AirPort-netwerken opzetten met AirPortconfiguratieprogramma Mac OS X versie 10.
1 Hoofdstuk 1 3 5 7 7 7 7 2 Inhoudsopgave Aan de slag Met AirPort-configuratieprogramma internettoegang configureren op een draadloos apparaat van Apple Het bereik van het AirPort-netwerk vergroten Een op een AirPort Extreme-basisstation of Time Capsule aangesloten USB-schijf delen Afdrukken met een draadloos apparaat van Apple De internetverbinding op de computer delen met andere computers Hoofdstuk 2 10 10 11 12 AirPort-beveiliging AirPort-netwerken thuis beveiligen AirPort-netwerken in bedrijven
1 Aan de slag 1 AirPort biedt de eenvoudigste manier om vanaf elke plek thuis, op school of op kantoor verbinding met een draadloos netwerk of het internet te maken. AirPort is gebaseerd op de nieuwste 802.11n-conceptspecificatie van het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) en biedt snelle en betrouwbare draadloze netwerkvoorzieningen voor thuis, op school of op kleine kantoren. De gegevenssnelheid van 802.11n is tot vijf keer zo hoog als die van de 802.
U kunt het AirPort Extreme-basisstation, de AirPort Express of de Time Capsule configureren met behulp van AirPort-configuratieprogramma, het gebruiksvriendelijke configuratie- en beheerprogramma van Apple. Alle instellingen zijn in één programma beschikbaar. Bovendien kunt u eenvoudiger meerdere draadloze apparaten van Apple beheren, doordat het programma beschikt over diverse voorzieningen voor het bewaken van clients en het bijhouden van logbestanden.
 Configureer het draadloze apparaat van Apple als brug naar een bestaand netwerk dat al beschikt over internettoegang en een router die IP-adressen biedt. Het apparaat stuurt de IP-adressen en de internetverbinding door naar computers die zijn voorbereid voor AirPort of een andere draadloze voorziening of naar computers die via Ethernet op het draadloze apparaat zijn aangesloten.
In deze versie van AirPort-configuratieprogramma is het gebruiksgemak van de AirPortconfiguratie-assistent en de kracht van het AirPort-hulpprogramma gecombineerd. AirPort-configuratieprogramma wordt geïnstalleerd in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op een Mac met Mac OS X en in 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' op Windows-computers.
Het bereik van het AirPort-netwerk vergroten Om het bereik van het netwerk te vergroten, kunt u met AirPort-configuratieprogramma een draadloze verbinding tussen meerdere apparaten in het netwerk tot stand brengen in een zogeheten WDS (Wireless Distribution System). U kunt een apparaat ook via Ethernet aansluiten om zo een 'roaming'-netwerk op te zetten.
2 Kies de poort die u voor het delen van de internetverbinding wilt gebruiken uit het venstermenu 'Deel de verbinding via'. 3 Selecteer de poort die u voor het delen van de internetverbinding wilt gebruiken uit de lijst 'Met computers die gebruikmaken van'. U kunt bijvoorbeeld een internetverbinding delen met computers die zijn voorbereid voor AirPort of met computers met een ingebouwde Ethernet-voorziening. 4 Selecteer 'Internetdeling' in de lijst 'Voorziening'.
4 Klik met de rechtermuisknop op de netwerkverbinding die u wilt delen en selecteer vervolgens 'Eigenschappen'. 5 Klik op 'Delen' en selecteer 'Andere netwerkgebruikers mogen verbinding maken via de internetverbinding van deze computer'. Opmerking: Als uw internetverbinding en het lokale netwerk gebruikmaken van dezelfde poort (bijvoorbeeld Ingebouwd Ethernet), moet u contact opnemen met uw internetaanbieder voordat u internetdeling inschakelt.
2 AirPort-beveiliging 2 In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de beveiligingsvoorzieningen die beschikbaar zijn in AirPort. De draadloze apparaten van Apple bieden verschillende beveiligingsniveaus, zodat u veilig kunt surfen op het internet, online uw financiën kunt regelen en e-mails kunt versturen of ontvangen. Het AirPort Extreme-basisstation en de Time Capsule bevatten tevens een opening voor een slot ter bescherming tegen diefstal.
Wachtwoordbeveiliging en codering AirPort maakt gebruik van wachtwoorden en codering om een beveiligingsniveau te garanderen dat vergelijkbaar is met de beveiliging van traditionele bekabelde netwerken. U kunt instellen dat gebruikers een wachtwoord moeten opgeven om toegang te krijgen tot het AirPort-netwerk.
Toegangscontrole via het MAC-adres instellen Elke AirPort-kaart en elke andere draadloze kaart heeft een uniek MAC-adres (Media Access Control). Bij AirPort- en AirPort Extreme-kaarten wordt het MAC-adres ook wel de AirPort-ID genoemd. Dankzij ondersteuning voor MAC-toegangscontrole kunnen beheerders een lijst met MAC-adressen samenstellen en ervoor zorgen dat alleen gebruikers van wie het MAC-adres op de toegangscontrolelijst voorkomt, toegang hebben tot het netwerk.
