Keynote ’09 Gebruikershandleiding
KK© Apple Inc. 2009, alle rechten voorbehouden. Volgens de auteursrechtelijke bepalingen mag deze handleiding niet zonder schriftelijke toestemming van Apple geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd. Het gebruik van dit product is onderworpen aan de voorwaarden van de licentieovereenkomst in dit pakket. Het Apple logo is een handelsmerk van Apple Inc., dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Inhoudsopgave 11 Voorwoord: Welkom bij Keynote '09 13 13 16 17 17 18 19 20 20 20 22 23 24 25 26 27 28 Hoofdstuk 1: Hulpmiddelen en technieken in Keynote 29 29 29 30 30 31 32 33 33 34 34 34 35 36 Thema's en basisdia's Het Keynote-venster In- of uitzoomen Schakelen tussen weergaven Het navigatiepaneel Het overzicht De lichttafelweergave Naar een specifieke dia gaan De knoppenbalk De opmaakbalk Het infovenster De mediakiezer Het venster 'Kleuren' Het venster 'Lettertypen' Toetscombinaties en contextue
37 37 37 38 39 39 40 40 40 41 41 42 43 44 44 Hoofdstuk 3: Dia's aanmaken en beheren 46 46 47 47 48 48 49 49 50 50 51 52 52 53 54 54 55 56 56 57 57 58 59 60 60 62 62 Hoofdstuk 4: Werken met tekst 4 Dia's toevoegen, verwijderen en ordenen Een dia toevoegen Objecten en dia's kopiëren, knippen en plakken Dia's groeperen Een dia verwijderen Een dia overslaan Dia's opnieuw ordenen Een nummer aan een dia toevoegen Het thema, de basisdia of lay-out van een dia wijzigen Het thema van een dia wijzigen Een ni
63 63 64 65 65 66 68 69 69 69 70 71 Tekst verticaal uitlijnen Ruimte binnen randen van tekstvakken aanpassen De afstand tussen tekstregels aanpassen De ruimte voor of na alinea's instellen De afstand tussen tekens aanpassen Tekst uitlijnen met tabstops en alinea-inspringingen Tekst in kolommen weergeven Uw dia's controleren op tekstfouten Spelling controleren Werken met spellingsuggesties Tekst automatisch vervangen Tekst zoeken en vervangen 73 73 75 75 76 78 79 80 82 82 83 84 85 85 86 86 87 87 88 88 89 8
94 Werken met rasterlijnen in basisdia's 95 Objecten plaatsen door x- en y-coördinaten op te geven 96 Objecten groeperen en de groepering van objecten opheffen 96 Objecten via een aanpasbare lijn met elkaar verbinden 97 Objecten vergrendelen en ontgrendelen 97 De grootte, richting en contour van objecten wijzigen 98 De grootte van objecten wijzigen 98 Objecten spiegelen en roteren 99 De randstijl wijzigen 100 Objecten in een kader plaatsen 101 Een schaduw aan een object toevoegen 102 Een weerspiegeling aan
128 131 131 132 132 133 134 134 135 136 Een reeks afbeeldingen samenstellen op één dia (slimme animaties) De volgorde van objectanimaties wijzigen Objectanimaties automatiseren Bewegingseffecten toevoegen aan opsommingstekens met tekst, tabellen en diagrammen Een tekstanimatie aanmaken Een tabelanimatie aanmaken Een diagramanimatie aanmaken Animaties van tekst, tabellen en diagrammen combineren Een filmanimatie aanmaken Objectanimaties kopiëren of verwijderen 137 Hoofdstuk 8: Koppelingen in een presentat
164 164 165 166 166 167 168 169 169 171 172 172 172 173 174 175 176 177 178 179 179 180 181 182 182 184 184 185 185 186 187 190 192 193 194 194 195 195 196 196 197 8 Een 2D-cirkeldiagram roteren Schaduw, de afstand tussen onderdelen en reeksnamen instellen voor staaf- en kolomdiagrammen Gegevenspuntsymbolen en lijnen in lijndiagrammen aanpassen Gegevenspuntsymbolen in vlakdiagrammen tonen Werken met spreidingsdiagrammen Diagrammen met twee assen en gemengde diagrammen wijzigen Scène-instellingen van 3D-
197 197 198 201 201 203 205 207 209 210 212 De tekstnotatie toepassen op tabelcellen Werken met eigen notaties voor de weergave van waarden in tabelcellen Een aangepaste getalnotatie definiëren Het Gehele getallen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren Het Decimalen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren De schaal van een aangepaste getalnotatie definiëren Voorwaarden aan een aangepaste getalnotatie koppelen Een aangepaste datum- en tijdnotatie definiëren Een aangepaste tekstnotatie
238 Een presentatie naar een iLife-programma sturen 238 Een iDVD-project aanmaken 239 Een iPhoto-album aanmaken 239 Exporteren naar iWeb 240 Exporteren naar iTunes en iPod 241 Exporteren naar GarageBand 242 Een diavoorstelling bekijken in iChat Theater 242 Uw Keynote-document rechtstreeks naar Mail versturen 243 Uw Keynote-document delen via iWork.
Voorwoord Welkom bij Keynote '09 Met Keynote maakt u eenvoudiger dan ooit bioscoopachtige presentaties om uw verhaal doeltreffend en met verve over te brengen. Om met Keynote aan de slag te gaan, opent u het programma en kiest u een van de vooraf gedefinieerde sjablonen. U kunt over plaatsaanduidingstekst typen, afbeeldingen en films toevoegen door ze te slepen en verbluffende animaties maken. Zo maakt u in een handomdraai een indrukwekkende presentatie.
Video's met oefeningen op het internet Op www.apple.com/nl/iwork/tutorials/keynote vindt u video´s waarin wordt uitgelegd hoe u veelvoorkomende taken in Keynote kunt uitvoeren. Wanneer u Keynote voor het eerst opent, verschijnt een bericht met een koppeling naar deze oefeningen op het internet. U kunt deze Keynote-video's op elk gewenst moment bekijken door 'Help' > 'Video-oefeningen' te kiezen.
Hulpmiddelen en technieken in Keynote 1 In dit hoofdstuk leert u meer over de vensters en hulpmiddelen die u gebruikt wanneer u een diavoorstelling aanmaakt in Keynote. Elke diavoorstelling die u aanmaakt, is een apart Keynote-document. De films, geluiden en andere media die u aan de diavoorstelling hebt toegevoegd, kunt u als onderdeel van het document bewaren, zodat u de presentatie gemakkelijk naar een andere computer kunt overbrengen.
