEN menu FUNCTIE menu Annuleren Datum & Tijd Informatie Uitgangen … Overwerk TSM Datum instellen Tijd instellen … FUNCTIE uitvoeren Functie gereed Wijzig de tijd ..:..
Overzicht functiegroepen en functies De samenhang tussen bovenomschreven stroomdiagram, de functiegroepen en de onderliggende functies volgt uit onderstaande tabel. De teksten in de kolommen “functiegroep” en “functie” komen overeen met de teksten, die op het LC‐display getoond worden. De samenhang tussen bovenomschreven stroomdiagram, de functiegroepen en de onderliggende functies volgt uit onderstaande tabel.
Naast bovenstaande functies, die via de functiegroepen bereikbaar zijn, is er één aparte functie die niet op deze wijze te bereiken is, namelijk het activeren van TAGs. Functie: overwerken TSM De functie “Overwerken TSM” is bedoeld om het automatisch inschakelen van een schakelklok (TSM) éénmalig naar een later tijdstip te verplaatsen. De uitstel van het automatisch inschakelen wordt in uren opgegeven. De AlphaVision XL beschikt over maximaal 8 TSM’s (automatische schakelklokken).
Functie: instellen tijd Vanuit de functiegroep “datum&tijd” is de functie “instellen tijd” te bereiken. Op het LC‐display staat de tekst: Wijzig de tijd ..:.. ‐‐> UU:MM Toets de huidige tijd (uren‐minuten) in, bijvoorbeeld 1624 voor het tijdstip 16:24 uur en druk daarna op de toets . De ingetoetste tijd wordt nu in de systeemklok ingevoerd. Functie: instellen Zomer/Wintertijd Vanuit de functiegroep “datum&tijd” is de functie “instellen Zomer/Wintertijd” te bereiken.
EINDE WEERGAVE ↕=herh. #=einde Indien er geen open zones zijn dan zal op het LC‐display onderstaand tekst getoond worden: Geen OPEN zones aanwezig. Functie: informatie zien Vanuit de functiegroep “informatie” is de functie “informatie zien” te bereiken. Op het LC‐display staat de tekst: BERICHT GEHEUGEN #=einde/wissen ↕ Deze functie en de inhoud van de getoonde berichten is beschreven in “weergeven van berichten” (zie blz Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.).
Als op de toets gedrukt wordt tijdens het weergeven van een gebeurtenis, dan worden details van deze gebeurtenis getoond, voor zover deze beschikbaar zijn. Zijn er geen details, dan wordt de melding: Geen details beschikbaar. <#> getoond.
RESET‐uitgang geactiveerd. en de (door de installateur geprogrammeerde) RESET uitgang(en) wordt/worden geactiveerd. Toelichting: een RESET uitgang kan een speciale functie hebben binnen het beveiligingssysteem. Wanneer gebruik gemaakt wordt van rook‐ en/of branddetectie, dan zullen RESET uitgangen meestal gebruikt worden om de betreffende melders te ‘resetten’.
Vanuit de functiegroep “Blokkeren” is de functie “Blokkering zien” te bereiken. Selecteer de functie ‘Blokkering zien’ en druk op de toets, op het LC‐display verschijnt de tekst: Geblokkeerd: 002 Entree hal PIR en Tijdens dit weergeven van geblokkeerde zones, kan met behulp van de toetsen gebladerd worden of er nog meer geblokkeerde zones zijn. Nadat de laatste geblokkeerde zone wordt getoond staat op de LCD‐display de tekst: EINDE WEERGAVE ↕=herh.
Functie: testmelding Vanuit de functiegroep “Testfuncties” is de functie “Testmelding” te bereiken. Na het selecteren van de functie ‘Testmelding’ door op de toets te drukken, verschijnt op het LC‐display de tekst: Genereer handm. testmelding? <#> Is het de bedoeling om handmatig een testmelding naar de meldkamer te versturen, druk dan op de toets . Vervolgens verschijnt de tekst: Testmelding verzonden.
Door nu op de toets de tekst: te drukken zal de uitgang (1) geactiveerd worden verschijnt op het LC‐display 3000 ACTIEF CENTRALE Door op de toets display de tekst: te drukken wordt de uitgang (1) weer gedeactiveerd en verschijnt op het LC‐ Functie menu: ↕ Uitgang testen Functie: zone testen Vanuit de functiegroep “Testfuncties” is de functie “zone testen” te bereiken. Op het LC‐display staat de tekst: Looptest, geef Zonenummer: ... Toets het nummer van de te testen zone in.
