Aan de slag
K Apple Inc. © 2007 Apple Inc. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van Apple geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd. Het Apple logo is een handelsmerk van Apple Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Inhoudsopgave 7 8 10 12 14 14 16 16 17 18 19 20 20 Welkom bij iWork '08 Welkom bij Pages '08 Welkom bij Numbers '08 Welkom bij Keynote '08 De inhoud van deze handleiding Meer hulpinformatie Overzicht van iWork-functies De knoppenbalk en de opmaakbalk De infovensters De mediakiezer Het lettertypepaneel Het venster 'Kleuren' Toetscombinaties 21 21 22 24 26 Hoofdstuk 1: Aan de slag met Pages Het doel van de oefening Stap 1: een nieuw document aanmaken en een sjabloon kiezen Stap 2: tekst toevoegen en opmake
29 34 34 35 37 39 40 40 42 43 44 46 49 50 53 55 Stijlen gebruiken en lijsten aanmaken Stap 3: objecten toevoegen Werken met plaatsaanduidingen voor media Objecten toevoegen Tekst om een object laten lopen Vormen toevoegen Stap 4: werken met hulpmiddelen bij schrijven De spelling controleren en documenten proeflezen Zoek- en naslagvoorzieningen Stap 5: uw document delen Werken met paginalay-outdocumenten Tekstvakken aanmaken en koppelen Pagina's toevoegen en de volgorde van pagina's wijzigen Afbeeldingen
67 67 68 71 72 75 78 80 82 83 86 87 90 90 92 92 99 101 101 103 104 Stap 3: een nieuwe tabel aanmaken Een tabel toevoegen Tabelelementen definiëren Een tabel opmaken Werken met kolommen en rijen Gegevens toevoegen Werken met celbesturingselementen Cellen opmaken Stap 4: werken met formules en functies Snel een formule toevoegen Werken met de formule-editor Een functie toevoegen met de functiekiezer Directe berekeningen uitvoeren Uw resultaten gebruiken in de tabel 'Leningvergelijking' Stap 5: uw spreadsheet
105 105 106 110 111 111 113 114 120 122 122 124 132 132 133 134 Hoofdstuk 3: Aan de slag met Keynote Het doel van de oefening Stap 1: een nieuw document aanmaken en een thema kiezen Het diapaneel Het aantekeningenveld Stap 2: dia's aanmaken Tekst toevoegen en opmaken Afbeeldingen en andere mediabestanden toevoegen Stap 3: de dia's ordenen Stap 4: beweging aan diavoorstellingen toevoegen Overgangen tussen dia's toevoegen Objecten laten bewegen Stap 5: uw diavoorstelling oefenen en aan anderen laten zien Een
Voorwoord Welkom bij iWork '08 Met behulp van de informatie in deze handleiding maakt u snel uw eerste documenten, spreadsheets en diavoorstellingen aan. iWork '08 bevat drie programma's die helemaal zijn toegesneden op de Mac: Â Pages. Het tekstverwerkingsprogramma met een ongelofelijk gevoel voor stijl. Â Numbers. De krachtigste en mooiste spreadsheets in een oogwenk. Â Keynote. Presentaties van filmkwaliteit binnen ieders bereik.
Welkom bij Pages '08 Open Pages en u kunt direct aan de slag met uw eigen brieven, verslagen en andere tekstverwerkingsdocumenten. Pages bevat bovendien een aantal krachtige paginalayoutsjablonen, waarmee u de mooiste brochures, folders en nieuwsbrieven maakt. Ook bevat Pages een functie voor het bijhouden van wijzigingen, fraaie grafische voorzieningen en functies voor het bewerken van tekst, plus meer dan 140 sjablonen. Met behulp van alinea- en tekenstijlen geeft u uw documenten een consistent uiterlijk.
Hieronder wordt een paginalay-outsjabloon weergegeven. U kunt tekst en afbeeldingen op elke positie in het werkgebied plaatsen. Welke regelaars in de opmaakbalk beschikbaar zijn, is afhankelijk van het object dat u hebt geselecteerd. U kunt afbeeldingen direct vanuit de mediakiezer naar sjablonen slepen. De miniatuurweergave biedt u in één oogopslag een overzicht van uw gehele document. Met de direct-alfafunctie verwijdert u snel de achtergrond van een afbeelding.
Welkom bij Numbers '08 Numbers is een nieuw en innovatief, maar toch vertrouwd, spreadsheetprogramma met meer dan 150 functies en betere manieren om gegevens te ordenen, berekeningen uit te voeren en lijsten te beheren. Numbers bevat intelligente tabellen, aanpasbare aankruisvakken en schuifknoppen, 2D- en 3D-diagrammen, een interactieve afdrukweergave en sjablonen voor thuis, in het onderwijs of op de zaak. U kunt in één spreadsheet meerdere werkbladen, tabellen en diagrammen aanmaken.
Om de tabel te verplaatsen, sleept u deze greep. Via het venstermenu in kolommen kunt u rijen snel sorteren en filteren. Met koptekstrijen kent u een naam aan kolommen en rijen toe. Hiermee voegt u rijen aan de tabel toe. In formules verwijst u naar de cellen door deze te benoemen.
Welkom bij Keynote '08 Met Keynote maakt u de mooiste presentaties. Ga direct aan de slag met een van de meer dan 30 door Apple ontworpen thema's en voeg vervolgens fantastische teksteffecten en geavanceerde animaties toe met slimme animaties of actieanimaties. Met de direct-alfafunctie verwijdert u in een handomdraai de achtergrond van een afbeelding. U kunt zelfs uw eigen commentaarstem opnemen bij uw dia's, ideaal als u uw presentatie bijvoorbeeld automatisch of in een kiosk wilt laten afspelen.
U maakt met één klik de mooiste diagrammen aan. U kunt diagramgegevens direct wijzigen. Via de infovensters wijzigt u de kenmerken van een geselecteerd object. Maak uw keuze uit de bibliotheek met levensechte 3D-texturen.
De inhoud van deze handleiding Deze handleiding bevat de volgende hoofdstukken: Â In Hoofdstuk 1, “Aan de slag met Pages”, leert u stap voor stap hoe u een tekstverwerkingsdocument en een document met meer afbeeldingen aanmaakt. Â In Hoofdstuk 2, “Aan de slag met Numbers”, leert u hoe u een eenvoudige spreadsheet aanmaakt. Â In Hoofdstuk 3, “Aan de slag met Keynote”, leert u hoe u een diavoorstelling aanmaakt.
 Gebruikershandleidingen. Deze PDF-documenten, die u kunt afdrukken, bevatten uitgebreide instructies voor het uitvoeren van vele taken. Er is voor elk programma een aparte handleiding beschikbaar. U kunt de gebruikershandleiding raadplegen door het programma te openen en 'Help' > '[programmanaam]gebruikershandleiding' te kiezen.  Ingebouwd helpsysteem. Dit is in elk programma beschikbaar. Het helpsysteem bevat uitgebreide instructies voor het uitvoeren van alle taken in iWork.
Overzicht van iWork-functies In de drie iWork-programma's worden veel dezelfde functies gebruikt. De knoppenbalk en de opmaakbalk Boven in elk programmavenster wordt de knoppenbalk weergegeven. Deze bevat regelaars voor het uitvoeren van veelvoorkomende taken. De knoppenbalk in elk programma wordt uitvoerig beschreven in het desbetreffende hoofdstuk in deze handleiding. U kunt de knoppenbalk aanpassen, zodat deze de functies bevat die u het meest gebruikt.
De infovensters U kunt alle onderdelen van uw document opmaken met de infovensters. Deze vensters worden uitvoerig beschreven in de gebruikershandleiding bij de programma's. Het infovenster openen m Klik op de knop 'Info' (de knop met de blauwe i) in de knoppenbalk. Om de verschillende infovensters te openen, klikt u op de knoppen boven in het venster. U kunt meerdere infovensters tegelijk openen.
Om de functie van een bepaalde regelaar in de opmaakbalk te bekijken, plaatst u de muisaanwijzer erop totdat de bijbehorende hulpinformatie wordt weergegeven. De mediakiezer Via dit venster hebt u snel toegang tot alle bestanden in uw iTunes-, iPhoto- en Aperture-bibliotheek en in uw map 'Films'. U kunt een audiobestand, foto of film vanuit de mediakiezer rechtstreeks naar een iWork-document slepen. De mediakiezer openen m Klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk.