802.1X is een op poorten gebaseerde netwerktoegangsmethode voor zowel bekabelde als draadloze netwerken. De IEEE heeft 802.1X in augustus 2001 aangenomen als standaard. MIC is ontwikkeld om te voorkomen dat een indringer gegevenspakketten kan onderscheppen om deze te wijzigen en vervolgens verder te sturen. MIC biedt een krachtige wiskundige functie waarin de ontvanger en de zender elk apart de MICwaarde berekenen en vervolgens vergelijken.
WPA en WPA2 (persoonlijk) Â Voor thuisnetwerken of kleine bedrijfsnetwerken (SOHO-netwerken) worden WPA en WPA2 uitgevoerd in de persoonlijke modus. In de persoonlijke modus wordt rekening gehouden met het feit dat een standaardhuishouden of een klein bedrijf geen server voor identiteitscontrole heeft. In dat geval wordt de identiteitscontrole niet uitgevoerd via een RADIUS-server, maar moeten gebruikers handmatig een wachtwoord opgeven om in te loggen op het draadloze netwerk.
3 Een AirPort-netwerk opzetten 3 Dit hoofdstuk bevat informatie over en instructies voor het opzetten van verschillende soorten AirPort Extremenetwerken. Ook vindt u in dit hoofdstuk informatie over een aantal geavanceerde opties van de AirPort Extreme. Met de informatie in dit hoofdstuk kunt u een AirPort Extreme-netwerk opzetten en implementeren. De configuratie van het draadloze apparaat van Apple voor het opzetten van een netwerk bestaat uit drie stappen.
Raadpleeg de gedeelten verderop in dit hoofdstuk voor specifieke instructies voor al deze stappen. U kunt de meeste configuratietaken uitvoeren in AirPort-configuratieprogramma door de instructies op het scherm te volgen en gegevens over uw internetaanbieder en uw netwerk op te geven. Als u geavanceerde opties wilt instellen, hebt u AirPortconfiguratieprogramma nodig om het draadloze apparaat van Apple en het AirPortnetwerk handmatig te configureren.
AirPort-voorkeuren instellen U kunt instellen dat het draadloze apparaat een melding geeft zodra er updates beschikbaar zijn voor het apparaat. U doet dit in het AirPort-voorkeurenvenster. Ook kunt u instellen dat het basisstation een waarschuwing geeft bij problemen en instructies weergeeft om deze problemen te verhelpen.
3 Kies 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu en geef zo nodig het wachtwoord op. Het standaardwachtwoord van het apparaat is 'public'. Het draadloze apparaat verschijnt niet in de lijst 1 Open het AirPort-statusmenu in de menubalk van een Mac en controleer of u bent ingelogd op het AirPort-netwerk dat door het basisstation is opgezet.
De computer is aangesloten op een Ethernet-netwerk waarin andere apparaten zijn opgenomen of u maakt via Ethernet verbinding met het apparaat AirPort-configuratieprogramma zoekt naar apparaten in het Ethernet-netwerk en stelt zo de lijst met apparaten samen. Als u AirPort-configuratieprogramma opent, worden daarom mogelijk apparaten weergegeven die u niet kunt configureren.
3 Kies 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu en geef zo nodig het wachtwoord op. Het standaardwachtwoord van het apparaat is 'public'.
U kunt ook dubbel op de naam van een draadloos apparaat klikken om de configuratie van het apparaat in een apart venster te openen. Wanneer u het venster voor de handmatige configuratie opent, verschijnt het paneel 'Overzicht'. Het paneel 'Overzicht' bevat gegevens en statusinformatie over uw draadloze apparaat en netwerk. Als het draadloze apparaat een probleem heeft gesignaleerd, wordt het statussymbool geel.
Instellingen voor het draadloze apparaat Klik op de knop 'AirPort' en klik vervolgens op 'Basisstation'. In het paneel 'Basisstation' van AirPort-configuratieprogramma geeft u informatie over het draadloze apparaat op. Het draadloze apparaat een naam geven U moet het apparaat een duidelijk herkenbare naam geven, zodat beheerders de verschillende apparaten binnen een Ethernet-netwerk met meerdere apparaten eenvoudig kunnen identificeren.
 De tijd van het apparaat automatisch instellen: Als u toegang hebt tot een NTP-server (Network Time Protocol) in het netwerk of op het internet, kiest u deze server uit het venstermenu. Op deze manier zorgt u ervoor dat het draadloze apparaat op de juiste tijd is ingesteld. Opties voor het basisstation instellen Klik op 'Opties' en geef de volgende instellingen op:  Geef de naam van een contactpersoon en een locatie voor het draadloze apparaat op.