Vanuit de functiegroep “Beheer CODEs” is de functie “Wijzig code” te bereiken. Een PIN‐code gebruiker met niveau 5 of hoger kan zijn eigen PIN‐code wijzigen. Na het selecteren van de functie, toont het LC‐ display de tekst: Nieuwe code: ...... . Na het intoetsen van de nieuwe PIN‐code zal op Voer de nieuwe PIN‐code in en druk op de toets de achtergrond gecontroleerd worden of deze PIN‐code niet al in gebruik is bij een andere gebruiker.
Wijzig gebruiker Naam De karakters van de gebruikersnaam kunnen met behulp van de worden. Om een karakter te wissen druk op de om terug te gaan naar de vorige karakter kunnen de en toetsen geselecteerd key. Om te navigeren naar de volgende karakter of en toetsen gebruikt worden. Indien de correcte gebruikersnaam is ingevoerd druk op de toets om de naam op te slaan. Indien voor de optie ‘Code’ wordt gekozen dan zal op het LC‐display de tekst getoond worden: Code: ...... .
Tag nummer: .......... Voer het 6‐cijferige nummer in, die is gegraveerd op de achterzijde van de proximity tag. Het gegraveerde nummer is puur voor indentificatie. Zodra het nummer is ingevoerd druk op de slaan. toets om op te Indien voor de optie ‘Tijdkaart’ wordt gekozen dan zal op het LC‐display de tekst getoond worden: Tijdkaart: Tijdkaart A en toetsen om de juiste niveau te selecteren en druk op de toets om op Gebruik de te slaan.
• • • • • • Niveau Tag code Tag status Tag nummer Tijdkaart Groep Selecteer de gewenste programmeeroptie met behulp van de en toetsen en druk op de toetst om de programmeeroptie te openen. Voor informatie per programmeeroptie, zie ‘Wijzig gebruiker’. Functie: autoriseer installateur Vanuit de functiegroep “Beheer CODEs” is de functie “Autorisatie ins” (autorisatie van de installateur door de gebruiker) te bereiken. Na het selecteren van de functie , toont het LC‐display de tekst: Autoris. inst.
Installateur is geblokkeerd. Gedurende de tijd, dat de installateur toegang heeft tot de beveiligingsinstallatie, staat de tekst: ! INSTALLATEUR ! !geautoriseerd ! op het display.
FOUT: TAG nummer al geactiveerd! Het ingevoerde serienummer bestaat wel, maar de bijbehorende TAG is al ingeleerd. Oplossing: dit kan vóórkomen als een TAG vervangen moet worden. Zet eerst via de webserver de TAG‐ status terug van ‘2: TAG is ingeleerd’ op ‘1: TAG kan ingeleerd worden’, zie blz 67. . Druk dan op de knop volgende en herhaal vervolgens deze procedure (activeren van TAGs). Er is geen TAG om te activeren. Dit TAG‐nummer bestaat niet. FOUT: TAG niet gedetecteerd.
PROGRAMMEREN VAN DE ALPHAVISION XL CENTRALE Introductie Bepaalde programmering voor de gebruiker/beheerder kunnen gedaan worden middels het AlphaTool Lite softwarepakket. Vraag uw installateur om de AlphaTool Lite software te installeren. In deze handleiding wordt uitgegaan van de schermen in AlphaTool Lite. Om middels AlphaTool te kunnen programmeren, moeten de AlphaVision XL en de computer (met AlphaTool Lite) via hetzelfde LAN‐netwerk verbonden zijn.
Klik nu als eerste op Verbinden om contact te leggen met de AlphaVision XL. Het volgende verbindingsscherm wordt getoond: Aangezien de verbinding wordt gemaakt over IP kan direct op de knop Zoeken geklikt worden. Het volgende scherm wordt nu geopend: Selecteer de AlphaVision XL door op de gegevens in de zoekvenster te klikken. Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
Alle verbindingsgegevens worden nu automatisch ingevuld in het Verbinden scherm. Het is essentieel dat de gegevens die staan ingevuld in het Sleutel, Installateurscode en Gebruikerscode veld overeenkomstig zijn met de gegevens die zijn geprogrammeerd in de AlphaVision XL centrale. Indien alle gegevens correct zijn, klik op OK: Controleer onder in het scherm of bij Status: de tekst Verbonden staat vermeld. Er is nu verbinding met de AlphaVision XL centrale.