Elk thema bestaat uit een groep basisdia's met ontwerpelementen die op elkaar zijn afgestemd en waarmee een weergavestijl wordt gecreëerd op basis van vooraf geselecteerde lettertypen, achtergronden, texturen, tabelstijlen, diagramkleuren, enzovoort. U begin met het aanmaken van een Keynote-document door het thema te selecteren waarmee u wilt werken.
Op elke dia wordt in de titel en in de tekstvakken in de hoofdtekst plaatsaanduidingstekst weergegeven met de instructie 'Wijzigen: klik 2x'. Er wordt getoond hoe uw tekst eruit komt te zien nadat u deze in het tekstvak hebt getypt. In de tekstvakken in de hoofdtekst ziet u hetzelfde opsommingsteken als het opsommingsteken dat naast uw eigen tekst wordt weergegeven. Raadpleeg “De grootte en vormgeving van tekst bepalen” op pagina 47 voor meer informatie.
Het Keynote-venster U kunt het venster van Keynote aanpassen aan uw werkwijze en de gewenste ordening voor uw diavoorstelling. Verschillende elementen van het venster kunt u tonen of verbergen. Diawerkgebied U maakt een dia door tekst te typen en objecten en mediabestanden toe te voegen. Knoppenbalk U kunt de knoppenbalk aanpassen, zodat deze de knoppen bevat die u regelmatig gebruikt. Navigatiepaneel Dit paneel biedt een overzichtelijke weergave van uw presentatie.
mm In het veld voor presentatoraantekeningen kunt u tekst over afzonderlijke dia's toevoegen.Tijdens de presentatie kunt u deze aantekeningen raadplegen. Ze zijn niet zichtbaar voor het publiek. Om presentatoraantekeningen te tonen of te verbergen, kiest u 'Weergave' > 'Toon aantekeningen presentator' of 'Weergave' > 'Verberg aantekeningen presentator'. Raadpleeg “Presentatoraantekeningen toevoegen” op pagina 215 voor meer informatie over het gebruik van presentatoraantekeningen.
Het navigatiepaneel In het navigatiepaneel worden miniatuurafbeeldingen van alle dia's weergegeven. Deze weergave is handig voor diavoorstellingen die veel afbeeldingen, tabellen en andere objecten bevatten. In deze weergave hebt u een duidelijk overzicht van de dia's. Het is echter mogelijk dat u niet alle tekst in de miniaturen kunt lezen. U kunt de afbeeldingen in alle dia's in één oogopslag bekijken. U kunt dia's ordenen in groepen door ze te laten inspringen.
mm Om basisdia's te tonen (bijvoorbeeld als u zelf basisdia's of thema's wilt aanmaken), sleept u de greep in de rechterbovenhoek van het navigatiepaneel voor dia's of klikt u op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kiest u 'Toon basisdia's'. Raadpleeg “Basisdia's en thema's ontwerpen” op pagina 245 voor meer informatie. Het overzicht Het overzicht is handig als uw presentatie voornamelijk uit tekst bestaat. Het overzicht geeft de titel en opsommingstekst weer voor elke dia in de diavoorstelling.
De lichttafelweergave Als uw diavoorstelling veel dia's bevat en u meer miniaturen tegelijk wilt weergeven, gebruikt u de lichttafelweergave. De dia's worden weergegeven zoals op de lichttafel van een fotograaf, zodat u gemakkelijk de volgorde kunt wijzigen door te slepen. Manieren om te werken met de lichttafelweergave: mm Om de lichttafelweergave te tonen, klikt u op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kiest u 'Lichttafel', of kiest u 'Weergave' > 'Lichttafel'.
Hieronder ziet u de standaardset knoppen van de knoppenbalk. Hiermee voegt u dia's toe. Hiermee speelt u een diavoorstelling af. Hiermee maakt u een leeg tekstvak, een vorm, tabel of diagram aan. Hiermee kiest u een andere weergave, een ander thema of een andere basisdia. Hiermee kunt u uw document met anderen delen op iWork.com. Hiermee voegt u een opmerking aan een dia toe. Hiermee groepeert u objecten in één object. Hiermee snijdt u een foto bij of verwijdert u ongewenste gedeelten van een foto.
ÂÂ Om een onderdeel te verplaatsen, drukt u op de Command-toets terwijl u het onderdeel naar de gewenste plaats sleept. Om een korte beschrijving van de functie van een bepaalde knop te bekijken, plaatst u de aanwijzer erop. De opmaakbalk Met behulp van de opmaakbalk kunt u snel de weergave van tekst, tabellen, diagrammen en andere onderdelen in documenten wijzigen. De opmaakbalk bevat verschillende regelaars voor de verschillende objecten.
Het infovenster De meeste onderdelen van uw diavoorstelling kunnen worden opgemaakt met behulp van de Keynote-infovensters. Elk infovenster heeft betrekking op een ander opmaakaspect. Het infovenster 'Document' bijvoorbeeld bevat instellingen voor de gehele diavoorstelling. Klik op een van deze knoppen om een ander infovenster te tonen. Als u meerdere infovensters tegelijkertijd opent, kunt u sneller en eenvoudiger werken in documenten.
De mediakiezer Via de mediakiezer hebt u toegang tot alle mediabestanden in uw iPhoto-bibliotheek, uw iTunes-bibliotheek, uw Aperture-bibliotheek en uw map 'Films'. U kunt een onderdeel van de mediakiezer naar een dia slepen of naar een afbeeldingenvak in een infovenster. Eerst klikt u op een van deze knoppen om toegang te krijgen tot uw geluidsbestanden, foto's of films. Vervolgens kiest u een bron.
Het venster 'Kleuren' In het venster 'Kleuren' kunt u een kleur voor objecten selecteren. Hiermee kunt u de verschillende kleurmodellen bekijken. Klik op het symbool met het vergrootglas en klik vervolgens op een onderdeel op het scherm om dezelfde kleur in te stellen. De kleur die u in het infovenster hebt ingesteld, wordt in dit kleurenvak weergegeven. (De twee kleuren in dit vak geven aan dat de mate van ondoorzichtigheid is ingesteld op minder dan 100%.
U kunt een kleur in het kleurenpalet bewaren door een kleur vanuit het kleurenvak naar het kleurenpalet te slepen. U kunt een kleur uit het kleurenpalet verwijderen door een leeg vierkantje te slepen naar de kleur die u wilt verwijderen. 6 U kunt een kleur laten overeenkomen met de kleur van een ander onderdeel op het scherm door op het vergrootglas aan de linkerkant van het kleurenvak in het venster 'Kleuren' te klikken. Klik vervolgens in het scherm op het onderdeel of het gebied met de gewenste kleur.
mm Typ of selecteer het getal dat overeenkomt met de lettergrootte die u wilt gebruiken. Als u tekst wilt opmaken met het venster 'Lettertypen', kunt u de regelaars in het venster gebruiken. mm Het venstermenu voor het onderstrepen van tekst, waarin u een onderstrepingsstijl kunt kiezen (bijvoorbeeld 'Enkel' of 'Dubbel'). mm Het venstermenu voor het doorhalen van tekst, waarin u een doorhalingsstijl kunt kiezen (bijvoorbeeld 'Enkel' of 'Dubbel').