 'Maak draadloos netwerk aan' (Mac) of 'Draadloos netwerk aanmaken' (Windows): kies deze optie als u een nieuw AirPort Extreme-netwerk aanmaakt.  'Neem deel aan WDS-netwerk' (Mac) of 'Deelnemen aan WDS-netwerk' (Windows): kies deze optie als u een nieuw WDS-netwerk aanmaakt of als u dit draadloze apparaat van Apple aansluit op een WDS-netwerk dat al is geconfigureerd.
Houd voor aangrenzende draadloze apparaten een verschil van minimaal vier kanalen tussen de kanaalfrequenties aan. Als apparaat A is ingesteld op kanaal 1, moet apparaat B worden ingesteld op kanaal 6 of 11. Gebruik voor het beste resultaat kanaal 1, 6 of 11 wanneer u het apparaat in het 2,4-GHz bereik gebruikt. Voor AirPort voorbereide computers die inloggen op het AirPort-netwerk stemmen automatisch af op de kanaalfrequentie die door het draadloze apparaat wordt gebruikt.
 'WPA/WPA2 - bedrijfsniveau': Kies deze optie als u een netwerk opzet dat een server voor identiteitscontrole bevat, zoals een RADIUS-server met afzonderlijke gebruikersaccounts. Geef het IP-adres en het poortnummer voor de primaire en optionele secundaire server op en geef vervolgens een 'gemeenschappelijk geheim', het wachtwoord voor de server, op. Kies 'WPA2 - bedrijfsniveau' als u wilt dat alleen computers die WPA2 ondersteunen kunnen inloggen op het netwerk.
 'Gebruik brede kanalen' (Mac) of 'Brede kanalen gebruiken' (Windows): als u instelt dat uw netwerk het 5-GHz frequentiebereik gebruikt, kunt u met brede kanalen voor een hogere netwerkdoorvoer zorgen. Opmerking: in sommige landen is het gebruik van brede kanalen niet toegestaan.
Werking  Het draadloze apparaat van Apple (in dit voorbeeld een Time Capsule) maakt verbinding met het internet via de ADSL-modem of kabelmodem die op de InternetWAN-poort (<) van het apparaat is aangesloten.  Computers met AirPort of computers die zijn aangesloten op de Ethernet-LAN-poort van het draadloze apparaat (G), kunnen via het apparaat verbinding maken met het internet.
Handmatig uw draadloze apparaat instellen met AirPort-configuratieprogramma 1 Controleer of uw ADSL- of kabelmodem is aangesloten op de Ethernet-WAN-poort (<) van uw draadloze apparaat van Apple. 2 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op de Mac en via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' in Windows). Selecteer uw draadloze apparaat en kies 'Handmatige configuratie' uit het Basisstationmenu.
 Als u 'PPPoE' hebt gekozen, ontvangt u uw IP-adres automatisch via DHCP van uw internetaanbieder. Neem contact op met uw internetaanbieder voor de gegevens die u in deze velden moet opgeven. Via dit venstermenu kunt u de snelheid van de Ethernet-WANpoort aanpassen. Als uw internetaanbieder vraagt wat het MAC-adres van het draadloze apparaat is, geeft u het adres van de Ethernet-WAN-poort (<) op. U vindt dit adres op het etiket op de onderkant van het apparaat.
Als u TCP/IP via DHCP configureert, kiest u 'Via DHCP' uit het venstermenu 'Configureer IPv4' (Mac) of 'IPv4 configureren' (Windows). U ontvangt uw IP-gegevens automatisch via DHCP van uw internetaanbieder. Mogelijk moet u in deze velden gegevens van uw internetaanbieder opgeven. 5 Als u 'PPPoE' hebt gekozen uit het venstermenu 'Verbind via' (Mac) of 'Verbinden via' (Windows), geeft u de PPPoE-instellingen op die u van uw internetaanbieder hebt ontvangen.
Opmerking: Als u gebruikmaakt van AirPort, hebt u geen PPPoEverbindingsprogramma van een andere fabrikant nodig. Met behulp van AirPort kunt u rechtstreeks verbinding met het internet maken. Neem contact op met uw internetaanbieder voor de gegevens die u in deze velden moet opgeven. Als u een verbinding met het internet wilt maken met een router via PPPoE en het draadloze apparaat via Ethernet is verbonden met de router, hoeft u voor de configuratie van het apparaat geen gebruik te maken van PPPoE.
6 Klik op 'PPPoE' om PPPoE-opties voor uw verbinding in te stellen. Â Kies 'Altijd ingeschakeld', 'Automatisch' of 'Handmatig', afhankelijk van de manier waarop u wilt bepalen wanneer het draadloze apparaat met het internet is verbonden. Als u 'Altijd ingeschakeld' kiest, blijft uw apparaat verbonden met de modem en met het internet (zolang de modem is ingeschakeld).
7 Klik op 'Netwerk' en configureer de wijze waarop het apparaat de internettoegang beschikbaar maakt voor AirPort- en Ethernet-computers. Als u 'Ethernet' hebt gekozen uit het venstermenu 'Verbind via' (Mac) of 'Verbinden via' (Windows), geeft u via het venstermenu 'Verbindingsdeling' op hoe uw apparaat de internetverbinding deelt.
