Operation Manual

31-NL
De frequentiebanden op de grafische equalizer zijn vast. Dit maakt het
erg moeilijk om ongewenste pieken of dalen te corrigeren op bepaalde
frequenties. De centerfrequentie van de parametrische equalizer kan
afgestemd worden op deze specifieke frequenties. Vervolgens gebeurt
de onafhankelijke fijnafstemming van de bandbreedte (Q) en het niveau,
om de noodzakelijke correcties aan te brengen. De parametrische
equalizerfunctie is een geavanceerd instrument voor ernstige
hifi-hobbyisten.
Instelitem: P-EQ
1
Selecteer L+R of L/R door [ ] of [ ] onder P-EQ
aan te raken.
Wanneer u de grafische EQ aanpast, wordt deze instelling
uitgeschakeld.
2
Raak [ ] onder P-EQ aan.
Het scherm met de P-EQ-lijst wordt weergegeven.
3
Raak [ ] onder de gewenste luidspreker (kanaal)
aan.
Het P-EQ-aanpassingsscherm wordt weergegeven.
4
Pas de P-EQ aan volgens uw voorkeur.
De band selecteren
Raak [ ] of [ ] onder BAND aan om de gewenste band te
selecteren.
De frequentie aanpassen
Raak [ ] of [ ] onder Freq. aan om de frequentie van de
geselecteerde band aan te passen.
Het niveau aanpassen
Raak [ ] of [ ] onder Level aan om het niveau van de
geselecteerde band aan te passen.
De bandbreedte instellen
Raak [ ] of [ ] bij Q aan om de gewenste bandbreedte te
selecteren.
Als de luidspreker ingesteld is op "OFF", dan kan de parametrische
equalizer voor die speaker niet ingesteld worden. Zie
"De
luidsprekers instellen" (pagina 31).
Het is niet mogelijk om de frequenties van aangrenzende banden
binnen 8 stappen aan te passen.
Controleer het afspeelbare frequentiebereik van de aangesloten
luidsprekers voor u de equalizer aanpast. Indien een luidspreker
bijvoorbeeld een afspeelbaar frequentiebereik van 55 Hz tot 30 kHz
heeft, heeft het aanpassen van de 40 Hz- of 20 Hz-band geen invloed.
Bovendien kunt u de luidsprekers overbelasten en beschadigen.
Als de parametrische EQ aangepast is, werkt de aanpassing van de
grafische EQ niet meer.
Instelitem: Speaker Select
Stel de aangesloten luidspreker in door de respectieve
[
]- of [ ]-knop aan te raken.
Stel een luidspreker die niet aangesloten is in op OFF.
De bovenstaande instellingen kunnen ingevoerd worden, zelfs als de
luidspreker op OFF ingesteld is onder
"Luidsprekerinstelling"
(pagina 32).
Om de subwoofer in MONO te gebruiken terwijl de PXA-H700 of
PXA-H701 aangesloten is, sluit u de subwoofer aan op de
uitvoeraansluiting voor de subwoofer van de PXA-H700 of PXA-H701.
Instelitem: Multi CH Setup
Het klankbeeld aanpassen (Bi-Phantom)
Bij de meeste installaties moet de middelste luidspreker precies
geplaatst worden tussen de passagier voorin en de bestuurder. Deze
functie zorgt ervoor dat de informatie van het middelste kanaal verdeeld
wordt over de linker- en rechterluidsprekers. Dit levert een klankbeeld
op waarin een middelste luidspreker recht voor elke luisteraar
gesimuleerd wordt. Deze functie werkt niet als u de middenbreedte
aanpast in PL II MUSIC (zie
"De Pro Logic II-modus gebruiken" op
pagina 28).
Zorg dat u tijdens het uitvoeren van deze aanpassing de schijf niet
stopt, pauzeert, verwisselt, een cue-punt opslaat, snel vooruit spoelt
of verandert van audiokanaal op dit toestel. De instelling wordt
geannuleerd als de decodeermodus gewijzigd wordt.
Raak [ ] of [ ] onder Bi-Phantom aan om het niveau aan te
passen.
Het niveau kan aangepast worden binnen een bereik van -5 tot
+5. Hoe hoger het niveau, hoe meer de positie van de
middelste luidspreker naar de zijkanten verschuift.
U schakelt de Bi-Phantom-functie uit door [OFF] aan te raken.
Deze aanpassing wordt doorgevoerd als de middelste luidspreker op
SMALL of LARGE ingesteld is in de instellingen van Speaker Setup.
Deze aanpassing werkt niet als de CENTER-luidspreker op OFF
ingesteld is in
"De luidsprekers instellen" (pagina 31).
De lage tonen naar het achterste kanaal mixen (Rear MIX)
Deze functie vermengt de audiosignalen van het kanaal voorin met de
audiosignaaluitvoer van de luidsprekers achterin, waardoor het geluid
op de achterbank van het voertuig beter wordt.
Zorg dat u tijdens het uitvoeren van deze aanpassing de schijf niet
stopt, pauzeert, verwisselt, een cue-punt opslaat, snel vooruit spoelt
of verandert van audiokanaal op dit toestel. De instelling wordt
geannuleerd als de decodeermodus gewijzigd wordt.
Raak [ ] of [ ] bij Rear MIX aan om het niveau aan te passen.
Het niveau kan in vijf stappen aangepast worden: -6, -3, 0, +3
en +6. Hoe hoger het niveau, hoe meer lage tonen de
luidsprekers weergeven. (Het effect verschilt naargelang de
software (DVD, enz.).)
U schakelt de Rear MIX-functie uit door [OFF] aan te raken.
Deze aanpassing werkt niet als de luidspreker achterin op "OFF"
ingesteld is onder Speaker Setup.
Bij lineaire PCM-signalen komt het geluid uit de luidsprekers
achterin, ongeacht wat de Rear Fill- en Rear MIX-instelling is.
De parametrische equalizer aanpassen
L+R: Stelt dezelfde aanpassingswaarden in voor de linker en
rechter kanalen.
L/R: Voor de linker- en rechterkanalen kunnen verschillende
aanpassingswaarden ingesteld worden.
De luidsprekers instellen
Front1: OFF/FULL (volledig bereik)/TW (tweeter)
Front2: OFF / ON
Rear: OFF / ON
Center: OFF / ON
Subw.: OFF/MONO/STEREO
Dolby Digital instellen