Een contextueel menu openen mm Houd de Control-toets ingedrukt terwijl u op een object klikt. Welke commando's in het contextuele menu beschikbaar zijn, is afhankelijk van het onderdeel waarop u hebt geklikt. In deze afbeelding ziet u welke opties in het contextuele menu beschikbaar zijn wanneer u de Control-toets ingedrukt houdt terwijl u op het diawerkgebied klikt.
Een Keynote-document aanmaken, openen en opslaan 2 Informatie over de basistechnieken die u nodig hebt om slim te werken wanneer u Keynote-documenten opent, importeert, wijzigt, bewaart, er reservekopieën van maakt en de documenten met een wachtwoord beveiligt. Dit hoofdstuk bevat tips over het snel bewaren van uw presentatie terwijl u aan het werk bent, en het beveiligen van uw documenten met een wachtwoord.
Als u een voorbeeld van een dialay-out in een bepaald thema wilt bekijken, beweegt u de aanwijzer langzaam over de miniatuurafbeelding van het thema. Als u de aanwijzer over de miniatuurafbeelding beweegt, worden voorbeelddia's weergegeven met diagrammen, tabellen en tekst, zodat u een indruk krijgt van hoe die er met het thema uit zullen zien en gemakkelijker een keuze kunt maken.
mm Om een document te openen terwijl u aan het werk bent in Keynote, kiest u 'Archief' > 'Open', selecteert u het document en klikt u vervolgens op 'Open'. mm Klik in de themakiezer op 'Open een bestaand bestand' en zoek het gewenste document in het venster 'Open' en klik vervolgens op 'Open'. mm Om een van de laatste documenten te openen waaraan u hebt gewerkt, kiest u 'Archief' > 'Open recente bestanden' en kiest u het betreffende document uit het submenu.
Een document bewaren Het is verstandig een document regelmatig te bewaren terwijl u eraan werkt. Nadat u een document voor het eerst hebt bewaard, kunt u op Command + S drukken om het document snel tijdens het werken te bewaren, waarbij elke keer dezelfde instellingen worden gebruikt. Een document voor de eerste keer bewaren 1 Kies 'Archief' > 'Bewaar' of druk op Command + S. 2 Typ in het veld 'Bewaar als' een naam voor het document.
Doorgaans kunt u Keynote-documenten alleen bewaren op computers en servers met Mac OS X. Keynote is niet compatibel met Mac OS 9-computers of Windows-servers waarop Services for Macintosh wordt uitgevoerd. Als u het document wilt delen met gebruikers die niet over Keynote beschikken, kunt u het document exporteren in een bestandsstructuur die geschikt is voor een ander programma.
Een document als thema bewaren U kunt een thema wijzigen en het vervolgens bewaren, zodat het wordt weergegeven in de themakiezer en u het thema opnieuw kunt gebruiken. Een document als thema bewaren mm Kies 'Archief' > 'Bewaar thema'. Raadpleeg “Basisdia's en thema's ontwerpen” op pagina 245 voor meer informatie over het ontwerpen van uw eigen thema's en basisdia's.
mm Om alle wijzigingen ongedaan te maken die u hebt aangebracht nadat u het document voor het laatst hebt bewaard, kiest u 'Archief' > 'Herstel bewaarde versie' en klikt u vervolgens op 'Vorige versie'. De laatst bewaarde versie herstellen nadat u wijzigingen hebt aangebracht die niet zijn bewaard mm Kies 'Archief' > 'Herstel bewaarde versie'. De wijzigingen in het openstaande document worden ongedaan gemaakt.
In het veld 'Suggestie' verschijnt het wachtwoord. De sterkte van het wachtwoord (sterkere wachtwoorden kunnen moeilijker worden 'gekraakt') wordt aangeduid met de lengte en een groene kleur in de balk 'Kwaliteit'. Als u het voorgestelde wachtwoord wilt gebruiken, kopieert u dit en plakt u het in het veld 'Wachtwoord'. Als u het voorgestelde wachtwoord niet wilt gebruiken, kunt u een ander wachtwoord kiezen uit het venstermenu 'Suggestie'.
Dia's aanmaken en beheren 3 Hier worden enkele manieren beschreven waarmee u in Keynote op efficiënte wijze nieuwe dia's aanmaakt, lange presentaties ordelijk houdt en samenwerkt. Dia's toevoegen, verwijderen en ordenen Elke nieuwe dia die u aanmaakt, maakt gebruik van een van de basisdia's (sjablonen) van Keynote. Elke basisdia bevat bepaalde onderdelen, zoals een titel, tekst met opsommingstekens en plaatsaanduidingen voor media (die foto's bevatten).
mm Selecteer een dia en kies 'Dia' > 'Nieuwe dia'. mm Druk op de Option-toets en sleep een dia totdat u een groene cirkel ziet met een plusteken (+) erin. De dia die u sleept, wordt gedupliceerd. mm Selecteer een dia en kies 'Wijzig' > 'Dupliceer' (of druk op Command + D). Snel meerdere dia's aanmaken op basis van verschillende mediabestanden mm Sleep een of meerdere afbeeldingen van de Finder of de mediakiezer naar het navigatiepaneel of de lichttafelweergave.
Objecten die gekopieerd of geknipt zijn blijven op het klembord totdat u opnieuw het commando 'Kopieer' of 'Knip' kiest, of totdat u de computer uitschakelt. Het klembord bevat de tekst of het object van één knip- of kopieerbewerking tegelijk. Dia's groeperen In het navigatiepaneel kunt u een groep dia's aanmaken door deze zoveel niveaus diep te laten inspringen als nodig is. Ingesprongen dia's worden onderliggende dia's genoemd.
Als u per ongeluk een dia hebt verwijderd, kunt u dit direct herstellen door 'Wijzig' > 'Herstel verwijderen' te kiezen. Een dia overslaan U kunt tijdens het afspelen van een diavoorstelling een dia overslaan, zonder dat u daarvoor de dia uit uw document hoeft te verwijderen. Om een of meerdere dia's over te slaan, voert u een van de twee volgende handelingen uit: mm Selecteer de dia('s) in het navigatiepaneel, het overzicht of de lichttafelweergave en kies vervolgens 'Dia' > 'Sla dia over'.
mm Om dianummers aan een basisdia toe te voegen, klikt u op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kiest u 'Toon basisdia's'. Selecteer in het basisnavigatiepaneel de basisdia die u wilt voorzien van een nummer. Open het infovenster 'Dia', klik op 'Weergave' en schakel vervolgens het aankruisvak 'Dianummer' in. Nummers op alle dia's tonen of verbergen mm Kies 'Dia' > 'Toon dianummers op alle dia's' om alle dianummers te tonen of 'Verberg dianummers op alle dia's' om alle dianummers te verbergen.