 Als u niet wilt dat het draadloze apparaat zijn IP-adres deelt, kiest u 'Uitgeschakeld (brugmodus)'. Als u het apparaat in de brugmodus configureert, hebben AirPortcomputers toegang tot alle diensten op het Ethernet-netwerk. Het apparaat biedt dan geen mogelijkheden voor het delen van een internetverbinding. Raadpleeg het gedeelte “U werkt met een bestaand Ethernet-netwerk” op pagina 42 voor meer informatie over de configuratie van het draadloze apparaat als brug.
 Als uw netwerk voor gebruik van een LDAP-server (Lightweight Directory Access Protocol) is geconfigureerd, kunt u het adres van de server opgeven in het veld 'LDAP-server'. Computers in uw netwerk hebben dan toegang tot die server.  Als u bepaalde computers in uw draadloze netwerk een specifiek IP-adres wilt geven, klikt u op de knop met het plusteken onder de lijst 'DHCP-reserveringen' en volgt u de instructies op het scherm.
Het protocol bevat een methode waarmee het publieke IP-adres van een NATgateway kan worden opgehaald, zodat een client dit publieke IP-adres en het bijbehorende poortnummer bekend kan maken aan andere clients die ermee willen communiceren. Dit protocol is geïmplementeerd in momenteel verkrijgbare Apple producten, zoals Mac OS X 10.4 Tiger, AirPort Extreme en AirPort Express, en ook in Bonjour voor Windows. U kunt ook poortkoppeling configureren.
a Als de clientcomputer AirPort gebruikt, selecteert u 'AirPort' in de lijst met netwerkvoorzieningen en klikt u vervolgens op de knop 'Geavanceerd'. Kies vervolgens 'Via DHCP' uit het venstermenu 'Configureer IPv4'.
b Als u tijdens de configuratie van het netwerk van het draadloze apparaat een DHCPserver hebt ingeschakeld en de clientcomputer gebruikmaakt van Ethernet, selecteert u 'Ethernet' in de lijst met netwerkvoorzieningen en kiest u vervolgens 'Via DHCP' uit het venstermenu 'Configureer'.
c Als u tijdens de configuratie van het netwerk van het draadloze apparaat de optie 'Verspreid een reeks IP-adressen' hebt geselecteerd, kunt u de internetverbinding beschikbaar maken voor Ethernet-clientcomputers door de IP-adressen van de clientcomputers handmatig op te geven. Selecteer 'Ethernet' in de lijst met netwerkvoorzieningen en kies vervolgens 'Handmatig' uit het venstermenu 'Configureer'. Geef het IP-adres en de routeradressen op uit het bereik dat uw apparaat biedt.
5 Klik op 'Internet-protocol versie 4 (TCP/IPv4)' en vervolgens op 'Eigenschappen'. Â Als u 'Een publiek IP-adres delen' hebt gekozen in het paneel 'Netwerk' van AirPortconfiguratieprogramma, selecteert u 'Automatisch een IP-adres laten toewijzen'. Â Als u 'Een reeks IP-adressen verspreiden' hebt gekozen tijdens de configuratie van het netwerk van het draadloze apparaat, kunt u clientcomputers internettoegang geven door het IP-adres van de client handmatig in te stellen.
Typ '255.255.255.0' in het veld 'Subnetmasker'. Typ '10.0.1.1', '172.16.1.1' of '192.168.1.1' in het veld 'Standaard-gateway', afhankelijk van welke adresseringsmethode u hebt gebruikt. Geef hetzelfde serveradres en dezelfde gegevens voor het zoekdomein op als tijdens de configuratie van het draadloze apparaat.
Onderdelen Opmerkingen Ethernet-router of -switch of ander netwerkapparaat De router, switch of het andere netwerkapparaat kan IP-adressen toewijzen aan computers en apparaten in het Ethernet-netwerk. Ethernet-kabels Procedure Een draadloos apparaat van Apple in een bestaand Ethernet-netwerk configureren met AirPort-configuratieprogramma 1 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op de Mac en via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' in Windows).
Als de adressen niet automatisch worden toegewezen, kiest u 'Handmatig' uit het venstermenu 'Configureer IPv4' (Mac) of 'IPv4 configureren' (Windows). Typ uw IP-adresgegevens in de velden onder het venstermenu 'Configureer IPv4' (Mac) of 'IPv4 configureren' (Windows). Neem contact op met de netwerkbeheerder voor de gegevens die u in deze velden moet opgeven.
Als het IP-adres wordt toegewezen via DHCP, kiest u 'Via DHCP' uit het venstermenu 'Configureer IPv4' (Mac) of 'IPv4 configureren' (Windows). 5 Kies 'Uitgeschakeld (brugmodus)' uit het venstermenu 'Verbindingsdeling'. Uw draadloze apparaat vormt een brug met de internetverbinding van het Ethernetnetwerk voor computers die draadloos of via Ethernet met het apparaat zijn verbonden.