Het lettertypepaneel In alle drie de iWork-programma's wordt het lettertypepaneel van Mac OS X gebruikt, zodat u alle lettertypen die op de computer zijn geïnstalleerd in uw iWork-documenten kunt gebruiken. Lettertypen die u veel gebruikt, kunt u eenvoudig naar de set 'Favorieten' slepen. Hiermee maakt u een nieuwe lettertypeset aan.
Het venster 'Kleuren' In het venster 'Kleuren' van Mac OS X kunt u de kleur voor onder andere tekst, tabelcellen, objecten en schaduwen instellen. Als u de kleur van een onderdeel op het scherm wilt vinden, klikt u op het vergrootglas en klikt u vervolgens op het desbetreffende onderdeel. Hiermee kunt u de verschillende kleurmodellen bekijken. De kleur die u in de kleurenschijf hebt geselecteerd, wordt hier weergegeven. U kunt de kleuren uit dit vak slepen om deze toe te passen op tekst of objecten.
1 Aan de slag met Pages 1 Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de basisstappen voor het aanmaken van documenten in Pages.
Stap 1: een nieuw document aanmaken en een sjabloon kiezen Sjablonen zijn documenten die plaatsaanduidingen bevatten en waarin bepaalde opmaakopties, zoals lettertypen en marges, al voor u zijn ingesteld, zodat u zich kunt concentreren op de inhoud in plaats van op de vorm. Pages bevat twee typen sjablonen: Â Tekstverwerkingssjablonen zijn het meest geschikt voor documenten die veel tekst bevatten, zoals brieven en verslagen.
2 Selecteer in de sjabloonkiezer in de linkerkolom een sjablooncategorie en selecteer in het rechtergedeelte een sjabloon. Klik vervolgens op 'Kies'. In deze oefening wordt de sjabloon 'Projectvoorstel' gebruikt. Klik op 'Verslagen'... ...en klik vervolgens op 'Projectvoorstel'.
∏ Tip: U kunt een standaardsjabloon instellen voor alle nieuwe documenten die u aanmaakt. Hiervoor kiest u 'Pages' > 'Voorkeuren', selecteert u de optie 'Gebruik sjabloon' en kiest u vervolgens een nieuwe sjabloon door op de knop 'Kies' te klikken. Bewaren, stoppen en doorgaan Het is verstandig om uw werk regelmatig te bewaren door 'Archief' > 'Bewaar' te kiezen. U kunt deze oefening op elk gewenst moment stoppen (of Pages sluiten) en later verdergaan. Om Pages te sluiten, kiest u 'Pages' > 'Stop Pages'.
Als u in een sjabloon op plaatsaanduidingstekst klikt, wordt alle plaatsaanduidingstekst geselecteerd. De plaatsaanduidingstekst wordt direct vervangen door de tekst die u typt. Plaatsaanduidingstekst: als u hierop klikt, wordt het hele tekstgebied geselecteerd. ∏ Tip: Misschien vindt u het gemakkelijker om te werken in uw documenten als opmaaktekens, zoals harde returns, worden weergegeven. Om deze tekens te tonen, kiest u 'Weergave'> 'Toon onzichtbare tekens'.
De tekstkleur en andere teksteigenschappen wijzigen U kunt tekst opmaken met behulp van een aantal verschillende functies: Â De opmaakbalk. Met behulp van de knoppenbalk, die onder de knoppenbalk wordt weergegeven, hebt u snel toegang tot veelgebruikte functies voor het wijzigen van het lettertype, de tekengrootte en -kleur, en andere teksteigenschappen.
Met de opmaakbalk kunt u ook andere onderdelen dan tekst wijzigen. De regelaars die in de opmaakbalk beschikbaar zijn, zijn afhankelijk van het onderdeel dat u hebt geselecteerd. Als u bijvoorbeeld een afbeelding hebt geselecteerd, bevat de opmaakbalk regelaars die specifiek zijn voor afbeeldingen: Hiermee stelt u een lijnstijl, lijndikte of lijnkleur in. Hiermee vult u een object met een kleur. Hiermee snijdt u een afbeelding bij. Hiermee opent u het venster 'Afbeelding aanpassen'.
Het infovenster 'Tekst' openen 1 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk (de knop met de blauwe i). 2 Klik op de knop 'Tekstinfo'. Hiermee opent u het infovenster 'Tekst'. Klik hierop om lijsten, tabs en andere onderdelen aan te maken. Hiermee stelt u de kleur of uitlijning van tekst in. Hiermee stelt u de afstand tussen tekens of tekstregels in. Hiermee past u de afstand tussen de tekst en de randen van tekstvakken, tabelcellen en vormen aan.
Stijlen gebruiken en lijsten aanmaken Een stijl bestaat uit vooraf gedefinieerde opmaak voor bepaalde tekst, zoals koptekst of onderschriften. Met behulp van stijlen kunt u snel een document opmaken en de opmaak wijzigen. Als u een stijl toepast op tekst, worden automatisch het lettertype, de tekengrootte, de tekstkleur en andere kenmerken van de stijl gebruikt. Als u een kenmerk wilt wijzigen, bijvoorbeeld de grootte van de tekst, kunt u simpelweg de stijl opnieuw definiëren.
De lijst met stijlen weergeven m Klik op de knop voor de lijst met stijlen links in de opmaakbalk (of kies 'Weergave' > 'Toon stijlen'). De lijst met stijlen (deze kan aan de linkerkant of aan de rechterkant van het document worden geopend) Als u hierop klikt, wordt de lijst met stijlen geopend. De naam van elke stijl is opgemaakt in de desbetreffende stijl. U kunt het formaat van de panelen aanpassen door hier te slepen. Hiermee geeft u teken- en lijststijlen weer.
Een stijl op een alinea toepassen m Selecteer de alinea('s) die u wilt wijzigen en ga op een van de volgende manieren te werk: Â Selecteer een alineastijl in de lijst met stijlen. Â Klik in de opmaakbalk op de knop voor alineastijlen en kies een stijl. Knop voor tekenstijlen Knop voor alineastijlen Een stijl toepassen op tekens 1 Selecteer het teken, het woord of de woorden die u wilt wijzigen en ga op een van de volgende manieren te werk: Â Selecteer een tekenstijl in de lijst met stijlen.
 Klik in de opmaakbalk op de knop voor lijststijlen en kies een stijl. Knop voor het tonen van lijststijlen  Klik in het infovenster 'Tekst' op 'Lijst' en kies vervolgens een stijl uit het venstermenu 'Opsomming/nummering'. 3 Typ uw tekst en druk op de Return-toets om een nieuw item in de lijst aan te maken of druk op Shift + Return om een nieuwe subalinea (een nieuwe regel tekst die niet het volgende item in de lijst is) aan te maken. Om een item één niveau te laten inspringen, drukt u op de Tab-toets.
Het automatisch aanmaken van lijsten uitschakelen m Kies 'Pages' > 'Voorkeuren', klik op 'Automatische correctie' en schakel het aankruisvak 'Detecteer lijsten automatisch' uit. U kunt de opmaak van een lijst wijzigen in het paneel 'Lijst' van het infovenster 'Tekst'. U kunt bijvoorbeeld instellen welke tekst of afbeelding als opsommingsteken wordt gebruikt. Hiermee opent u het paneel 'Lijst' van het infovenster 'Tekst'. Hiermee vergroot of verkleint u het inspringniveau van geselecteerde tekst.
Stap 3: objecten toevoegen Via de mediakiezer hebt u snel toegang tot uw iTunes-bibliotheek, uw iPhotobibliotheek, uw Aperture-bibliotheek en de bestanden in uw map 'Films'. Raadpleeg het gedeelte “De mediakiezer” op pagina 18 voor meer informatie. Werken met plaatsaanduidingen voor media De Pages-sjablonen bevatten plaatsaanduidingen voor media, die u kunt gebruiken om uw eigen afbeeldingen, audiobestanden en films aan uw documenten toe te voegen.
Werken met plaatsaanduidingen voor media m Sleep een bestand vanuit de mediakiezer (of de Finder) naar de plaatsaanduiding voor media. Laat de muisknop pas los wanneer een blauwe rechthoek wordt weergegeven rondom de plaatsaanduiding. Wacht totdat een blauwe rechthoek wordt weergegeven rond de plaatsaanduiding voor media voordat u de muisknop loslaat. U kunt een bestand in een plaatsaanduiding voor media eenvoudig vervangen door er een ander bestand naartoe te slepen.