Als u echter wijzigingen hebt aangebracht in de opmaak van een dia die u wilt behouden, of als u het thema voor al uw dia's wilt wijzigen, kunt u ervoor kiezen de aangepaste opmaak te behouden. Maar als u opmaakwijzigingen hebt aangebracht aan een dia die u wilt verwijderen, dan kunt u de standaardinstellingen van het thema opnieuw toepassen. Het thema van een dia wijzigen mm Selecteer de dia en klik op de knop 'Thema' in de knoppenbalk en kies vervolgens een nieuw thema.
Snel een andere basisdia voor een dia kiezen mm Selecteer de dia waarvan u de basisdia wilt wijzigen, klik op de knop 'Basisdia' in de knoppenbalk en kies vervolgens een andere basisdia. De standaardinstellingen van het thema van een dia herstellen mm Selecteer de dia en kies 'Opmaak' > 'Pas basisdia toe op dia'. De basisdia van een dia wijzigen via het infovenster 'Dia' 1 Selecteer de dia waarvan u de lay-out wilt wijzigen. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon infovenster' en klik vervolgens op de knop 'Dia-info'.
'Vulkleur': Hiermee geeft u de achtergrond één effen kleur. Als u op het kleurenvak klikt, kunt u in het venster 'Kleuren' een kleur kiezen. 'Verlooptint': Hiermee geeft u de achtergrond een verlooptint. Als u op het kleurenvak klikt, kunt u in het venster 'Kleuren' de kleuren kiezen. 'Afbeeldingsvulling': Hiermee gebruikt u een eigen afbeelding als achtergrond. Klik op 'Kies' en kies de gewenste afbeelding.
Doordat opmerkingen zich altijd in de voorgrond van het diawerkgebied bevinden, is mogelijk een gedeelte van de dia niet zichtbaar. Als dit het geval is, sleept u de opmerking naar een andere positie, verbergt u de opmerking of past u het formaat van de opmerking aan. U kunt opmerkingen aan dia's toevoegen. Deze opmerkingen kunt u vervolgens eenvoudig tonen en verbergen. U kunt opmerkingen naar elke willekeurige positie in het diawerkgebied slepen.
Werken met tekst 4 U kunt vrije tekstvakken toevoegen om onder andere labels en bijschriften aan te maken. Door tekst te selecteren, kunt u de vormgeving en uitlijning van de tekst binnen tekstvakken, vormen en tabelcellen aanpassen. U kunt ook het uiterlijk van opsommingstekens wijzigen of lijsten met opsommingstekens omzetten in genummerde lijsten. In Keynote komen uw punten beter uit met scherpe, duidelijke tekst op elke dia.
mm Om tekstblokken te selecteren, houdt u de Shift-toets ingedrukt en klikt u in het begin van het eerste tekstblok en klikt u vervolgens helemaal aan het einde van het andere tekstblok. mm Om tekst vanaf het invoegpunt tot aan het begin van de alinea te selecteren, drukt u op de Pijl-omhoog-toets terwijl u de Shift- en Option-toets ingedrukt houdt.
Tekst vet of cursief maken of onderstrepen Met behulp van de opmaakbalk, het Opmaak-menu en het venster 'Lettertypen' kunt u snel en eenvoudig de vormgeving van tekst wijzigen. Selecteer eerst een stuk tekst of een tekstvak met de tekst die u vet, cursief of onderstreept wilt weergeven. Manieren om geselecteerde tekst vet of cursief te maken of te onderstrepen: mm Klik in de opmaakbalk op de knop voor het gewenste effect: ÂÂ Klik op de knop met B om tekst vet te maken.
5 Stel met behulp van de rotatieknop de richting van de schaduw in. U kunt ook via het infovenster 'Afbeelding' de weergave van tekstschaduwen aanpassen; raadpleeg “Een schaduw aan een object toevoegen” op pagina 101 voor meer informatie. Tekst doorhalen Het commando 'Doorgehaald' is de eenvoudigste methode om geselecteerde tekst door te halen. Als u de weergave van de streep verder wilt aanpassen, gebruikt u de optie die beschikbaar is in het venster 'Lettertypen'.
Tekstgrootte wijzigen U kunt op verschillende manieren de puntgrootte van tekst wijzigen om de tekst groter of kleiner te maken. Als u tijdens uw werk regelmatig de grootte van tekst aanpast, kunt u de symbolen 'Groter' en 'Kleiner' toevoegen aan de knoppenbalk, zodat u de tekstgrootte met een druk op de knop kunt wijzigen. Selecteer eerst de tekst of het tekstvak met de tekst waarvan u de grootte wilt wijzigen.
De mate waarin de tekst is verkleind om de tekst passend te maken, wordt naast het aankruisvak in het infovenster 'Tekst' weergegeven. Wanneer tekst automatisch wordt verkleind, worden het lettertype en de regelafstand waar nodig aangepast om de tekst binnen het tekstvak te laten passen; eventuele specifieke instellingen die u voor de regelafstand of lettergrootte hebt opgegeven, worden hierbij overschreven.
Geselecteerde tekst terugzetten op de basislijn mm Kies 'Opmaak' > 'Lettertype' > 'Basislijn' > 'Standaardinstellingen'. Als u tijdens het typen regelmatig gebruikmaakt van superscript en subscript, kunt u aan de knoppenbalk knoppen toevoegen, zodat u met één klik op de knop superscript of subscript kunt instellen. Raadpleeg “De knoppenbalk” op pagina 20 voor meer informatie.
Als niet alle lettertypefamilies worden weergegeven die op de computer zijn geïnstalleerd, selecteert u 'Alle lettertypen' in de kolom 'Sets' of typt u de naam van het gewenste lettertype in het zoekveld onder in het venster 'Lettertypen'. In het voorvertoningsvenster boven in het venster 'Lettertypen' wordt een voorbeeld van het geselecteerde lettertype weergegeven.
Sleep uit het venster 'Kleuren' een kleur naar de geselecteerde tekst om de tekstkleur te wijzigen. Het onderwerp “Het venster 'Kleuren'” op pagina 25 bevat uitgebreide instructies voor het werken met het venster 'Kleuren'. Geavanceerde typografische functies gebruiken Sommige lettertypen, zoals Zapfino en Hoefler, beschikken over geavanceerde typografische functies, waarmee u verschillende effecten kunt creëren.