Extra apparaten op uw AirPort Extreme-netwerk aansluiten Als u een USB-printer op de USB-poort van uw draadloze apparaat van Apple (in dit voorbeeld een Time Capsule) aansluit, kan iedereen in het netwerk via deze printer afdrukken. Als u een USB-hub op de USB-poort van een AirPort Extreme-basisstation of een Time Capsule aansluit en vervolgens een harde schijf en een printer aansluit, kan iedereen in het netwerk hiervan gebruikmaken. Als u een Time Capsule aansluit, kunt u in Mac OS X Leopard (versie 10.5.
Via een Apple TV in uw AirPort Extreme-netwerk iTunes-materiaal afspelen Wanneer u een Apple TV draadloos of via Ethernet op uw AirPort Extreme-netwerk aansluit en vervolgens de Apple TV op uw breedbeeldtelevisie aansluit, kunt u naar hartelust van uw iTunes-materiaal (zoals films, televisieprogramma's en muziek) genieten. (Raadpleeg de documentatie bij uw Apple TV voor instructies voor de configuratie.
Roaming configureren 1 Sluit alle AirPort Extreme-basisstations en Time Capsules aan op hetzelfde subnetwerk in het Ethernet-netwerk. 2 Geef elk apparaat een unieke naam. 3 Geef voor elk apparaat dezelfde netwerknaam en hetzelfde wachtwoord op. 4 Configureer de apparaten als brug. Volg hiervoor de instructies in het vorige gedeelte. Als u wilt dat één apparaat IP-adressen toewijst via DHCP, voert u bovendien de volgende stappen uit: 1 Configureer een van de apparaten als DHCP-server.
Een WDS configureren Wanneer u apparaten draadloos aansluit om een WDS op te zetten, configureert u elk apparaat als een primair apparaat, een extern apparaat of een relaisapparaat. U kunt AirPort Extreme 802.11n-basisstations of Time Capsules op elkaar aansluiten en de frequentieband van 5 GHz in het netwerk gebruiken. Alleen clientcomputers met een draadloze 802.11n-kaart kunnen gebruikmaken van het netwerk. Als u wilt dat clientcomputers met een draadloze 802.11b- of 802.
Als u een WDS configureert met meerdere draadloze apparaten, moet u de AirPort-ID weten van elk apparaat. De AirPort-ID wordt ook wel het 'MAC-adres'genoemd. Het configureren van een WDS gaat het gemakkelijkst als u alle apparaten op een tafel zet en op het lichtnet aansluit. Als u van plan bent om een WDS op te zetten, is het verstandig elk apparaat een unieke naam te geven, zodat u ze later gemakkelijk kunt identificeren.
Als u een apparaat uit de lijst wilt verwijderen, selecteert u het en klikt u op de knop met het minteken. 7 Klik op 'Werk bij' (Mac) of 'Bijwerken' (Windows) om de nieuwe instellingen naar de apparaten in het WDS te kopiëren. Het aankruisvak 'Sta draadloze clients toe' (Mac) of 'Draadloze clients toestaan' (Windows) is standaard ingeschakeld.
2 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op de Mac of via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' op een computer met Windows). Selecteer het externe apparaat en kies 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu. Geef, indien nodig, het wachtwoord op. Als het wachtwoord van het apparaat het standaardwachtwoord is ('public'), hoeft u geen wachtwoord op te geven. 3 Geef, indien nodig, hetzelfde netwerkwachtwoord op als voor het primaire apparaat.
Een relaisapparaat configureren om verbinding met het primaire apparaat te maken en de verbinding met andere externe apparaten te delen Met AirPort-configuratieprogramma kunt u een relaisapparaat in het WDS zodanig configureren dat het de verbinding met andere externe apparaten en draadloze clients deelt. Wanneer u een relaisapparaat configureert, moet u ook tenminste één extern apparaat configureren waarmee de verbinding wordt gedeeld.
Het bereik van een 802.11n-netwerk vergroten Het is makkelijker om het bereik van een 802.11n-netwerk te vergroten als u een tweede 802.11n-apparaat aansluit. Het aansluiten van twee draadloze 802.11napparaten van Apple vereenvoudigt de WDS-configuratie aanzienlijk. Het bereik van een 802.11n-netwerk vergroten 1 Open AirPort-configuratieprogramma en selecteer het apparaat dat verbinding moet maken met het internet.
7 Geef, indien nodig, de netwerknaam en het wachtwoord op. 8 Klik op 'Werk bij' (Mac) of 'Bijwerken' (Windows) om het apparaat met de nieuwe netwerkinstellingen bij te werken.