Een zwevend object invoegen m Sleep een afbeelding vanuit de mediakiezer of de Finder naar het document. U kunt het formaat van een zwevend object aanpassen door een selectiegreep te slepen. Een regelgebonden object invoegen 1 Houd de Command-toets ingedrukt terwijl u een object vanuit de mediakiezer of de Finder naar het document sleept (laat de muisknop nog niet los). 2 Als het invoegpunt zich op de gewenste positie in de tekst bevindt, laat u de muisknop los.
Een zwevend object omzetten in een regelgebonden object en vice versa 1 Selecteer het object. 2 Klik in de opmaakbalk op de knop 'Regelgebonden' of 'Zwevend'. Hiermee zet u een zwevend object om in een regelgebonden object en andersom. Tekst om een object laten lopen U kunt tekst om zowel zwevende als regelgebonden objecten en om afbeeldingen laten omlopen. Voor de onderdelen die u aan een tekstverwerkingsdocument toevoegt, is tekstomloop automatisch ingeschakeld.
 Open het infovenster 'Omloop' en kies een optie voor tekstomloop. Hiermee opent u het infovenster 'Omloop'. Hiermee wijzigt u het type object (alleen in tekstverwerkingsdocumenten). Hiermee schakelt u tekstomloop in of uit. Opties voor tekstomloop Hiermee laat u de tekst in een rechthoekig kader om het object lopen (linkerknop) of laat u de tekst de contouren van het object volgen (rechterknop).
Vormen toevoegen Pages bevat een uitgebreide reeks vormen die u aan uw document kunt toevoegen. Een vorm toevoegen m Klik op de knop 'Vorm' in de knoppenbalk en selecteer een vorm (of kies 'Voeg in' > 'Vorm'). U kunt de vorm wijzigen in het infovenster 'Afbeelding'. Als het infovenster niet is geopend, klikt u op de knop 'Info' in de knoppenbalk. Vervolgens klikt u op de knop 'Afbeeldingsinfo'. Hiermee opent u het infovenster 'Afbeelding'. Hiermee vult u de vorm met een kleur of afbeelding.
Tekst in een vorm invoegen m Klik dubbel op de vorm en typ de gewenste tekst. Als de tekst niet in de vorm past, wordt een aanduiding voor bijsnijden weergegeven. U kunt de rest van de tekst weergeven door de vorm te selecteren (mogelijk moet u eerst buiten de vorm klikken) en de selectiegrepen te slepen om de vorm groter te maken. Om de grootte van de vorm te wijzigen, sleept u een selectiegreep. De aanduiding voor bijsnijden wordt weergegeven als de tekst niet in zijn geheeld in de vorm past.
Zoeken op spelfouten ongeacht of 'Controleer spelling tijdens typen' is ingeschakeld m Om de spelling van een specifiek woord te controleren, klikt u op het woord terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt. m Om de spelling te controleren en suggesties voor spelfouten weer te geven, kiest u 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Spelling'. m Om het volgende onjuist gespelde woord (na het invoegpunt) te markeren, kiest u 'Wijzig' > 'Spelling' > 'Controleer spelling'.
 Om de volgende grammaticafout in het document te markeren, kiest u 'Wijzig' > 'Proeflezen' > 'Proeflees'. Wijzigingen bijhouden Tijdens het redigeren van een document kunt u automatisch uw wijzigingen vastleggen. Deze functie is bijvoorbeeld handig als u samen met anderen aan een document werkt, zodat de anderen eenvoudig kunnen zien wat u hebt gewijzigd. Om het bijhouden van wijzigingen in te schakelen, klikt u op de knop 'Houd wijzigingen bij' in de knoppenbalk.
Zoeken naar informatie op het internet m Selecteer de tekst waarover u meer informatie wilt en ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: Â Kies 'Wijzig' > 'Schrijfbenodigdheden' > 'Zoek met Google'. Â Kies 'Wijzig' > 'Schrijfbenodigdheden' > 'Zoek in Wikipedia'. U kunt de zoek- en naslagvoorzieningen snel openen door in uw document te klikken terwijl u de Control-toets ingedrukt houdt en vervolgens een van de voorzieningen te kiezen.
 'RTF': RTF staat voor 'Rich Text Format'. In deze bestandsstructuur blijven de meeste tekstopmaakopties en afbeeldingen behouden. RTF-bestanden kunnen in een tekstverwerkingsprogramma worden geopend en bewerkt.  'Platte tekst': Plattetekstbestanden kunnen worden geopend en bewerkt in een tekstverwerkingsprogramma, zoals Teksteditor. Wanneer u een document naar platte tekst exporteert, wordt alle opmaak verwijderd en worden afbeeldingen niet geëxporteerd.
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen tekstverwerkingsdocumenten en paginalay-outdocumenten: Â Tekst toevoegen. In een tekstverwerkingsdocument kunt u direct tekst typen. In een paginalay-outdocument kunt u alleen tekst typen in een tekstvak. De sjablonen bevatten tekstvakken en u kunt naar wens nog meer tekstvakken toevoegen. Â Pagina's toevoegen. In een tekstverwerkingsdocument wordt automatisch een nieuwe pagina toegevoegd als u meer tekst typt dan er op de pagina past.
Als u wilt werken met een paginalay-outdocument, opent u bijvoorbeeld de sjabloon 'Nieuwsbrief - extreem' (hiervoor kiest u 'Archief' > 'Nieuw uit sjabloonkiezer', klikt u in de linkerkolom op 'Nieuwsbrieven', klikt u op 'Nieuwsbrief - extreem' in het rechtergedeelte en klikt u vervolgens op 'Kies'). In de rest van de oefening wordt gebruikgemaakt van deze paginalay-outsjabloon. Tekstvakken aanmaken en koppelen In paginalay-outdocumenten wordt alle tekst in tekstvakken geplaatst.
Een tekstvak toevoegen 1 Klik op de knop 'Tekstvak' in de knoppenbalk. Er verschijnt een zwevend tekstvak in de pagina. 2 Om tekst aan het tekstvak toe te voegen, klikt u in het vak en begint u te typen. 3 Om het tekstvak te selecteren (bijvoorbeeld om het te verplaatsen), klikt u buiten het tekstvak en selecteert u het tekstvak vervolgens of drukt u op Command + Return. Als de tekst in het tekstvak te lang is, verschijnt een aanduiding voor bijsnijden.
Tekstvakken aan elkaar koppelen 1 Klik op een van de blauwe vierkantjes bij het eerste tekstvak. 2 Klik op een ander tekstvak of maak een nieuw gekoppeld tekstvak door te klikken op een willekeurige positie in de pagina of door te scrollen naar een andere pagina en vervolgens te klikken. Deze blauwe pijl geeft aan dat een gekoppeld tekstvak vóór deze tekst kan worden toegevoegd. Deze blauwe pijl geeft aan dat een tekstvak kan worden gekoppeld aan het einde van deze tekst.
Pagina's toevoegen en de volgorde van pagina's wijzigen In paginalay-outdocumenten worden aan de linkerkant van het documentvenster miniaturen van elke pagina weergegeven. Met behulp van deze miniaturen kunt u snel alle pagina's in uw document bekijken, naar een specifieke pagina gaan, of de volgorde van pagina's of secties wijzigen. (In tekstverwerkingsdocumenten kunt u ook miniaturen weergeven; dit is echter geen standaardinstelling.) Hiermee kunt u meer pagina's aan uw document toevoegen.
De volgorde van pagina's wijzigen m Sleep de pagina's in de miniatuurweergave in de gewenste volgorde. Miniaturen tonen of verbergen m Kies 'Weergave' > 'Toon paginaminiaturen' (of 'Verberg paginaminiaturen'). Afbeeldingen bijsnijden Door een afbeelding bij te snijden, kunt u slechts een gedeelte van een afbeelding weergeven. Als u een afbeelding bijsnijdt, verwijdert u de gedeelten van de afbeelding die buiten de uitsnede vallen.
2 Om het gedeelte van de afbeelding te selecteren dat u wilt weergeven, gaat u op een van de volgende manieren te werk: Â Sleep de selectiegrepen om de grootte van het venster te wijzigen. Â Sleep het venster om het op het gedeelte te plaatsen dat u wilt weergeven. Â Sleep de schuifknop naar links of rechts om de grootte van de afbeelding te wijzigen.
