Operation Manual

American Audio - www.americanaudio.eu – 19MXR – Gebruikershandleiding pagina 13
16. CROSSFADER CURVE ADJUSTMENT Deze draaiknop wordt gebruikt om de
werking van de cross-fader aan te passen. De cross-fader kan in drie verschillende modi
gebruikt worden; “NORMAL CURVE”, QUICK CURVE” of iedere variatie van deze twee.
(QUICK CURVE wordt normaal gebruikt voor het scratchen).
17. CUE, SYNC, PITCH BEND & PLAY/PAUSE –
CUE 1,2 & 3 – Deze toetsen zetten of starten hot cue 1, 2 of 3.
WISSEN HOT CUE PUNTEN – Wanneer een hot cue punt is ingesteld, wordt dit
weergegeven door een oplichtende cue toets LED. Wanneer je een hot cue punt wil
wissen, druk je op de shift toets. De shift toets LED zal samen met de cue LED’s
knipperen. Druk op de cue toets waaronder de hot cue is opgeslagen die je wil wissen.
Druk daarna nogmaals op de shift toets om de soft shift uit te schakelen.
PITCH BEND Om tijdelijke pitch bends in Virtual DJ te creëren, druk de shift toets en
de cue 1 toets om het muziekstuk te vertragen. Om het muziekstuk te versnellen dient de
shift toets en de cue 3 toets gedrukt te worden. Druk de shift toets en de cue 2 toets om
de pitch te resetten.
SYNC Deze toets synchroniseert het geselecteerde deck met het tegenover liggende
deck of master deck/tempo.
CUE Wanneer het deck speelt, keert het muziekstuk terug naar het eerste cue punt
wanneer deze toets wordt gedrukt. Wanneer de deck op pauze staat, wordt door het
indrukken van de cue toets een nieuw cue punt ingesteld.
Hoofdfuncties en bedieningsorganen achter paneel
Achter paneel
18. MICROPHONE 1 Deze microfoon maakt gebruik van een combo aansluiting waarbij
een ¼” ongebalanceerde Jack aansluiting of een 3-polige gebalanceerde XLR aansluiting
gebruikt kan worden. Het uitgangsvolume wordt geregeld met een eigen MICROPHONE
GAIN CONTROL (1). Opmerking: gebruik bij voorkeur microfoons met een
impedantie tussen 500 en 600 Ohm voor de beste geluidskwaliteit.
19. MICROPHONE 2 Deze microfoon maakt gebruik van een ¼ongebalanceerde Jack
aansluiting. Het uitgangsvolume wordt geregeld met een eigen MICROPHONE GAIN
CONTROL (1). Opmerking: gebruik bij voorkeur microfoons met een impedantie
tussen 500 en 600 Ohm voor de beste geluidskwaliteit.
20. MICROPHONE 3 Deze microfoon maakt gebruik van een ¼ongebalanceerde Jack
aansluiting. Het uitgangsvolume wordt geregeld met de fader van kanaal 4. De EQ van
kanaal 4 heeft ook invloed op het microfoonsignaal van microfoon 3. Zorg er voor dat de
SOURCE SELECTOR schakelaar (3) in de MIX 3 positie staat om het ingangssignaal
van MIC 3 te kunnen weergeven. Opmerking: gebruik bij voorkeur microfoons met
een impedantie tussen 500 en 600 Ohm voor de beste geluidskwaliteit.
21. KANAAL 1: LINE 1 INGANGSCONNECTOREN Sluit geen draaitafels aan op deze
ingangen! Deze aansluitingen zijn bedoeld als Line Level ingang voor het aansluiten van
CD spelers of Tape Decks. Line Level muziekinstrumenten met stereo uitgangen zoals
Ritme boxen of samplers moeten ook op de Line ingangen worden aangesloten. De rood