Een dual-bandnetwerk (2,4 GHz en 5 GHz) configureren U kunt een dual-bandnetwerk configureren dat gebruikmaakt van zowel de 2,4-GHz als de 5-GHz frequentieband, zodat clientcomputers met een draadloze 802.11n-kaart toegang hebben tot het 5-GHz segment van het netwerk en computers met een draadloze 802.11b- of 802.11g-kaart toegang hebben tot het 2,4-GHz segment.
Het bereik van het AirPort-netwerk verkleinen U kunt het bereik van het AirPort-netwerk ook verkleinen. Dit is bijvoorbeeld handig als u wilt bepalen wie toegang hebt tot het netwerk. U kunt het bereik bijvoorbeeld beperken tot één bepaalde ruimte. Het bereik van het AirPort-netwerk verkleinen 1 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op een Mac of via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' op een computer met Windows).
Wi-Fi Protected Access gebruiken De AirPort Extreme ondersteunt de WPA- en de WPA2-beveiligingsstandaard voor draadloze netwerken. Via Mac OS X versie 10.3 of hoger of Windows XP met Service Pack 2 en de 802.1X-identiteitscontroleopties biedt WPA-beveiliging een geavanceerdere gegevenscodering dan WEP. WPA controleert ook de identiteit van de gebruiker, iets wat praktisch onmogelijk was met WEP.
Een WPA- of WPA2-bedrijfsnetwerk opzetten Op een computer met Mac OS X moet u eerst een 802.1X-verbinding configureren. 1 Open Systeemvoorkeuren, klik op 'Netwerk' en klik vervolgens op 'AirPort'. 2 Klik op 'Geavanceerd' en klik vervolgens op '802.1X'. 3 Geef de instellingen voor de verbinding op. Opmerking: Voor bepaalde identiteitscontroleprotocollen is autorisatie van digitale certificaten op de server vereist.
Om het MAC-adres (de AirPort-ID) van de AirPort-kaart te achterhalen, klikt u op de knop 'AirPort' in het paneel 'Netwerk' in Systeemvoorkeuren. Een toegangscontrolelijst opstellen 1 Open AirPort-configuratieprogramma, selecteer uw draadloze apparaat en kies vervolgens 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu. Geef, indien nodig, het wachtwoord op. 2 Klik op de knop 'AirPort' en vervolgens op 'Toegang' (Mac) of 'Toegangscontrole' (Windows).
Belangrijk: Dankzij de toegangscontrole van AirPort voorkomt u dat computers die niet in de toegangscontrolelijst zijn opgenomen, verbinding met het AirPort-netwerk kunnen maken. Raadpleeg het gedeelte “Het AirPort Extreme-netwerk configureren” op pagina 19 om te zien hoe u kunt voorkomen dat niet-geautoriseerde computers op het AirPort-netwerk inloggen. U kunt ook het MAC-adres van een draadloze 802.11-netwerkkaart van een andere fabrikant aan de toegangscontrolelijst toevoegen.
5 Geef het IP-adres, de poort en het gemeenschappelijke geheim (of het wachtwoord) van de primaire en secundaire server op. Raadpleeg voor meer informatie over de configuratie van een RADIUS-server de documentatie die bij de RADIUS-server is geleverd of neem contact op met de netwerkbeheerder. De toegangscontrolelijst en RADIUS werken samen.
Netwerkverkeer naar een bepaalde computer op uw netwerk leiden (poortkoppeling) De AirPort Extreme werkt met NAT (Network Address Translation) om één IP-adres beschikbaar te stellen aan de computers die inloggen op het AirPort Extreme-netwerk. Om met één IP-adres internettoegang te bieden aan meerdere computers, wordt door NAT aan elke computer in het AirPort Extreme-netwerk een privaat IP-adres toegewezen. Vervolgens worden deze adressen afgestemd op de poortnummers.
2 Klik op de knop 'Geavanceerd' en klik vervolgens op 'Poortkoppeling'. 3 Klik op de knop met het plusteken en kies een voorziening, bijvoorbeeld 'Bestandsdeling', uit het venstermenu 'Voorziening' (Mac) of 'Type service' (Windows). Geef eventueel extra gegevens in de tekstvelden op. Om met poortkoppeling te werken, moet u TCP/IP handmatig configureren op de computer waarop de web-, AppleShare- of FTP-server actief is.
U kunt ook een computer als standaardhost configureren om zo een permanent IPadres voor de computer in te stellen en gegevens over de inkomende-poortkoppeling te verstrekken aan het AirPort Extreme-basisstation of aan de AirPort Express. Dit wordt ook wel een 'DMZ' genoemd en is met name handig bij het spelen van bepaalde netwerkspellen of het houden van videoconferenties.
2 Klik op de knop 'AirPort' en vervolgens op 'Basisstation'. 3 Schakel het aankruisvak 'Stel tijd automatisch in' (Mac) of 'Tijd automatisch instellen' (Windows) in en kies een NTP-server uit het venstermenu, als u via uw netwerk of het internet toegang hebt tot een dergelijke server. Als u op 'Logbestanden en statistieken' klikt, kunt u logbestanden bekijken en exporteren en gegevens over draadloze clients en DHCP-clients bekijken.