2 Klik op de stippelrand van het aanpasbare venster om dit te selecteren (de aanwijzer in de vorm van een hand verandert in een pijltje als de aanwijzer zich op de stippelrand bevindt). 3 Sleep het venster, de selectiegrepen of de schuifknop om de afbeelding opnieuw bij te snijden. 4 Als in het venster het gedeelte van de afbeelding wordt weergegeven dat u wilt weergeven, gaat u op een van de volgende manieren te werk om de bijsnijmodus te verlaten: Â Klik dubbel op het bijsnijvenster.
Ongewenste gedeelten van een afbeelding verwijderen Met de direct alfafunctie kunt u bepaalde kleuren in een afbeelding omzetten in transparante tinten. Deze functie is bijvoorbeeld handig voor het verwijderen van een ongewenste achtergrond in afbeeldingen. De achtergrond van een afbeelding verwijderen 1 Selecteer de afbeelding. 2 Kies 'Opmaak' > 'Direct alfa'. 3 Sleep voorzichtig over het gedeelte dat u wilt verwijderen.
Terwijl u sleept, groeit de selectie en omvat deze het aaneengesloten gedeelte waarin dezelfde kleur wordt gebruikt. U kunt bepalen welk gedeelte van de afbeelding wordt geselecteerd door minder of meer te slepen. Als u hier meer sleept.... ...wordt een groter gedeelte van de afbeelding geselecteerd. 4 Herhaal stap 3 totdat u het gewenste effect hebt bereikt. U kunt de afbeelding op elk gewenst moment herstellen. Een gedeelte van een afbeelding herstellen m Kies 'Opmaak' > 'Verwijder direct alfa'.
Meer mogelijkheden ontdekken met Pages Nu u de Pages-oefening hebt voltooid, volgen hier enkele suggesties om zelf te experimenteren met Pages: Â Open verschillende sjablonen en bekijk hoe hierin de tekst wordt geordend en gepresenteerd. Â Voeg een schaduw, weerspiegeling, fotolijst en andere visuele effecten aan uw document toe. Â Voeg tabellen en diagrammen toe. Â Experimenteer met kopteksten, voetteksten en andere documentonderdelen. Â Ontwerp uw eigen sjablonen.
2 Aan de slag met Numbers 2 Dit hoofdstuk bevat stapsgewijze instructies voor het aanmaken van een eenvoudige spreadsheet.
Stap 1: een nieuwe spreadsheet aanmaken In deze stap maakt u een Numbers-spreadsheet aan op basis van een sjabloon die vooraf gedefinieerde tabellen en een diagram voor het vergelijken van verschillende leningsvormen bevat. Een nieuwe spreadsheet aanmaken 1 Ga op een van de volgende manieren te werk: Â Als Numbers is geopend, kiest u 'Archief' > 'Nieuw'.
Excel- en OFX-gegevens importeren Als u al een document hebt aangemaakt in Microsoft Excel, kunt u dit importeren in Numbers. Hiervoor sleept u simpelweg het Excel-document naar het programmasymbool van Numbers (in het Dock of de Finder). Als u financiële gegevens ontvangt van uw bank in een bestand in OFX-structuur (Open Financial Exchange), kunt u het bestand gewoon naar het programmasymbool van Numbers slepen.
Stap 2: vertrouwd raken met het Numbers-venster De sjabloon ziet er als volgt uit wanneer u deze voor het eerst opent: Met werkbladen kunt u uw spreadsheet verder onderverdelen. In het paneel 'Werkbladen' worden de tabellen en diagrammen in elk werkblad weergegeven. Met de knop 'Info' opent u het infovenster, dat uitgebreide opmaakhulpmiddelen bevat. Via de knoppenbalk voegt u objecten toe. De opmaakbalk bevat functies voor het uitvoeren van algemene taken.
Kennismaken met tabellen De tabel 'Leningvergelijking' in de sjabloon die u gebruikt, heeft een koptekstrij, een koptekstkolom en een voettekstrij. Koptekstkolom (de meest linkse cel in elke rij) Koptekstrij (de bovenste cel in elke kolom) Voettekstrij (de onderste rij, zelfs als u nieuwe rijen toevoegt) De optionele koptekstrijen, koptekstkolommen en voettekstrijen kunnen uiterst handig zijn.
Kennismaken met enkele basiskenmerken van tabellen 1 Selecteer de tabel 'Leningvergelijking' door uw aanwijzer naar de rand van de tabel te verplaatsen. Als de aanwijzer verandert in een zwart kruis, klikt u om de tabel te selecteren. Er worden vierkante selectiegrepen weergegeven aan de randen van een tabel als deze is geselecteerd. Als een tabel is geselecteerd, kunt u met de tabel als geheel werken.
Wanneer u een cel hebt geselecteerd, is de rand gemarkeerd. Ook worden verwijzingslabels weergegeven aan de buitenkant van de tabel. U kunt deze labels gebruiken om onder andere te verwijzen naar cellen in formules en om gehele rijen en kolommen te selecteren, zoals u zult zien tijdens het uitvoeren van deze oefening. Door op de tabelgreep te klikken, kunt u de tabel selecteren. U kunt de tabel verplaatsen door de greep te slepen. Letters op verwijzingslabels verwijzen naar kolommen.
3 De waarde in de cel die u zojuist hebt geselecteerd, wordt bepaald met een formule dia aan de cel is gekoppeld. Om de formule te bekijken, gaat u naar de formulebalk. De formulebalk laat de formule zien... ...die aan de geselecteerde cel is gekoppeld. Met deze formule worden de waarden in twee cellen opgeteld, die zijn gemarkeerd met kleuren in zowel de tabel als de formulebalk. In de formule worden de namen van de koptekstrij en koptekstkolom gebruikt om te verwijzen naar de twee cellen.
4 Klik op de cel met de tekst 'Duur in maanden'. Klik op deze pijl. Als u op de kleine pijl klikt die wordt weergegeven, wordt een venstermenu geopend. Een venstermenu is een celbesturingselement. Met celbesturingselementen kunt u bepalen welke gegevens een cel kan bevatten. In een venstermenu kan de cel slechts één van de onderdelen in het menu bevatten. Verderop in deze oefening leert u hoe u verschillende typen celbesturingselementen aan een cel kunt toevoegen, zoals aankruisvakken en schuifknoppen.
Bekijken welke tabelgegevens in het diagram worden weergegeven m Klik op het diagram 'Maandelijkse betalingen' om dit te selecteren. Als het diagram (zie onderstaande afbeelding) is geselecteerd, worden de bijbehorende gegevens in de tabel gemarkeerd. Kennismaken met werkbladen Vergelijkbaar met de hoofdstukken in een boek kunt u de gegevens in een spreadsheet door middel van werkbladen indelen in werkbare gedeelten.
Manieren om het paneel 'Werkbladen' te gebruiken: m Om alle tabellen en diagrammen in een werkblad te tonen of te verbergen, klikt u op het driehoekje links van het werkblad in het paneel. m Om tabellen en diagrammen naar een ander werkblad te verplaatsen, sleept u deze van het ene werkblad naar het andere in het paneel 'Werkbladen'. m Om de naam van een tabel of diagram te wijzigen, klikt u dubbel op de naam in het paneel 'Werkbladen' en typt u de gewenste naam.
Numbers biedt een groot aantal vooraf gedefinieerde tabelstijlen. Zoals u zojuist hebt gezien, kunt u met één klik een nieuwe stijl toepassen. Klik op enkele van de andere tabelstijlen om het effect te bekijken, maar kies de tabelstijl 'Basis' voordat u verdergaat met deze oefening. Tabelelementen definiëren We gaan nu het formaat van uw nieuwe tabel wijzigen en een koptekstkolom, een koptekstrij, een voettekstrij en een tabelnaam toevoegen.
3 Om een kolom toe te voegen, klikt u op de pijl bij de verwijzingslabel van een kolom om het bijbehorende venstermenu weer te geven. Vervolgens kiest u 'Voeg kolom links toe' of 'Voeg kolom rechts toe'. Verderop in deze oefening leert u andere technieken voor het toevoegen van rijen en kolommen. Het formaat van de tabel wijzigen door de selectiegrepen te slepen m Selecteer uw nieuwe tabel en experimenteer vervolgens met de verschillende selectiegrepen om te zien hoe u hiermee de tabelgrootte wijzigt.