Programmeren: gebruikers en/of toegangsverlening De AlphaVision XL wordt in/uitgeschakeld middels 6‐cijferige gebruikerscodes (PIN‐codes) en/of TAG‐ codes. Er kunnen maximaal 500 PIN‐codes of TAG‐codes ten behoeve van de beveiliging geprogrammeerd worden. Dit wordt gedaan in het tabblad ‘Gebruikers’. Standaard is alleen de PIN‐code voor de BEHEERDER geprogrammeerd (standaard code: 445566).
Er dient in de eerste plaats een keuze gemaakt te worden of de gebruiker een (handamtige) Code krijgt of dat een TAG code gekoppeld wordt aan de gebruiker. De te ondernemen stappen voor het aanmaken van een geldige (handmatige) PIN‐code zijn: 1. Naam invoeren 2. pin‐(CODE) invullen 3. Code Niveau instellen 4. Tag status op ‘0: niet gebruikt’ zetten of laten staan 5. Tijdkaart koppelen (optioneel) 6.
(4) In het vak ‘TAG‐status’ staat standaard de optie ‘0: niet gebruikt’ geselecteerd. De gebruikelijke werkwijze is om de status te veranderen naar ‘1: TAG kan ingeleerd worden’. (5) In het vak ‘TAG‐nummer’ wordt een identificatienummer van de TAG ingevuld. Dat nummer kan bijvoorbeeld het serienummer zijn, dat op de TAG gegraveerd staat, maar het mag in principe ook een willekeurig (maar uniek) nummer zijn. Wanneer de TAG ingeleerd wordt op het bedieningspaneel moet dit TAG‐nummer bekend zijn.
Programmeren: Proximity TAG’s voor toegangsverlening Wanneer gekozen wordt voor ‘Toegang’ verschijnt onderstaand scherm met een lijst van alle toegangsgebruikers. Schermafbeelding: Proximity TAG’s voor toegangsverlening programmeren (1) Het linker gedeelte van dit scherm bepaalt de bevoegdheden van de Proximity TAG en het rechter gedeelte op welke groepen (van secties) van het systeem dat betrekking heeft.
(maar uniek) nummer zijn. Er dienen wel altijd 6 cijfers ingevuld te worden. Wanneer de TAG ingeleerd wordt op het bedieningspaneel moet dit TAG‐nummer bekend zijn. (5) In het vak ‘Tag status’ staat standaard de optie ‘0: niet gebruikt’ geselecteerd. De gebruikelijke werkwijze is om de status te veranderen naar ‘1: TAG kan ingeleerd worden’. Zodra de TAG is ingeleerd via het bedieningspaneel dan zal de status automatisch veranderd worden naar ‘2: TAG is ingeleeerd’.
Er dienen een aantal standaard instellingen ingevoerd te worden voor de Email server. Vervolgens kunnen de gewenste email adressen ingevoerd worden. De installateur kan programmeren dat bij een alarm, storing of status melding een email wordt verstuurd naar de geprogrammeerde email adres(sen). Programmeren: Tijdkaart instellen De AlphaVision XL is voorzien van 16 Tijdkaarten.
Aan de linkerzijde van het scherm kunnen maximaal 16 tijdkaarten geprogrammeerd worden. Selecteer het gewenste tijdkaart (1‐16) en voer als eerst een Naam van de tijdkaart in. Plaats vervolgens een vink in het kolom ‘Operationeel’. De optie ‘Vakantie periode operationeel’ zorgt ervoor dat de tijdkaart niet operationeel is gedurende de ingevulde vakantie periode. Vakantie periodes kunnen rechts op het scherm ingevuld worden en gelden per tijdkaart.
Tip: om één dag als vakantieperiode op te geven, dient deze datum zowel onder ‘Van’ als onder ‘Tot’ te worden ingevoerd. Een tijdkaart kan gebruikt worden voor het beperken van het gebruik van PIN‐codes en het uitvoeren van functies. Het kan echter wel onverwachte (maar logisch verklaarbare) consequenties hebben. Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
Enkele voorbeelden: Wanneer deze tijdkaart voor PIN‐codes en functies gebruikt wordt, heeft dat de volgende (wellicht onverwachte) consequenties: PIN‐codes en functies zijn op dinsdag t/m vrijdag geldig gedurende het geprogrammeerde tijdvak. PIN‐codes en functies zijn op maandag geldig tussen 00:00 en 18:30 uur, dus vanaf middernacht (begin van de maandag) tot 18:30 uur.