Speciale tekens of symbolen invoegen 1 Plaats het invoegpunt op de plek waar u het speciale teken of symbool wilt invoegen. 2 Kies 'Wijzig' > 'Speciale tekens' om het venster 'Tekens' te openen (of kies 'Tekens' uit het taakmenu linksonder in het venster 'Lettertypen'). 3 Kies het gewenste tekentype uit het venstermenu 'Weergave' boven in het venster 'Tekens'.
Kromme aanhalingstekens gebruiken mm Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren', klik op 'Automatische correctie' en schakel het aankruisvak 'Gebruik kromme aanhalingstekens' in. Een accentteken toevoegen Met behulp van Toetsenbordweergave in Systeemvoorkeuren kunt u accenten aan tekens toevoegen. Een accentteken toevoegen 1 Kies 'Apple' > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Landinstellingen'. 2 Klik op 'Invoermenu' en schakel het aankruisvak voor 'Toetsenbordweergave' in.
De toetsenbordindeling voor een andere taal bekijken 1 Kies 'Apple' > 'Systeemvoorkeuren' en klik op 'Landinstellingen'. 2 Klik op 'Invoermenu' en schakel het aankruisvak voor 'Toetsenbordweergave' in. 3 Als u de indeling wilt bekijken van toetsenborden die in meerdere landen worden gebruikt, schakelt u het aankruisvak in naast de toetsenbordindeling of invoermethode van het gewenste land.
Opsommingstekens met tekst en nummering opmaken Voor veel plaatsaanduidingsvakken biedt Keynote vooraf opgemaakte stijlen voor opsommingstekens die passen bij het thema dat u gebruikt, maar u kunt deze stijlen wijzigen. Bovendien kunt u opsommingstekens veranderen in nummers en omgekeerd. Ook kunt u eerder ingestelde opsommingstekens verwijderen uit tekst.
'Aangepaste afbeelding': Bij deze optie kunt u uw eigen afbeelding gebruiken als opsommingsteken. Zoek de gewenste afbeelding in het venster 'Open' en klik vervolgens op 'Open'. Om de grootte van het opsommingsteken relatief te wijzigen (ten opzichte van de tekst), geeft u een percentage van de oorspronkelijke grootte op in het veld 'Grootte'. U kunt ook het aankruisvak '% van tekstgrootte' inschakelen en een percentage van de tekstgrootte opgeven.
Een vrij tekstvak toevoegen Op elke dia kunt u een vrij tekstvak plaatsen. Door een vrij tekstvak op een basisdia te zetten, wordt het tekstvak toegevoegd aan elke dia die op die basisdia wordt gebaseerd. Dit is bijvoorbeeld handig als u onder aan elke dia copyrightinformatie wilt opnemen. Een vrij tekstvak toevoegen 1 Klik op 'Tekstvak' in de knoppenbalk en begin te typen. Op de dia verschijnt een tekstvak dat zich automatisch aanpast aan de lengte van uw tekst.
Raadpleeg “Vormen aanmaken” op pagina 82 voor meer informatie over het toevoegen van vormen. 2 Klik dubbel op de vorm en typ de gewenste tekst. Als de tekst buiten de rand van de vorm valt, wordt een aanduiding voor bijsnijden weergegeven. De aanduiding voor bijsnijden geeft aan dat de tekst niet in de vorm past. 3 U kunt het formaat van de vorm aanpassen door de vorm te selecteren en de selectiegrepen te slepen.
Tekstuitlijning en letter- en regelafstand instellen Via het menu 'Opmaak' kunt u snel en eenvoudig de horizontale uitlijning aanpassen en bijvoorbeeld tekst centreren of links uitlijnen. Als u tekst in een tekstvak, opmerking of vorm hebt geselecteerd, kunt u de horizontale tekstuitlijning en de regelafstand het snelste instellen via de opmaakbalk. Gebruik voor verticale uitlijning en een nauwkeurigere afstelling van de horizontale uitlijning het infovenster 'Tekst'.
Als u tekst hebt geselecteerd, zijn de eerste vier uitlijningsknoppen beschikbaar in de opmaakbalk. Als u een tabelcel hebt geselecteerd, is de vijfde knop voor horizontale uitlijning ook beschikbaar in de opmaakbalk. Raadpleeg “Tekst uitlijnen met tabstops en alinea-inspringingen” op pagina 66 als u de eerste regel tekst van een alinea wilt laten inspringen of wilt weten hoe u het inspringen van alinea's ongedaan kunt maken.
De afstand tussen tekstregels aanpassen U kunt de ruimte tussen regels tekst vergroten of verkleinen met de regelaar voor de regelafstand in de opmaakbalk, die wordt weergegeven wanneer tekst of een tekstvak is geselecteerd. Gebruik de regelaars in het infovenster 'Tekst' om de regelafstand nog nauwkeuriger af te stemmen. De regelafstand snel aanpassen mm Selecteer de tekst die u wilt aanpassen en kies vervolgens een waarde uit het venstermenu voor de regelafstand.
'Minimaal': De afstand tussen twee opeenvolgende regels is nooit minder dan de ingestelde waarde, maar kan groter zijn voor grotere lettertypen om het overlappen van tekstregels te vermijden. Gebruik deze optie als de afstand tussen regels vast moet zijn, maar er geen overlapping mag plaatsvinden bij grote lettertypen. 'Precies': de afstand tussen de basislijnen.
Tekst uitlijnen met tabstops en alinea-inspringingen Wanneer u op de Tab-toets drukt (of op Option + Tab als u in een tabelcel werkt), wordt het invoegpunt (en alle tekst rechts daarvan) verplaatst naar de volgende tabstop. De tekst die u daarna typt, wordt eveneens op dat punt ingevoegd. Tabstops zijn standaard om elke vijf spaties ingesteld, maar u kunt uw eigen tabstops instellen met de tabstopsymbolen in de horizontale liniaal.
De horizontale liniaal instellen 1 Kies 'Weergave' > 'Toon linialen' om de horizontale liniaal weer te geven. Plaats het invoegpunt in een stuk tekst om de kleine blauwe tabstopsymbolen voor de huidige alinea te zien.
mm Als u de linkerinspringing wilt wijzigen, sleept u het symbool voor de linkerinspringing (omlaag wijzend blauw driehoekje aan de linkerkant van de liniaal) naar de positie waar u de linkerrand van de alinea wilt laten beginnen. Inspringing met opsommingstekens (of nummering) instellen mm Sleep het blauwe vierkantje langs de liniaal. Tekst in kolommen weergeven U kunt tekst in kolommen rangschikken binnen een tekstvak of in een rechthoekige vorm.