Verwijder de tabel waarvan u het formaat hebt aangepast en voeg een nieuwe tabel toe voordat u verdergaat. Een nieuwe tabel toevoegen 1 Selecteer de tabel die u hebt gebruikt en druk op de Delete-toets. 2 Voeg een tabel van het type 'Normaal' toe en pas de tabelstijl 'Basis' toe op de tabel. Een koptekstkolom, een koptekstrij en een voettekstrij toevoegen 1 Selecteer uw nieuwe tabel. 2 Klik op de knoppen in de opmaakbalk voor het toevoegen van een koptekstkolom, koptekstrij en voettekstrij.
3 Schakel in de opmaakbalk het aankruisvak 'Naam' in om de naam in het werkblad weer te geven. Een tabel opmaken U hebt al een tabelstijl gebruikt om snel uw tabel op te maken. Nu uw tabel kopteksten en een voettekst heeft, kunt u de invloed van tabelstijlen op het uiterlijk van tabellen bekijken. Een andere stijl op uw tabel toepassen 1 Selecteer de tabel of een willekeurige cel in de tabel. 2 Klik in het paneel 'Stijlen' op een stijl. 3 Klik op andere stijlen om de verschillende effecten te bekijken.
Werken met kolommen en rijen In dit gedeelte van de oefening gaan we de kolommen en rijen in uw tabel bewerken. De kolommen en rijen wijzigen 1 Voeg een kolom toe aan de tabel door op een willekeurige cel in de tabel te klikken en vervolgens op de kolomgreep in de rechterbovenhoek van de tabel te klikken. Tabelgreep: u verplaatst de tabel door deze greep te slepen. Kolomgreep: Om één kolom toe te voegen, klikt u hierop. Om meerdere kolommen toe te voegen, sleept u deze greep.
b Klik op de pijl bij de verwijzingslabel van rij 10 en kies vervolgens 'Verwijder geselecteerde rijen'. 3 Voeg in de cellen van de koptekstrij en de koptekstkolom labels voor de kolommen en rijen toe. a Selecteer cel B1, typ 'jan–maa', druk op de Tab-toets en typ vervolgens 'apr–jun'. Blijf typen en op de Tab-toets drukken totdat alle cellen van de koptekstrij waarden bevatten. b Selecteer cel A2, typ 'Tuinarchitectuur', druk op de Return-toets en typ vervolgens 'Reparatie dak'.
Van cel naar cel navigeren Met de pijlknoppen op uw toetsenbord kunt u van cel naar cel navigeren. Maar zoals u zojuist hebt gezien, kunt u hiervoor ook de Tab- en Return-toets gebruiken. Â Als u op de Tab-toets drukt, wordt de zojuist ingevoerde waarde bewaard en wordt vervolgens de volgende cel rechts geselecteerd. Als u in de laatste cel in een rij tweemaal op de Tab-toets drukt, wordt de waarde bewaard en wordt een nieuwe kolom toegevoegd.
Gegevens toevoegen In dit gedeelte gaan we gegevens toevoegen en opmaken en andere bewerkingen op celwaarden uitvoeren. U kunt celnotaties gebruiken om te bepalen hoe celwaarden worden weergegeven. In dit voorbeeld gaat u de valutanotatie toepassen op lege tabelcellen, zodat als u een getal in een cel invoert dit getal automatisch wordt opgemaakt als een geldwaarde. Als u bijvoorbeeld '25000' invoert, wordt het getal automatisch weergegeven als € 25.000,00.
U kunt het aantal decimalen wijzigen met de knop voor het verhogen van het aantal decimalen of de knop voor het verlagen van het aantal decimalen. U kunt de celnotatie exacter aanpassen met behulp van het infovenster 'Cel'. U opent het infovenster 'Cel' door op de knop 'Info' in de knoppenbalk te klikken en vervolgens op de knop 'Celinfo' te klikken. Hiermee opent u het infovenster 'Cel'. Hiermee wijzigt u het valutateken.
Snel instructies nodig? Als u informatie over een knop of ander besturingselement wilt weergeven, plaatst u de aanwijzer op de knop of het besturingselement totdat de hulpinformatie wordt weergegeven. Dit is een korte beschrijving van wat het besturingselement doet. Rijen sorteren 1 Klik op een willekeurige plek in de tabel. 2 Plaats de aanwijzer op de verwijzingslabel van kolom B. 3 Klik op de pijl die wordt weergegeven in de verwijzingslabel om het bijbehorende venstermenu weer te geven.
4 Voor meer geavanceerde sorteeropties klikt u op de knop 'Sorteren en filteren' in de knoppenbalk. Als de inhoud niet in de cel past, kunt u de functie voor automatische tekstomloop gebruiken. Bekijken hoe de functie voor automatische tekstomloop werkt m Wijzig in cel A2 de waarde 'Apparatuur' in 'Keukenapparatuur'. De hoogte van de cel wordt gewijzigd, zodat de langere tekstreeks zichtbaar blijft, doordat tekstomloop is ingesteld voor de cel, zoals u kunt zien in de opmaakbalk.
Een stappenregelaar toevoegen 1 Selecteer cel D5, die de waarde € 5.000,00 bevat. 2 Kies in het infovenster 'Cel' de optie 'Stappenregelaar' uit het venstermenu 'Celnotatie'. 3 Wijzig de waarde in het veld 'Maximum' in 10000 en de waarde in het veld 'Toename' in 500. Klik in de tabelcel tweemaal op de pijl omhoog in de stappenregelaar om de waarde te verhogen tot € 6.000. Druk op de Tab-toets om de naastgelegen cel te selecteren.
Cellen opmaken Via de opmaakbalk hebt u snel toegang tot algemeen gebruikte opmaakopties voor een geselecteerd object. De opmaakbalk ziet er als volgt uit als u een of meer cellen hebt geselecteerd: Hiermee past u een celnotatie toe. Hiermee maakt u de stijl en kleur van tekst in een cel op. Hiermee lijnt u tekst in een cel uit. Hiermee stelt u tekstomloop in. Hiermee maakt u celranden op. Hiermee wijzigt u de achtergrondkleur van een cel.
Met het infovenster 'Tabel' kunt u ook een kleur toevoegen aan een cel en aan wisselende rijen. Hier kiest u het type vulling voor een cel: 'Geen', 'Vulkleur', 'Verlooptint', 'Afbeeldingsvulling' of 'Afbeelding met kleurtint'. Om voor rijen om en om een andere kleur in te stellen, schakelt u dit aankruisvak in en klikt u op het kleurenvak ernaast. Een rand onder aan de tabel opmaken 1 Klik op de verwijzingslabel voor de voettekstrij om alle cellen in de rij te selecteren.
3 Kies een lijnstijl en een lijndikte voor de rand uit de twee venstermenu's ernaast. Hiermee stelt u een lijnstijl in. Hiermee stelt u de lijndikte in. 4 Klik op het kleurenvak om een kleur voor de rand in te stellen. Hiermee stelt u een lijnkleur in. Stap 4: werken met formules en functies In Numbers kunt u automatisch berekeningen laten uitvoeren. Zo kunt u bijvoorbeeld in een spreadsheet automatisch een kolom met cijfers laten toevoegen en de som in een tabelcel weergeven.
 Functies zijn vooraf gedefinieerde, benoemde bewerkingen zoals SOM en GEMIDDELDE. Om een functie te gebruiken, selecteert u deze in een lijst of typt u de naam van de functie. Vervolgens geeft u tussen de haakjes na de functienaam de vereiste argumenten op.  Met argumenten geeft u de gegevens op die door de functie worden gebruikt om de bewerkingen uit te voeren. Zo worden met SOM(A2, 16, B4) drie waarden bij elkaar opgeteld. Zoals u ziet, worden argumenten van elkaar gescheiden via komma's.
De waarde € 4.000, de som van de twee getallen in kolom B, wordt weergegeven in de voettekstcel van de kolom. Deze waarde wordt automatisch berekend via een formule. De som wijzigt automatisch indien de waarden in kolom B worden gewijzigd. 3 Om de waarde toe te wijzen, klikt u op cel B2, typt u 4000 en drukt u vervolgens op de Tab-toets. Zoals u ziet, verandert de som in € 6.500.
Een formule bekijken m Klik op de cel waarin de som wordt weergegeven (cel B7) en raadpleeg de formulebalk (onder de opmaakbalk) om de formule te bekijken die aan de cel is gekoppeld. Hiermee opent u de functiekiezer. Hiermee bewaart u wijzigingen. Hier kunt u een formule bekijken of wijzigen. Hiermee maakt u wijzigingen ongedaan. De formule in de cel is SOM('jan-maa'). Met de functie SOM worden de argumenten die tussen haakjes worden vermeld bij elkaar opgeteld.