Instellingen voor de IPv6-firewall wijzigen 1 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op de Mac en via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' in Windows). 2 Selecteer uw apparaat in de lijst en geef het wachtwoord op. 3 Klik op de knop 'Geavanceerd' en vervolgens op 'IPv6-firewall'.
2 Open AirPort-configuratieprogramma (in de map 'Hulpprogramma's' in de map 'Programma's' op de Mac en via 'Start' > 'Alle programma's' > 'AirPort' in Windows). 3 Selecteer uw AirPort Extreme-basisstation of uw Time Capsule en kies vervolgens 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu. U kunt ook dubbel op het symbool van het apparaat klikken om de configuratie in een nieuw venster te openen. Geef, indien nodig, het wachtwoord op. 4 Klik op de knop 'Schijven' en vervolgens op 'Bestandsdeling'.
En aangezien elke Time Capsule ook een volledig uitgerust 802.11n-basisstation is, kunt u uw Time Capsule configureren voor het delen van een internetverbinding met computers in het AirPort-netwerk dat door de Time Capsule is aangemaakt. Time Capsule ADSL- of kabelmodem < Ethernet-WAN-poort Naar het internet Voor informatie over het gebruik van uw Time Capsule met Time Machine in Mac OS X Leopard, zoekt u in Mac Help op “Time Capsule”.
U kunt de standaardnaam van de printer door een andere naam vervangen. De naam van de USB-printer wijzigen 1 Open AirPort-configuratieprogramma, selecteer uw apparaat en kies vervolgens 'Handmatige configuratie' uit het Basisstation-menu. U kunt ook dubbel op het symbool van het apparaat klikken om de configuratie in een nieuw venster te openen. 2 Klik op de knop 'Printers' en geef een naam op voor de printer in het veld 'USB-printers'. Een draadloze client aan uw 802.
Problemen oplossen Als zich problemen voordoen wanneer u via een AirPort Extreme-netwerk verbinding met het internet wilt maken, doet u het volgende: In Mac OS X: Â Controleer of het draadloze apparaat verbinding met het internet heeft gemaakt. De computers in het AirPort-netwerk kunnen alleen verbinding met het internet maken als het apparaat met het internet is verbonden. Â Controleer de internetverbinding op de computer.
 Klik met de rechtermuisknop op het symbool voor draadloze netwerkverbindingen en kies vervolgens 'Status'.  Controleer of de computer is ingelogd op het AirPort-netwerk dat met behulp van het draadloze apparaat is opgezet.  Start de computer opnieuw op. Hiermee vernieuwt u het IP-adres dat de computer van het draadloze apparaat ontvangt. De IP-adressen hebben een bereik van 10.0.1.2 tot en met 10.0.1.200, 172.16.1.2 tot en met 172.16.1.200 of 192.168.1.2 tot en met 192.168.1.
4 Achter de schermen 4 In dit hoofdstuk vindt u beschrijvingen van termen en begrippen die u kunt tegenkomen als het gaat om computernetwerken. Raadpleeg dit hoofdstuk om meer inzicht te krijgen in de processen die zich afspelen achter de schermen van het draadloze AirPort-netwerk. Basisbegrippen van netwerkcommunicatie Pakketten en verkeer In netwerken worden gegevens overgebracht in blokken die 'pakketten' worden genoemd.
Daarom beschikt de computer over een IP-adres dat exact definieert op welke plaats in welk netwerk deze zich bevindt. Dankzij de IP-adressen ontvangt het lokale Ethernetnetwerk alleen het verkeer dat ervoor is bestemd. Zoals huisadressen zijn gebaseerd op de postcode, straatnaam en het huisnummer, zo worden IP-adressen gemaakt op basis van een verzameling regels en wordt de toewijzing ervan zorgvuldig beheerd.
 USB-interface (d): de USB-interface wordt gebruikt om een USB-printer op het AirPort Extreme-basisstation aan te sluiten. Statuslampje < Ethernet-WAN-poort ¯ Poort voor netsnoer G Ethernet-poorten ∏ Resetknop d USB-poort Opening voor antidiefstalkabel De Time Capsule gebruiken In dit gedeelte worden de verschillende netwerkinterfaces en functies van de Time Capsule besproken. Interfaces van de Time Capsule Als u de Time Capsule wilt gebruiken, stelt u de werking van de netwerkinterfaces in.
De AirPort Express gebruiken In dit gedeelte worden de verschillende netwerkinterfaces en functies van het AirPort Express-basisstation besproken. Interfaces van de AirPort Express Als u het AirPort Express-basisstation wilt gebruiken, stelt u de werking van de netwerkinterfaces in. Het AirPort Express-basisstation beschikt over vier hardwarematige netwerkinterfaces.
 NAT-router: Een van de krachtige functies van draadloze apparaten van Apple is dat het één internetverbinding beschikbaar kan maken voor verschillende computers. Hierbij fungeert het apparaat als router. U kunt het apparaat zo configureren dat het tegelijkertijd als brug en als router functioneert.