Uw dia's controleren op tekstfouten Keynote biedt verschillende hulpmiddelen waarmee u de spelling kunt controleren en fouten kunt corrigeren. Spelling controleren Keynote heeft een controlefunctie waarmee spelfouten kunnen worden gemarkeerd terwijl u typt. Indien gewenst kunt u ook in één keer het volledige document of geselecteerde tekst op spelfouten controleren. Onjuist gespelde woorden die tijdens de spellingcontrole worden aangetroffen, worden gemarkeerd met een rode stippellijn.
In het venster 'Spelling' wordt het eerste onjuist gespelde woord gemarkeerd. Voor elke taal wordt gebruikgemaakt van een andere woordenlijst. Om ervoor te zorgen dat u met de juiste taal werkt, selecteert u de tekst waarvan u de spelling wilt controleren. Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Tekstinfo' en klik vervolgens op 'Meer'. Kies een taal uit het venstermenu 'Taal'.
Als u de letters in '1e', '2e', '3e', enzovoort automatisch in superscript wilt weergeven, schakelt u het aankruisvak 'Numerieke achtervoegsels in superscript' in. Als u in Keynote wilt instellen dat e-mailadressen en URL's automatisch worden gedetecteerd, schakelt u het aankruisvak 'Detecteer e-mail- en webadressen automatisch' in. De e-mailadressen en webadressen die u typt, worden automatisch omgezet in koppelingen voor Mail of Safari.
mm U kunt ook de andere commando's in het submenu van 'Wijzig' > 'Zoek' kiezen. 'Zoek': hiermee worden de zoekresultaten weergegeven voor de termen die u in het zoekveld van het document hebt getypt. 'Zoek volgende' of 'Zoek vorige': hiermee zoekt u naar de volgende of vorige plaats waar de huidige zoektekst voorkomt. 'Gebruik selectie voor zoekactie': hiermee zoekt u vooruit naar de geselecteerde tekst.
Werken met afbeeldingen, vormen en andere objecten 5 Informatie over het toevoegen, bewerken en wijzigen van afbeeldingen en vormen in de diavoorstelling. Veel van deze technieken kunnen ook worden toegepast op andere objecten, zoals diagrammen, tabellen, tekstvakken en films. Een object is een onderdeel dat u in de dia plaatst en dat tijdens de presentatie zichtbaar is. Afbeeldingen, vormen, films, tekstvakken, tabellen en diagrammen zijn allemaal objecten.
Als u een afbeelding wilt importeren, voert u een van de volgende handelingen uit: mm Klik op de knop 'Media' in de knoppenbalk, klik op 'Foto's' in de mediakiezer, selecteer het album waarin zich de foto bevindt en sleep vervolgens een miniatuur naar de gewenste positie. Eerst klikt u op een van deze knoppen om toegang te krijgen tot uw geluidsbestanden, foto's of films. Vervolgens kiest u een bron. Ten slotte sleept u een onderdeel naar het document of naar een afbeeldingenvak in een van de infovensters.
Raadpleeg de relevante onderwerpen in “Objecten bewerken en ordenen en het uiterlijk van objecten wijzigen” op pagina 89 voor meer informatie over het bewerken en gebruiken van afbeeldingen in grotere presentaties, waaronder het plaatsen, het uitlijnen, het wijzigen van de grootte en het opnieuw plaatsen van dia's, het toevoegen van schaduwen, weerspiegelingen, randen, enzovoort.
Als u wilt controleren of het mediabestand op een dia een plaatsaanduiding is, plaatst u de aanwijzer erop en kijkt u of hulpinformatie wordt weergegeven met instructies om uw eigen mediabestand naar de plaatsaanduiding te slepen. Manieren om te werken met plaatsaanduidingen voor media: mm Om een plaatsaanduiding voor media te vervangen door uw eigen afbeelding, film of geluidsbestand, sleept u het onderdeel vanuit de mediakiezer, de Finder of een ander programma naar de plaatsaanduiding.
Er verschijnt een masker over de afbeelding en er wordt een aantal regelaars weergegeven. Sleep de selectiegrepen om de grootte van de uitsnede te wijzigen. Sleep de afbeelding om te bepalen welk gedeelte u wilt weergeven. Sleep de schuifknop om de grootte van de afbeelding te wijzigen. Klik hierop om het gebied buiten de uitsnede te tonen of te verbergen. 3 Om de grootte van de afbeelding te wijzigen, sleept u de schuifknop boven de knop 'Wijzig masker'.
9 Om het bijsnijden van de afbeelding ongedaan te maken, klikt u op 'Snij niet bij' in de knoppenbalk (of kiest u 'Opmaak' > 'Snij niet bij'). De afbeelding bijsnijden met een vooraf getekende vorm (bijvoorbeeld een cirkel of een ster) mm Selecteer de afbeelding en kies 'Opmaak' > 'Gebruik vorm als masker' > Vorm. U kunt het formaat van de afbeelding aanpassen en de afbeelding uitlijnen zoals u gewend bent met afbeeldingen waarop een masker is toegepast (zie hierboven).
Afbeeldingen die in afbeeldingsvullingen worden gebruikt of afbeeldingen met actieanimaties, kunnen niet kleiner worden gemaakt met deze methode. Ook bepaalde typen afbeeldingsbestanden kunnen niet kleiner worden gemaakt. De achtergrond of ongewenste elementen in een afbeelding verwijderen Met de functie 'Direct alfa' kunt u delen van een afbeelding transparant maken, zodat u de achtergrondkleur kunt verwijderen. U behaalt het beste resultaat met effen kleuren met een duidelijke grens.
4 Herhaal stap 3 zo vaak als u wilt. Als u hier meer sleept.... ...wordt een groter gedeelte van de afbeelding geselecteerd. U kunt op elk gewenst moment de afbeelding herstellen. Om terug te gaan naar de oorspronkelijke afbeelding, kiest u 'Opmaak' > 'Verwijder direct alfa'. Om de onderdelen te herstellen van de afbeelding die u hebt verwijderd met direct alfa, kiest u 'Wijzig' > 'Herstel direct alfa' totdat alle onderdelen zijn hersteld.
Een afbeelding aanpassen 1 Selecteer de afbeelding. 2 Kies 'Weergave' > 'Toon 'Afbeelding aanpassen'. Hiermee past u de helderheid aan. Hiermee past u het contrast tussen lichte en donkere tinten aan. Hiermee activeert u warme of koele tinten. Hiermee verscherpt of verzacht u de focus. Hiermee wijzigt u de intensiteit van de kleur. Hiermee wijzigt u de hoeveelheid rood- of groentinten. Hiermee past u schaduwen en markeringen aan. Hier ziet u de samenhang tussen schaduwen en markeringen.