Werken met de formule-editor U kunt ook formules toevoegen, bekijken en wijzigen met behulp van de formuleeditor. Een formule bekijken via de formule-editor m Klik dubbel op cel B7. De formule-editor wordt geopend en de formule wordt in het tekstveld weergegeven. Hiermee bewaart u wijzigingen. Hiermee maakt u wijzigingen ongedaan. Door hier te slepen, verplaatst u de formule-editor. Hier kunt u een formule bekijken of wijzigen.
De kolomnaam wordt automatisch aan de formule toegevoegd. 6 Typ een rechterhaakje na de kolomnaam. 7 Klik op de accepteerknop. U kunt snel dezelfde formule aan andere cellen toevoegen door de functie voor automatisch vullen te gebruiken. Hiermee worden de gegevens, formules, celnotaties en vullingen van de geselecteerde cel snel gedupliceerd. Werken met de functie voor automatisch vullen 1 Selecteer cel C7. 2 Sleep de greep naar rechts om de cellen D7 en E7 te selecteren.
3 Selecteer in de functiekiezer 'Numeriek' in de linkerkolom en 'SOM' in de rechterkolom. Selecteer 'Alle' om alle functies weer te geven of klik op een categorie om een subset van de functies te bekijken. Om een functie te zoeken, typt u hier de naam van de functie. U kunt ook door de lijst scrollen om een functie te zoeken. Hier wordt een korte beschrijving van de geselecteerde functie weergegeven. Als u hierop klikt, wordt een Help-pagina geopend waarop de geselecteerde functie wordt uitgelegd.
5 Selecteer in de formule-editor of de formulebalk alles tussen het linker- en het rechterhaakje en klik vervolgens op cellen B7, C7, D7 en E7 om deze als argumenten te gebruiken. 6 Klik op de accepteerknop (de knop met het groene vinkje) om het totaal (€ 40.500,00) te bekijken dat wordt weergegeven in de cel rechtsonder.
Directe berekeningen uitvoeren U kunt directe berekeningen laten uitvoeren in Numbers op waarden in een of meer cellen. Werken met directe berekeningen m Selecteer de cellen C5 en D5 en bekijk de resultaten van de berekening in het gedeelte linksonder in het venster. Hier worden de resultaten weergegeven van directe berekeningen voor de twee geselecteerde cellen.
Als u deze tabel zou gebruiken voor uw eigen leningvergelijking, zou u de waarde voor het jaarlijkse afbetalingspercentage of de leningsduur ('Duur in maanden' of 'Duur in jaren') wijzigen en aanpassen aan de voorwaarden van de leningen die u aan het vergelijken bent. In deze oefening werken we met de vooraf gedefinieerde waarden. 2 Selecteer cel B2 en typ het isgelijkteken (=) om de formule-editor te openen.
In de volgende stap maakt u uw eigen diagram aan en maakt u het diagram op om te leren hoe u tabel- en diagramgegevens aan elkaar kunt koppelen. Stap 5: uw spreadsheet verfraaien U hebt al gezien hoe tabelgegevens eruitzien in een kleurig diagram. Daarnaast kunt u uw spreadsheet nog informatiever en uitnodigender maken met behulp van vormen en afbeeldingen.
Numbers biedt verschillende diagramtypen, zoals cirkeldiagrammen, lijndiagrammen en staafdiagrammen. Voor de meeste diagrammen bestaat zowel een tweedimensionale (2D) als een driedimensionale (3D) versie. Klik op de knop 'Diagram' in de knoppenbalk en kies een diagramtype. Links worden alle 2D-diagrammen weergegeven en rechts worden alle 3Ddiagrammen weergegeven. In deze stap voegt u een diagram toe waarin een aantal waarden in uw tabel worden weergegeven.
Er wordt een 2D-kolomdiagram aangemaakt met de twee geselecteerde waarden. Om gegevens in het diagram per rij weer te geven in plaats per kolom, klikt u op de rijknop. Numbers wijst een kleur toe aan de tabelkolom, zodat u snel kunt zien hoe diagramelementen aan tabelgegevens zijn gekoppeld. De staven van de balken komen overeen met de kleuren van de kolom in de tabel. 4 Klik op de rijknop in de linkerbovenhoek van de tabel.
Elke rij wordt nu met een andere kleur in het diagram weergegeven. Zoals u ziet, zijn ook de labels en de legenda onder het diagram gewijzigd. Voor elke rij wordt een andere kleur gebruikt. U kunt op verschillende manieren gegevens aan een diagram toevoegen en gegevens verwijderen of wijzigen. Raadpleeg Numbers Help of de Numbers-gebruikershandleiding voor meer informatie.
Manieren om een diagram te wijzigen: m Om uw diagram snel op te maken, gebruikt u de opmaakbalk. Selecteer het diagram of een van de kolommen in het diagram en experimenteer met de regelaars in de opmaakbalk. Hiermee maakt u de tekst van de labels op. Hiermee maakt u de lijn onder het diagram of de kolom op. Hiermee voegt u een schaduw toe of verwijdert u een schaduw. Hiermee maakt u de achtergrond van het diagram of de kolom op.
m Om uw diagram grondiger te bewerken, gebruikt u het infovenster 'Diagram'. Hiervoor klikt u op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klikt u vervolgens op de knop 'Diagraminfo'. Hiermee opent u het infovenster 'Diagram'. Hiermee past u de kleuren van de diagramelementen aan. Om de grafiekassen op te maken, klikt u op 'As'. Om de balken, cirkelsegmenten of andere gegevenselementen van een diagram op te maken, klikt u op 'Reeks'. Hiermee toont of verbergt u assen en diagramranden.
Het diagram wijzigen 1 Selecteer het diagram dat u hebt aangemaakt. 2 Kies het 3D-cirkeldiagram uit het venstermenu in de linkerbovenhoek van het infovenster 'Diagram'. Het 3D-cirkeldiagram is het onderste 3D-diagramtype in het venstermenu. 3 Verberg de diagramtitel en legenda door de aankruisvakken 'Toon titel' en 'Toon legenda' in het infovenster 'Diagram' uit te schakelen. 4 Pas texturen toe op de cirkelsegmenten: a Klik op de knop 'Diagramkleuren' in het infovenster 'Diagram'.
b Kies '3D-textuurvullingen' uit het bovenste venstermenu en 'Marmer' uit het onderste venstermenu. c Klik op 'Pas alle toe'. Tekst, vormen en andere objecten toevoegen U kunt uw spreadsheet verfraaien door tekst, vormen en afbeeldingen toe te voegen. U kunt zelfs audio- en filmbestanden toevoegen. Tekst toevoegen 1 Klik in de knoppenbalk op de knop 'Tekstvak'. 2 Typ in het tekstvak dat wordt weergegeven uw tekst. 3 Om het tekstvak te verplaatsen, sleept u het.
Een audiobestand, afbeelding of film toevoegen 1 Klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk. 2 Klik in de mediakiezer op de knop 'Audio', 'Foto's' of 'Films'. 3 Sleep een bestand naar het werkblad. Een audio- of filmbestand afspelen 1 Selecteer het bestand in het werkblad. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'QuickTimeinfo'. 3 Klik op de afspeelknop. Hiermee opent u het infovenster 'QuickTime'. Hiermee speelt u een audio- of filmbestand af of onderbreekt u het afspelen.
Stap 6: uw spreadsheet delen Als u uw spreadsheet wilt delen met anderen, hebt u verschillende mogelijkheden. Een werkblad voorbereiden voor delen Voordat u een werkblad gaat delen, wilt u de inhoud wellicht in pagina's verdelen. Een werkblad in pagina's verdelen 1 Selecteer het werkblad in het paneel 'Werkbladen'. 2 Om een gepagineerde versie van uw werkblad te bekijken, klikt u op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kiest u vervolgens 'Toon afdrukweergave'.
6 Voeg kopteksten en voetteksten toe: a Klik op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies 'Toon lay-out'. b Plaats tekst of afbeeldingen in het kop- of voettekstgedeelte. De kopteksten bevatten tekst die is gecentreerd met behulp van een uitlijningsknop in de opmaakbalk. U voegt een paginanummer toe door de voettekst te selecteren en 'Voeg in' > 'Paginanummer' te kiezen. In het infovenster 'Werkblad' kunt u het eerste paginanummer instellen.
