User manual

13
VOOR HET EERSTE GEBRUIK
1. Voor het eerste gebruik moet het Mini Lithium Power Pack eerst volledig opgeladen worden. Het Power Pack moet indien mogelijk
na ieder gebruik opnieuw opgeladen en daarna ten minste om de 3 maanden bijgeladen worden.
2. Het starthulpapparaat nooit onopgeladen opbergen. Door diepontlading wordt het apparaat beschadigd.
3. De accu kan op verschillende manieren opgeladen worden:
Het apparaat kan door de aansluiting van de bijgeleverde netadapter op een veiligheidsstopcontact met 230 volt netspanning
opgeladen worden.
4. Het Power Pack kan ook via het 12V-stopcontact van uw voertuig (sigarettenaansteker) met behulp van de adapter voor de
sigarettenaansteker geladen worden.
OPLADEN MET NETADAPTER
De aansluiting van de netadapter (13) op de gelijkstroomaansluiting (4) van het Power Pack steken, dan de netstekker met het
230V-stopcontact verbinden.
De blauwe indicator (2) licht deels op, één LED knippert altijd en toont zo de actuele laadtoestand.
Het Mini Lithium Power Pack zo lang opladen, tot alle LEDs van de indicator constant branden. De netadapter kan nu van het Power Pack
en het 230V-stopcontact losgekoppeld worden. Voor een maximale levensduur van de accu moet het starthulpapparaat na ieder gebruik
weer opgeladen en ten minste om de 3 maanden bijgeladen worden.
OPLADEN MET 12-VOLT-ADAPTER
De 12V-adapter (12) in de gelijkstroomaansluiting (4) van het Power Pack steken, de 12V-aansluiting met de aansluiting van de
sigarettenaansteker van uw voertuig verbinden.
Daarna gedraagt het Power Pack zich precies zoals bij het opladen met de netadapter. De snelheid van het laden kan echter variëren
naargelang de motor van het voertuig gestart is, in functie van de toestand van de voertuigaccu enz.
STARTHULP
Voor het aansluiten van het starthulpapparaat op de accu ALTIJD de volgende controles uitvoeren:
Ervoor zorgen, dat de voertuigontsteking en de volledige bijkomende uitrusting zoals verlichting, radio enz. uitgeschakeld zijn.
Ervoor zorgen, dat de voertuigaccu een spanning van 12V heeft en niet beschadigd is.
Ervoor zorgen, dat de accuaansluitingen schoon zijn en de aansluitkabels goed vastgeschroefd zijn.
1. Voor de aansluiting van de starthulpkabel de voertuigontsteking uitschakelen.
2. Ervoor zorgen, dat de rode positieve (+) klem en de zwarte negatieve (-) klem elkaar niet aanraken.
3. Ervoor zorgen, dat de omgeving goed geventileerd is.
Belangrijk: in deze fase is de starthulpkabel (9) nog niet met het Power Pack verbonden.
4. De rode positieve (+) klem eerst op de positieve (+) accuaansluiting klemmen. De klem en de toevoerkabel mogen geen
beweegbare delen of brandstofleidingen aanraken.
5. De zwarte negatieve (-) klem op de negatieve (-) accuaansluiting klemmen.
6. Verbind nu de starthulpkabel (9) met het Power Pack, open daarvoor de afdekking van de starthulpaansluiting (8).
7. De contactsleutel gedurende maximaal 6 seconden op ‘aanzetten, het voertuig zou nu moeten starten. Indien de motor na enkele
seconden niet start, schakelt u de ontsteking uit en wacht u ten minste 3 minuten alvorens u nogmaals probeert.
8. Nadat de motor aangesprongen is, verwijdert u de starthulpkabel van het Power Pack.
9. Daarna eerst de zwarte, negatieve (-) klem van de voertuigaccu wegnemen, vervolgens de rode positieve (+) klem.
10. Na gebruik de kabels en het Power Pack opbergen en de afdekking van de starthulpaansluiting weer sluiten.
11. Na gebruik het starthulpapparaat opladen zoals bij OPLADEN beschreven.
12. De laadtoestand van de accu regelmatig controleren door de activeringsknop in te drukken.
OPGELET: DOOR HET STARTEN MET STARTHULP KUNNEN ELEKTRONISCHE ONDERDELEN BESCHADIGD WORDEN.
RAADPLEEG ALTIJD HET HANDBOEK VAN DE VOERTUIGFABRIKANT OM TE BEPALEN, WELKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN
EVENTUEEL GENOMEN MOETEN WORDEN.
LED-WERKLAMP
Om de LED-werklamp te gebruiken activeert u eerst het apparaat via de activeringsknop (1). Het Power Pack licht op en toont u de huidige
laadtoestand. Druk nu nogmaals op de activeringsknop en houd de knop gedurende enkele seconden ingedrukt.
- Zodra de LED oplicht, kunt u de knop loslaten.
Bovendien beschikt de werklamp nog over twee andere lichtvarianten. Druk nu kort op de activeringsknop om naar de 2
e
toestand te
schakelen (snel knipperen). Door nogmaals kort op de knop te drukken schakelt u naar de 3
e
modus. De lamp knippert nu afwisselend kort