'Belichting': Hiermee maakt u de totale afbeelding lichter of donkerder. Als u de belichting aanpast, wordt elk deel van de afbeelding lichter of donkerder. Als u de belichting van een afbeelding versterkt, kan dat ten koste van de kleuren gaan. Histogram en 'Niveaus': In het histogram worden alle kleurgegevens van de afbeelding weergegeven, van de donkerste schaduw aan de linkerkant tot het lichtste deel aan de rechterkant. De pieken geven de hoeveelheid kleurgegevens in een bepaald bereik aan.
mm Houd de Option-toets ingedrukt terwijl u op de knop 'Vorm' in de knoppenbalk klikt en selecteer vervolgens een vorm in het venstermenu. De aanwijzer verandert in een kruisvormige aanwijzer. Sleep de aanwijzer over het diawerkgebied om een vorm met de gewenste grootte aan te maken. Als u de verhoudingen van de vorm wilt handhaven (zodat een driehoek bijvoorbeeld gelijkzijdig blijft), houdt u de Shift-toets ingedrukt bij het slepen. Sleep de nieuwe vorm naar de gewenste positie in het werkgebied.
5 Als u een vorm die u hebt opengelaten wilt sluiten of er meer punten aan wilt toevoegen, klikt u eenmaal op de vorm om deze te selecteren en klikt u nogmaals op de vorm om de bijbehorende punten te tonen. Ga op een van de volgende manieren te werk: ÂÂ Klik dubbel op een van de twee punten aan weerszijden van de actieve verbindingslijn. De aanwijzer verandert in de punt van een pen. ÂÂ Klik op de gewenste positie om extra punten toe te voegen.
Raadpleeg het relevante gedeelte voor een vorm voor meer informatie over het wijzigen van een bepaalde kant-en-klare vorm. Bewerkingspunten voor een vorm toevoegen, verwijderen en verplaatsen U kunt de lijnen en de omtrek van een vorm wijzigen door bewerkingspunten toe te voegen, te verplaatsen of te verwijderen. Manieren om de bewerkingspunten van een vorm aan te passen: mm Om een punt toe te voegen, maakt u de vorm bewerkbaar, drukt op de Option-toets en plaatst u de aanwijzer op de rand van de vorm.
3 Wijzig de kromming door het rode punt of een van de selectiegrepen te slepen. Verplaats de selectiegrepen rechtsom of linksom. U kunt de grepen gezamenlijk of los van elkaar verplaatsen om uiteenlopende effecten te realiseren. U kunt een beetje experimenteren totdat u het gewenste effect hebt bereikt. Als u de selectiegrepen tegelijkertijd wilt verplaatsen, houdt u de Option-toets ingedrukt en sleept u vervolgens een van de grepen.
mm Om alle hoekpunten van een of meer vormen om te zetten in gebogen punten, maakt u de vormen bewerkbaar, selecteert u de gewenste vormen en kiest u vervolgens 'Opmaak' > 'Vorm' > 'Maak pad minder scherp'. mm Om alle gebogen punten van een of meer vormen om te zetten in hoekpunten, maakt u de vormen bewerkbaar, selecteert u de gewenste vormen en kiest u vervolgens 'Opmaak' > 'Vorm' > 'Maak pad scherper'.
ÂÂ Om de relatieve dikte van de pijlpunt en de pijlstaart te wijzigen, plaatst u de aanwijzer op het blauwe bewerkingspunt op de plek waar de pijlpunt en de pijlstaart elkaar raken. Wanneer de vorm van de aanwijzer verandert, sleept u het bewerkingspunt in de gewenste richting om de verhoudingen van de pijl te wijzigen. Een tekstballon of bijschrift bewerken Tekstballonnen en bijschriften bevatten speciale bewerkingsgrepen.
Manieren om een ster te bewerken: mm Als u een stervorm selecteert, verschijnt de schuifknop. Door deze schuifknop naar links of naar rechts te schuiven, wijzigt u het aantal punten in de ster. mm Om de hoek tussen de punten in de ster te wijzigen, sleept u het blauwe bewerkingspunt. Een veelhoek bewerken De veelhoek beschikt over een schuifknop voor het verhogen of verlagen van het aantal zijden in de veelhoek. Hier wordt het huidige aantal zijden van de veelhoek weergegeven.
Manieren om objecten te selecteren of om de selectie ervan op te heffen: mm Om één object te selecteren, klikt u op een willekeurige plaats in het object (om een object zonder vulling te selecteren, klikt u op de rand). mm Om tegelijkertijd meerdere objecten in een dia te selecteren, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u op de desbetreffende objecten klikt. mm Om alle objecten in een dia te selecteren, klikt u op de dia en drukt u op Command + A.
Objecten verplaatsen en in het diawerkgebied plaatsen Keynote bevat verschillende hulpmiddelen waarmee u de onderdelen in het diawerkgebied uiterst nauwkeurig kunt ordenen. Zo hebt u de beschikking over aanpasbare hulplijnen en rasterlijnen voor uitlijning waarmee u de objecten in dia's gelijkmatig kunt weergeven en consistent kunt houden in de verschillende dia's. U kunt meerdere objecten tegelijk bewerken door de objecten te groeperen. U kunt objecten vergrendelen, zodat ze niet kunnen worden verplaatst.
Als u regelmatig objecten in lagen plaatst, kunt u de knoppen 'Voor', 'Achter', 'Naar voren' en 'Naar achteren' aan de knoppenbalk toevoegen om efficiënter te werken. Raadpleeg “De knoppenbalk” op pagina 20 voor meer informatie over het aanpassen van de knoppenbalk. Objecten snel met elkaar uitlijnen Met menucommando's kunt u objecten in dezelfde dia snel met elkaar uitlijnen of op gelijke afstand van elkaar plaatsen.
Op dezelfde manier kunnen hulplijnen voor relatieve tussenruimte worden weergegeven wanneer er drie of meer objecten in het werkgebied zijn uitgelijnd. Als u een object in een lijn met objecten sleept zodat dit op gelijke afstand van het object in het midden ligt, geven de hulplijnen voor relatieve tussenruimte de afstand tussen elk paar van objecten aan (in de maateenheid van de liniaal).
Daarnaast kunt u objecten uitlijnen door gebruik te maken van de rasterlijnen in de basisdia of door de exacte objectpositie op te geven met behulp van de x- en y-coördinaten in de dia. Raadpleeg “Werken met rasterlijnen in basisdia's” op pagina 94 en “Objecten plaatsen door x- en y-coördinaten op te geven” op pagina 95. Als u uw eigen hulplijnen voor uitlijning aanmaakt op de plek waar u ze nodig hebt in dia's, zorgt u ervoor dat de objecten in de verschillende dia's zich op dezelfde positie bevinden.