Uw spreadsheet afdrukken en exporteren U kunt een werkblad afdrukken of u kunt een werkblad exporteren in een structuur die door een ander programma kan worden geopend. Manieren om uw spreadsheet te delen: m Om een werkblad af te drukken, selecteert u het in het paneel 'Werkbladen' en kiest u vervolgens 'Archief' > 'Druk werkblad af'.
Meer mogelijkheden ontdekken met Numbers Hier volgen enkele suggesties om zelf te experimenteren met Numbers: Â Open verschillende sjablonen en bekijk hoe hierin de gegevens worden geordend en gepresenteerd. Â Bekijk de verschillende vooraf gedefinieerde formules aandachtig en oefen met het aanmaken van uw eigen formules. Â Maak diagrammen aan waarin gegevens uit meerdere tabellen worden gebruikt. Â Voeg adresboekgegevens toe aan een tabel. Â Ontwerp uw eigen sjablonen en vooraf gedefinieerde tabellen.
3 Aan de slag met Keynote 3 Dit hoofdstuk bevat stapsgewijze instructies voor het maken van een eenvoudige diavoorstelling.
Stap 1: een nieuw document aanmaken en een thema kiezen Elke diavoorstelling is een Keynote-document. Een nieuwe diavoorstelling aanmaken 1 Ga op een van de volgende manieren te werk: Â Als Keynote is geopend, kiest u 'Archief' > 'Nieuw'. Â Als Keynote niet is geopend, opent u het programma (door op het symbool in het Dock te klikken of door dubbel te klikken op het symbool in de map 'iWork '08' in de map 'Programma's'). 2 Klik in de themakiezer dubbel op het thema dat u wilt selecteren.
In deze oefening wordt gebruikgemaakt van het thema 'Koppen', maar u kunt ook een ander thema kiezen. Het geselecteerde thema heeft een gele rand. Klik dubbel op een thema om dit te selecteren. U kunt het thema van een dia op elk gewenst moment wijzigen.
Het thema van een dia wijzigen 1 Selecteer de dia in het diapaneel (aan de linkerkant van het Keynote-venster). 2 Klik in de knoppenbalk op de knop 'Thema' en kies een ander thema. Selecteer de dia in het diapaneel om het thema van een dia te wijzigen... ... en klik vervolgens op de knop 'Thema' en kies een thema. ∏ Tip: U kunt Keynote zodanig instellen dat hetzelfde thema wordt gebruikt wanneer u een nieuw document aanmaakt.
Uw diavoorstelling bevat nu één dia. Klik dubbel op de tekst en typ uw eigen tekst. Het diapaneel: hier worden miniaturen van al uw dia's weergegeven en kunt u snel door de diavoorstelling navigeren. Hiermee wijzigt u de grootte van de dia's in het diapaneel. Het diawerkgebied: hier maakt u een dia aan door tekst te typen en afbeeldingen en andere mediabestanden toe te voegen. Klik dubbel op de tekst en typ uw eigen tekst.
Het diapaneel In het diapaneel kunt u het volgende doen:  Miniaturen van al uw dia's bekijken  Naar een specifieke dia gaan door erop te klikken  Dia's opnieuw ordenen door te slepen  Dia's ordenen door ze te laten inspringen Het diapaneel heeft twee weergaven:  Het navigatiepaneel is met name handig voor diavoorstellingen die afbeeldingen bevatten.  Het tekstpaneel is handig als uw diavoorstelling voornamelijk uit tekst bestaat. In dit paneel kunt u de tekst in de miniaturen lezen en wijzigen.
Het aantekeningenveld U kunt een tekstgebied weergeven waarin u aantekeningen kunt opnemen over wat u over elke dia wilt zeggen. Als u de diavoorstelling afspeelt op een computer en het publiek de diavoorstelling op een ander scherm volgt, kunt u deze aantekeningen tijdens de presentatie bekijken zonder dat het publiek deze kan zien. Het aantekeningenveld tonen m Klik op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies 'Toon aantekeningen presentator'.
Basisdia's Elk Keynote-thema bestaat uit een reeks basisdia's (sjablonen), elk met een eigen layout. Sommige basisdia's hebben bijvoorbeeld alleen tekst, terwijl andere plaatsaanduidingen voor foto's en andere media bevatten. U kunt de basisdia die wordt gebruikt voor een dia op elk gewenst moment wijzigen. Zo kunt u bijvoorbeeld de richting van een grote foto wijzigen van horizontaal naar verticaal.
Tekst toevoegen en opmaken Elke dia bevat, afhankelijk van de bijbehorende basisdia, verschillende soorten tekst, zoals een titel, een subtitel en tekst met opsommingstekens. Bij het kiezen van een basisdia moet u rekening houden met de combinatie van tekst en andere elementen, zodat deze het best is afgestemd op de inhoud van de dia. De meeste hoofdtekst is voorzien van opsommingstekens.
Afbeeldingen en andere mediabestanden toevoegen U kunt veel typen mediabestanden aan uw presentatie toevoegen, zoals foto's, films, audio, afbeeldingen die zijn aangemaakt in andere programma's en tabellen en grafieken die zijn gemaakt in Keynote of een van de andere iWork '08-programma's. Veel basisdia's bevatten plaatsaanduidingen voor foto's.
Een soundtrack aan een hele diavoorstelling toevoegen 1 Als het infovenster 'Document' nog niet is geopend, opent u dit (klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Documentinfo'). 2 Klik op 'Audio'. Hiermee opent u het infovenster 'Document'. Kies 'Herhaal' als u het audiobestand telkens wilt herhalen. Sleep het bestand dat u tijdens de diavoorstelling wilt afspelen naar het vak 'Soundtrack'.
Geluid aan een bepaalde dia toevoegen m Sleep een bestand vanuit de mediakiezer of de Finder naar het diawerkgebied of naar een plaatsaanduiding voor media. ∏ Tip: U kunt exact instellen wanneer de muziek wordt gestart en gestopt door een objectanimatie te gebruiken. Raadpleeg Keynote Help of de Keynotegebruikershandleiding voor meer informatie.
Audio- en filmbestanden toevoegen Wanneer u een mediabestand, zoals een audiobestand of een film, aan een diavoorstelling toevoegt, wordt het bestand bewaard als onderdeel van het document. Hierdoor worden alle onderdelen van de diavoorstelling correct afgespeeld als de diavoorstelling naar een andere computer wordt overgebracht. Om de bestandsgrootte zoveel mogelijk te beperken, kunt u uw diavoorstelling bewaren zonder de mediabestanden in het document te kopiëren.
Een diavoorstelling opnemen 1 Als u een externe microfoon gebruikt in plaats van de ingebouwde microfoon van uw computer, sluit u de microfoon aan en stelt u de invoerinstellingen in het paneel 'Geluid' in Systeemvoorkeuren in. 2 Selecteer de dia waarmee u de diavoorstelling wilt laten beginnen. U hoeft niet per se de eerste dia te selecteren. De diavoorstelling die u hebt opgenomen, wordt echter uitsluitend vanaf de eerste opgenomen dia afgespeeld.
De volgende tabel bevat een overzicht van andere toetscombinaties die u tijdens de opname kunt gebruiken voor de presentatie. Toets of regelaar Handeling W (wit scherm), F (onderbreken) of B (zwart scherm) Opnemen onderbreken. Druk op een willekeurige toets om het opnemen van de diavoorstelling te hervatten.
Stap 3: de dia's ordenen Zoals beschreven in het gedeelte “Het diapaneel” op pagina 110, kunt u dia's eenvoudig in een andere volgorde plaatsen door de dia's in het diapaneel te slepen. Er zijn ook nog andere manieren om uw dia's te ordenen zodat u gemakkelijker met uw diavoorstelling kunt werken. U kunt dia's ordenen in groepen door deze te laten inspringen in het diapaneel. Dia's laten inspringen m Selecteer de dia('s) die u wilt laten inspringen en druk op de Tab-toets.
Dia's naar een hoger niveau verplaatsen m Selecteer de dia('s) die u wilt laten inspringen en druk op Shift + Tab. Om de volgorde van dia's te wijzigen, sleept u ze in het diapaneel naar de gewenste positie. U kunt dia's groeperen door ze te laten inspringen. Deze lijn geeft een overgeslagen dia aan. Deze groep dia's is verborgen (samengevouwen). Een groep dia's tonen of verbergen m Klik op het driehoekje links van de eerste dia in de groep.
