Operation Manual

Hoofdstuk 3 Basiskenmerken 45
Opmerking: Het gebruik van bepaalde accessoires met de iPhone kan de draadloze prestaties
beïnvloeden. Niet alle accessoires voor de iPod en iPad zijn volledig compatibel met de iPhone.
Door de vliegtuigmodus in te schakelen, kunt u audio-interferentie tussen de iPhone en een
accessoire mogelijk voorkomen. Het draaien of verplaatsen van de iPhone en het aangesloten
accessoire kan de draadloze prestaties mogelijk verbeteren.
Bluetooth inschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Bluetooth'.
Verbinding maken met een Bluetooth-apparaat: Tik op het apparaat in de lijst 'Apparaten' en
volg de instructies op het scherm om er verbinding mee te maken. Raadpleeg de documentatie
bij het apparaat voor informatie over het koppelen van Bluetooth-apparaten. Zie Een Apple
Wireless Keyboard gebruiken op pagina 32 voor informatie over het gebruik van een Apple
Wireless Keyboard.
De iPhone moet zich binnen 10 meter van het Bluetooth-apparaat bevinden.
Het geluid weer via de iPhone uitvoeren: Schakel het apparaat uit of hef de koppeling met
het apparaat op en schakel Bluetooth uit via 'Instellingen' > 'Bluetooth'. U kunt ook AirPlay
gebruiken om het geluid weer via de iPhone uit te voeren. Zie AirPlay op pagina 43. De audio
wordt weer op de iPhone weergegeven wanneer het Bluetooth-apparaat buiten bereik is.
Het Bluetooth-apparaat omzeilen: De iPhone-ontvanger of -luidspreker gebruiken voor
telefoongesprekken:
Beantwoord een gesprek door op het scherm van de iPhone te tikken.
Tik tijdens een gesprek op 'Audio' en selecteer 'iPhone' of 'Luidspreker'.
Schakel het Bluetooth-apparaat uit, hef de koppeling met het apparaat op of zorg dat het
apparaat buiten bereik is.
Schakel Bluetooth uit in 'Instellingen' > 'Bluetooth'.
De koppeling met een apparaat opheen: Tik op 'Instellingen' > 'Bluetooth', tik op naast
het apparaat en tik vervolgens op 'Vergeet dit apparaat'. Als de lijst 'Apparaten' niet zichtbaar is,
controleert u of Bluetooth is ingeschakeld.
Beperkingen
U kunt beperkingen instellen voor sommige apps en voor materiaal dat u hebt gekocht. Op
deze manier kunnen ouders bijvoorbeeld voorkomen dat nummers met expliciete teksten in
een afspeellijst verschijnen of dat bepaalde instellingen kunnen worden gewijzigd. Daarnaast
kunt u beperkingen instellen om te voorkomen dat bepaalde apps worden gebruikt, er
nieuwe apps worden geïnstalleerd of er wijzigingen worden aangebracht in accounts of
de volumebegrenzing.
Beperkingen inschakelen: Tik op 'Instellingen' > 'Algemeen' > 'Beperkingen' en tik vervolgens
op 'Schakel beperkingen in'. U wordt gevraagd een beperkingencode te deniëren die nodig
is om uw instellingen te wijzigen. Deze kan afwijken van de code die u gebruikt voor het
ontgrendelen van de iPhone.
Belangrijk: Als u de beperkingencode bent vergeten, moet u de iPhone-software herstellen. Zie
De iPhone herstellen op pagina 201.
Privacy
Met de privacy-instellingen kunt u bekijken en regelen welke apps en systeemvoorzieningen
toegang hebben tot de locatievoorzieningen, contacten, agenda's, herinneringen en foto's.