10Base-T De meest algemene kabelmethode voor Ethernet. 10Base-T voldoet aan de IEEE-standaard 802.3. 10Base-T is ontwikkeld voor gegevenscommunicatie via UTPkabels (unshielded twisted pair) met snelheden tot 10 megabits per seconde over afstanden van circa 100 meter in een netwerksegment. 10/100Base-T Een netwerkstandaard die overdrachtsnelheden tot 100 Mbps (100 megabits per seconde) ondersteunt. Omdat 10/100Base-T tien keer zo snel is als Ethernet, wordt het ook wel 'Fast Ethernet' genoemd.
backbone Het centrale gedeelte van een groot netwerk dat twee of meer subnetwerken met elkaar verbindt. De backbone is het primaire pad voor de gegevensoverdracht in grote netwerken van bijvoorbeeld ondernemingen of internetaanbieders. Een backbone kan draadloos of niet-draadloos zijn. bandbreedte De maximale overdrachtscapaciteit van een communicatiekanaal op elk willekeurig moment.
client Een op het netwerk aangesloten computer of apparaat die bestanden en voorzieningen (bestanden, afdrukmogelijkheden) opvraagt van de server of andere apparaten in het netwerk. De term verwijst ook wel naar eindgebruikers. codering Een mechanisme voor de beveiliging van gegevens. Zie WPA, WPA2. DHCP Afkorting van Dynamic Host Configuration Protocol. Een protocol voor het dynamisch toewijzen van IP-adressen aan nodes in een netwerk vanaf een voorgedefinieerde lijst.
firewall Een systeem van software en/of hardware dat zich tussen twee netwerken in bevindt om toegang door niet-geautoriseerde personen te voorkomen. Een firewall wordt het meest gebruikt als beveiliging tussen een lokaal netwerk en het internet. Een firewall kan ervoor zorgen dat een netwerk niet zichtbaar is op het internet en kan toegang tot bestanden en systemen in het netwerk door niet-geautoriseerde en ongewenste gebruikers blokkeren.
IP-adres Internetprotocoladres. IP versie 4, het meest gebruikte internetprotocol, biedt een 32-bits nummer ter identificatie van de afzender of ontvanger van gegevens via het internet. Een IP-adres bestaat uit twee onderdelen: de ID van het betreffende netwerk op het internet en de ID van het betreffende apparaat (een server of een werkstation) binnen het netwerk. De nieuwe versie 6 biedt een 128-bits-adresseringsmethode zodat een veel groter aantal IP-adressen kan worden gebruikt. Zie DHCP, DNS, IP.
NIC Afkorting van Network Interface Card. Een draadloze of bekabelde pc-adapterkaart waarmee de clientcomputer gebruik kan maken van netwerkresources. De meeste NIC's voor bekabelde bedrijfsnetwerken werken op een snelheid van 100 Mbps. Draadloze NIC's maken gebruik van gegevenssnelheden zoals gedefinieerd door de 802.11-standaards. pakket Een gegevenseenheid die van een apparaat naar een ander netwerk wordt overgebracht.
subnet Een IP-adresreeks die deel uitmaakt van een grotere adresreeks. Subnetten worden gebruikt om een netwerkadres of groter netwerk onder te verdelen in kleinere netwerken. Subnetten maken verbinding met andere netwerken via een router. Elke afzonderlijke draadloze LAN gebruikt doorgaans hetzelfde subnet voor alle clients in de LAN. Zie IP-adres, router. TCP Afkorting van Transmission Control Protocol.
WLAN Afkorting van Wireless Local Area Network (draadloos lokaal netwerk). Een gegevenscommunicatienetwerk dat een groot lokaal, regionaal, nationaal of internationaal gebied bestrijkt en doorgaans wordt aangeboden door een telecombedrijf of internetaanbieder. De term wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen op de telefoonlijn gebaseerde netwerken en Wi-Fi-netwerken. Telefoonnetwerken zijn WAN's (wijde netwerken) en Wi-Fi-netwerken zijn WLAN's (draadloze lokale netwerken). Zie LAN.
WPA2 - persoonlijk Wi-Fi Protected Access 2 - persoonlijk. De volgende versie van de draadloze WPA-beveiligingsmethode die voor kleinere netwerken een hoge mate van gegevensbeveiliging biedt en ongewenste toegang tot het netwerk voorkomt. Zie WPA2, PSK.
www.apple.com/airportextreme www.apple.com/airport © 2008 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Apple, het Apple logo, AirPort, AirPort Extreme, AppleShare, AppleTalk, Bonjour, Mac en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., die zijn gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. AirPort Express, AirTunes, Time Capsule en Time Machine zijn handelsmerken van Apple Inc. Alle andere product- en bedrijfsnamen die worden genoemd, kunnen handelsmerken zijn van hun respectieve eigenaars.