Bij het afspelen van een diavoorstelling worden verborgen (samengevouwen) groepen dia's wel weergegeven. Als u bepaalde dia's tijdens het afspelen wilt verbergen, kunt u deze markeren zodat ze worden overgeslagen. Een dia overslaan tijdens het afspelen m Selecteer de dia en kies 'Dia' > 'Sla dia over'. Een overgeslagen dia tonen m Selecteer de dia (deze wordt in het diapaneel aangeduid met een liggende streep) en kies 'Dia' > 'Sla dia niet over'.
2 Klik op 'Overgang' om het paneel 'Overgang' te openen. Hiermee opent u het infovenster 'Dia'. Als u hier klikt, kunt u een voorbeeld van de overgang bekijken. Hier kiest u een overgangseffect. Hiermee past u het overgangseffect naar wens aan. 3 Kies een optie uit het venstermenu 'Effect'. 4 Kies een optie uit het venstermenu 'Richting' (deze optie is niet voor alle overgangseffecten beschikbaar).
6 Kies een optie uit het venstermenu 'Start overgang': Â 'Bij muisklik': de overgang wordt gestart zodra u klikt om naar de volgende dia te gaan. Â 'Automatisch': de overgang wordt gestart na het aantal seconden dat u hebt ingesteld in het veld 'Vertraging'. Objecten laten bewegen Met behulp van objectanimaties kunt u de onderdelen in een dia een voor een (of in groepen) en in elke gewenste volgorde laten verschijnen.
Objecten in een dia laten verschijnen of laten verdwijnen Een effect instellen om een object automatisch te laten verschijnen of verdwijnen 1 Als het infovenster 'Animatie' nog niet is geopend, opent u dit. 2 Klik op 'Animatie in' om in te stellen hoe het object in de dia verschijnt. Klik op 'Animatie uit' om in te stellen hoe het object weer van de dia verdwijnt. Hiermee opent u het infovenster 'Animatie'. Als u hier klikt, kunt u een voorbeeld van de animatie bekijken.
4 Kies een optie uit het venstermenu 'Richting' (deze optie is niet voor alle effecten beschikbaar). 5 Om de duur van een animatie in te stellen, geeft u een waarde op in het veld 'Duur' (of gebruikt u de pijlknoppen). Nadat u een effect hebt gekozen voor elk onderdeel dat u van animatie wilt voorzien, kunt u op eenvoudige wijze de volgorde wijzigen waarin de onderdelen worden opgebouwd. Ook kunt u instellen of elke animatie automatisch (na een bepaalde tijd) wordt gestart, of indien u met de muis klikt.
m Schakel het aankruisvak 'Afzonderlijke timing voor elementen' in, klik op 'Meer opties' en sleep de onderdelen in de instellingenlade in de gewenste volgorde. Om de animaties in een andere volgorde te plaatsen, sleept u de animaties. Hiermee stelt u in hoe de geselecteerde animatie moet worden gestart. Hiermee stelt u de vertraging in tussen het einde van de vorige animatie en het begin van de nieuwe animatie.
Objecten in een dia verplaatsen Behalve objecten in een dia laten verschijnen en weer van de dia laten verdwijnen, kunt u met behulp van actieanimaties ook objecten in een dia verplaatsen langs een aangepast pad. Nadat u een pad in het werkgebied hebt geselecteerd, kunt u hier een voorvertoning van de actie bekijken door te klikken. Kies 'Verplaatsen'. Hiermee wijzigt u het pad van recht in gebogen, of omgekeerd. Hiermee kunt u de snelheid van het object vergroten, verkleinen of handhaven.
Een object in een dia verplaatsen 1 Selecteer een object in de dia. 2 Klik in het infovenster 'Animatie' op 'Actie' en kies vervolgens 'Verplaatsen' uit het venstermenu 'Effect'. Er verschijnt een rode lijn die is verbonden met een 'spookversie' (transparante versie) van het object. Deze lijn geeft de bestemming van het object aan. Het verplaatsen van het object begint hier. Sleep een transparante versie van het object naar de positie waar u het verplaatsen wilt onderbreken.
 Om de vorm van een gebogen pad te wijzigen, sleept u een van de nodes of sleept u een van de transparante versies.  Om een punt aan een pad toe te voegen, klikt u op het pad terwijl u de Option-toets (z) ingedrukt houdt.  Om de snelheid en aard van de beweging van het object in te stellen, kiest u een optie uit het venstermenu 'Versnelling' in het infovenster 'Animatie'.
2 Kies in het paneel 'Actie' van het infovenster 'Animatie' de optie 'Ondoorzichtigheid', 'Roteren' of 'Vergroten/verkleinen' uit het venstermenu 'Effect'. 3 Gebruik de regelaars om op te geven hoe het object eruit moet zien als de transformatie is voltooid. Afbeeldingen laten bewegen met behulp van slimme animaties Keynote bevat vooraf gedefinieerde actieanimaties waarmee u een bewegingseffect kunt toevoegen aan een verzameling van uw eigen foto's en afbeeldingen.
Stap 5: uw diavoorstelling oefenen en aan anderen laten zien Terwijl u aan de slag bent met uw diavoorstelling, wilt u waarschijnlijk graag zien hoe de uiteindelijke voorstelling eruit zal komen te zien. Uw diavoorstelling op uw computer bekijken 1 Selecteer in het diapaneel de dia waarmee u wilt starten. 2 Klik op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk. 3 Klik met de muis om verder te gaan naar de volgende dia (of de volgende objectanimatie). 4 Druk op Q of Esc om de diavoorstelling te stoppen.
Druk op U of D om omhoog of omlaag te scrollen in de presentatoraantekeningen. Druk op Esc om de oefenweergave te sluiten. De weergave voor de presentator aanpassen 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Beeldscherm presentator'. 2 Selecteer de onderdelen die u op het scherm van de presentator wilt weergeven. 3 U kunt de volgorde van onderdelen wijzigen door op de knop 'Wijzig lay-out presentator' te klikken.
Meer mogelijkheden ontdekken met Keynote U hebt de oefening met Keynote voltooid. Nu u vertrouwd bent met de basisfuncties en -voorzieningen van Keynote, kunt u zelf experimenteren. U kunt uw diavoorstellingen bijvoorbeeld op de volgende manieren verfraaien: Â U kunt een film toevoegen. Â U kunt de foto's naar wens wijzigen (raadpleeg het gedeelte “Afbeeldingen bijsnijden” op pagina 50). Â U kunt een schermafdruk van een webpagina (een zogenaamde webweergave) aan uw presentatie toevoegen.
A aantekeningenveld 109, 111 afbeeldingen bijsnijden 50 ongewenste achtergrond verwijderen 53 toevoegen 34, 114 afdrukken 44 audio toevoegen 114 B basisdia's 112 bewaren 24, 57, 108 bijsnijden, afbeeldingen 50 C celbesturingselementen 65, 78 commentaarstem 117 D dia's geluid toevoegen aan een bepaalde dia 116 groep tonen of verbergen 121 Index Index groep verplaatsen 121 miniaturen 109 ordenen 120 overslaan tijdens afspelen 122 speciale overgangen tussen 122 toevoegen 111 verwijderen 112 diagrammen tab
hulpinformatie 15 ingebouwd 15 instructievideo's 14 introductie 14 websites 15 hulpinformatie 15 I infovenster 'Animatie' 125 infovenster 'Dia' 122, 123 infovenster 'Document' 115 infovenster 'Tekst' 27, 113 infovensters 17 meerdere tegelijk openen 17 panelen 17 iWeb-blogartikel exporteren naar 103 K kleur bewaren voor hergebruik 20 mate van ondoorzichtigheid wijzigen 20 toepassen op tekst of objecten 20 knop 'Celinfo' 76 knoppenbalk 16 L lettertypen 136 Index kleur wijzigen 26 nieuwe sets toevoegen 1
toetscombinaties 119 presentatoraantekeningen 11 1 proeflezen 41 S sjablonen 22 sjablooncategorieën 23 sjabloonkiezer 23, 58 spelfouten 40, 41 spellingcontrole automatische, uitschakelen 40 tijdens het typen 40 spreadsheet importeren vanuit Excel 59 nieuwe aanmaken 58 stijlen, lijst met 29, 30 structuren exporteren 43, 103 T tabelcellen achtergrondkleur wijzigen 80 formaat aanpassen 78 getallen opmaken 75 opmaken 80 randen opmaken 81 waarden sorteren 77 tabellen cel selecteren 62 kop- en voettekstrijen 68