Instructions

20
1 Draaggreep
6 Opnamen voor kabelhouder
7 Typeplaatje
8 Stroomkabel
9 Laadabel
Afbeelding 2: achterzijde
6.2 De kabelhouder plaatsen
Plaats de kabelhouder zodanig in de opnamen (positie 6 in het overzicht) aan de achterzijde van de oplader, dat de
openingen van de boven elkaar liggende kabelhouders van elkaar weg wijzen.eg wijzen.
6.3 Voorbereiding
Reinig de accupool van stof en corrosieresten.
Uitsluitend voor open accu’s: Verwijder de afsluitdoppen van de accucellen. Controleer het vloeistofniveau in de
cellen, raadpleeg hiervoor de handleiding van uw accu. Vul gedestilleerd water bij tot het minimale vulpeil bereikt
is, niet méér. De vloeistof expandeert tijdens het opladen en de accu kan overstromen. Laat de cellen van de accu
open tot het opladen is voltooid.
Volg bij gesloten en onderhoudsvrije accu’s de aanwijzingen van de accufabrikant heel nauwkeurig op.
6.4 De acculader aansluiten
Let op: De stekker van de oplader mag niet in het stopcontact zitten, controleer dit. Sluit eerst de rode
pluskabel (+) van de oplader (positie 9 in het overzicht) aan op de pluspool van de accu. Sluit daarna de
zwarte massakabel (-) aan op de minpool van de accu. Als u de accu in de ingebouwde staat oplaadt, moet
u de zwarte minkabel (-) op de carrosserie (blank gedeelte) aansluiten, zover mogelijk uit de buurt van de
accu, carburateur en brandstoeidingen. Houd deze volgorde steeds aan.
Let op: Als het rode controlelampje (positie 5 in het overzicht) brandt, zijn de laadkabels verkeerd om
aangesloten. Verwijder de accuklemmen van de accupolen en sluit ze correct aan.
6.1 Overzicht
1 Draaggreep
2 Controlelampje – groen - volledig opgeladen
3 Controlelampje – geel - laadproces in werking
4 Controlelampje – groen - apparaat in werking
5 Controlelampje – rood - pooltangen verkeerd om aangesloten
Afbeelding 1: voorzijde