Iedere TSM (schakelklokken) wordt ingesteld met een Tijdkaart en kan voorzien worden van een Naam, zodat het doel of de betekenis van de schakelklok (TSM) gemakkelijk traceerbaar is. Bij gebruik door de TSM wordt als gebruikersnaam (RTC) gemeld in het historisch overzicht. Om de tijdkaart voor de TSM actief te maken, dient ‘Operationeel’ aangevinkt te zijn. Als deze selectie niet aangebracht is, heeft een eventueel aangebrachte programmering geen betekenis.
Bij de TSM geldt, dat een geprogrammeerd tijdstip 00:00 altijd genegeerd wordt! Bij de TSM functie betekent de programmering 00:00 – 00:00 – 00:00 dat er géén schakelmomenten zijn en de programmering 00:00 – 00:00 – 23:59 betekent, dat er alleen één schakelmoment geprogrammeerd is, namelijk een inschakelmoment om 23:59. Het tijdstip 00:00 wordt immers door de TSM genegeerd. Enkele voorbeelden van tijdvakken: 00:00 – 00:00 – 00:00 Geldige programmering. TSM: geen betekenis.
Wanneer het vooralarm de gebruiker attendeert op een nadere inschakeling, dan heeft de gebruiker 3 mogelijkheden: • • • het pand verlaten en handmatig de (groepen van) secties inschakelen. Het vooralarm zal automatisch stoppen omdat de TSM constateert, dat de (groepen van) secties al ingeschakeld zijn. een overwerktijd invoeren door middel van het bedieningspaneel. Het vooralarm stopt dan ook en wordt pas herstart, nadat de ingevoerde overwerktijd afgelopen is.
Is de huidige minuut een uitschakelmoment, dan worden de gekoppelde secties direct uitgeschakeld. De uitschakeling wordt doorgemeld en opgeslagen in het historisch overzicht. Is de huidige minuut een starttijdstip voor het vooralarm, dan wordt de vooralarm cyclus gestart (zie blz. 74). Wordt door de gebruiker een overwerktijd voor de huidige schakelklok ingevoerd tijdens dit vooralarm, dan stopt de vooralarmcyclus.
Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
Remote keypad functie via ALPHATOOL LITE Het AlphaTool Lite softwarepakket (vanaf versie 3.6.0) beschikt over een remote keypad functie waarmee het mogelijk is om alle gebruikersfuncties (inclusief in‐ en uit te schakelen van het systeem) met behulp van AlphaTool Lite uit te voeren. AlphaTool Lite wordt nu als virtueel bedienpaneel gezien door het systeem. Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
Appendix A: Opmerkingen m.b.t. AlphaVision NG bedieningspaneel De AlphaVision XL is ontworpen voor optimale samenwerking met het modernere AlphaVision ML/XL bedieningspaneel. Het AlphaVision NG bedieningspaneel kan echter ook nog gebruikt worden. Hierbij is het aantal LEDs echter zeer beperkt. Er zijn 2 LEDs (A en B) aanwezig, deze worden gebruikt in het schakelmenu. Verder ontbreekt de i‐LED. De werking is verder identiek.
Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
WEEE‐verklaring Dit product is met de modernste machines gemaakt en bestaat uit kwalitatief hoogwaardige materialen en componenten die grotendeels gerecycled kunnen worden. Dit symbool betekent dat elektrische en elektronische apparatuur aan het einde van hun levensduur gescheiden van het normale huisvuil moeten worden verwerkt. U kunt dit apparaat inleveren bij uw gemeentelijk afvalverzamelpunt, kringloopwinkel of bij uw leverancier. Handleiding: versie 2.40 januari 2015 [M. Tijsseling] © Alphatronics b.
AANTEKENINGEN Gebruikershandleiding AlphaVision XL Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
Logboek voor de AlphaVision XL centrale Datum en tijd: Gebruikershandleiding AlphaVision XL Opmerking / gebeurtenis: Rev. 2.40 14-01-2015 Blz.
REGISTER 24‐Uurs zone, 12 Accu, 52 Accu autonomietijd, 39 Accutest, 39 AL.