Rasterlijnen in basisdia's inschakelen 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Linialen'. 2 Schakel het aankruisvak voor horizontale rasterlijnen in basisdia's, het aankruisvak voor verticale rasterlijnen in basisdia's of beide in. 3 Geef in het veld een waarde (percentage) op om in te stellen hoe dicht de rasterlijnen bij elkaar moeten liggen.
Objecten groeperen en de groepering van objecten opheffen U kunt objecten groeperen, zodat u ze als één geheel kunt verplaatsen, kopiëren en de grootte ervan kunt wijzigen. Gegroepeerde objecten kunnen tijdens objectanimaties als één eenheid worden behandeld. U kunt een afzonderlijk object binnen een groep bewerken zonder de groepering op te heffen. Gegroepeerde objecten kunnen weer met andere objecten worden gegroepeerd.
Er wordt een rechte lijn tussen de geselecteerde objecten weergegeven. Wanneer u de afzonderlijke objecten verplaatst, veranderen de lengte en de positie van de verbindingslijn, zodat de objecten met elkaar verbonden blijven. 2 Om een gebogen verbindingslijn te maken, sleept u het witte bewerkingspunt in het midden van de lijn. Als u de objecten naar verschillende posities in het diawerkgebied sleept, wordt de kromming van de lijn aangepast, zodat de objecten met elkaar verbonden blijven.
De grootte van objecten wijzigen U kunt de grootte van een object wijzigen door de selectiegrepen te slepen of de juiste afmetingen op te geven. Manieren om de grootte van objecten te wijzigen: mm Om de grootte van een object te wijzigen door te slepen, selecteert u het object en sleept u vervolgens een van de selectiegrepen. Om de grootte van het object in één richting te wijzigen, sleept u een greep aan de zijkant in plaats van een greep in een van de hoeken.
mm Om een object te roteren, selecteert u het object, houdt u de Command-toets ingedrukt en verplaatst u de aanwijzer in de richting van een actieve selectiegreep totdat deze verandert in een gebogen, tweepuntige pijl. Vervolgens sleept u de selectiegreep. Om een object in stappen van 45 graden te roteren, houdt u de Shift- en Commandtoets ingedrukt terwijl u een selectiegreep sleept.
Objecten in een kader plaatsen U kunt uw tekstvakken, afbeeldingen, films, vormen en plaatsaanduidingen voor media in een kader in de vorm van een fotolijst plaatsen. Om een kaderstijl te kiezen, klikt u op deze pijl en op de miniatuur. Een fotolijst toevoegen 1 Selecteer het mediabestand of de plaatsaanduiding voor media, klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Afbeeldingsinfo'.
Een schaduw aan een object toevoegen Schaduwen zorgen voor een diepte-effect in uw dia's. De schaduw van een object valt op de objecten erachter, als die er zijn. U kunt veel verschillende schaduweffecten creëren, of de schaduw van een object verwijderen. Als u dit aankruisvak inschakelt, wordt aan het geselecteerde object een schaduw toegevoegd. Via het kleurenvak kunt u de kleur van de schaduw wijzigen. Met behulp van de rotatieschijf kunt u de hoek van de schaduw wijzigen.
8 Om de kleur van de schaduw te wijzigen, klikt u op het kleurenvak in het gedeelte 'Schaduw' en selecteert u vervolgens een kleur. Dit object heeft een andere schaduwkleur. Voor dit object is gebruik gemaakt van de standaardschaduwinstellingen. De schaduw van dit object is ingesteld op een andere hoek. De schaduw van dit object heeft een hoge afstandswaarde. De schaduw van dit object heeft de laagste vervagingsfactor. De schaduw van dit object heeft een hoge vervagingsfactor.
Wanneer u bijvoorbeeld een object met een lage ondoorzichtigheidswaarde boven op een ander object plaatst, blijft het object eronder zichtbaar. Afhankelijk van hoe hoog of hoe laag u de mate van ondoorzichtigheid instelt, kan het object eronder volledig zichtbaar, gedeeltelijk bedekt of volledig onzichtbaar zijn (bij 100% ondoorzichtigheid). De mate van ondoorzichtigheid van een object wijzigen 1 Selecteer het object.
Een kleur of afbeelding als vulling voor een object gebruiken U kunt vormen, tabellen, tabelcellen, diagramonderdelen en dia-achtergronden vullen met een effen kleur, een verlooptint (kleuren die in elkaar overlopen) of een afbeelding. Een effen kleur als vulling voor een object gebruiken Gebruik het infovenster 'Afbeelding' om een object met een effen kleur te vullen. De vulkleur van een object wijzigen 1 Selecteer het object.
4 Om het object horizontaal of verticaal te spiegelen, klikt u op de pijlknoppen voor de hoek. 5 Om de verlooptint om te draaien, klikt u op de dubbele pijl naast de kleurenvakken. Een object vullen met een verlooptint met meerdere kleuren 1 Kies 'Geavanceerde verlooptint' uit het venstermenu 'Vulling' in het infovenster 'Afbeelding'.
3 Vervolgens kunt u de radiale verlooptint op een van de volgende manieren aanpassen: ÂÂ Om het centrum van de verlooptint in het object te wijzigen, sleept u de kleine, blauwe, ronde verlooppuntregelaar (in het midden van de verlooptint in uw object) naar het punt dat u als het nieuwe centrum van de verlooptint wilt instellen.
'Uitgerekt': Het formaat van de afbeelding wordt aangepast aan het formaat van het object. De afbeelding wordt echter vervormd als het object een andere vorm heeft dan de originele afbeelding. 'Originele grootte': De afbeelding wordt in het object geplaatst zonder dat de originele afmetingen worden gewijzigd. Als de afbeelding groter is dan het object, wordt slechts een gedeelte van de afbeelding in het object weergegeven.
Stijlen naar andere objecten kopiëren 1 Selecteer de tekst, de vorm of de tabelcel waarvoor u de effecten opnieuw wilt gebruiken. 2 Kies 'Opmaak' > 'Kopieer stijl'. 3 Selecteer de tabel of de tabelcellen die u wilt opmaken. 4 Kies 'Opmaak' > 'Plak stijl'. Werken met MathType Als MathType 6 is geïnstalleerd, kunt u dit programma binnen Keynote openen om wiskundige uitdrukkingen en vergelijkingen te typen.
Geluid en films toevoegen 6 Informatie over werken met geluids- en filmbestanden die u in uw diavoorstelling kunt afspelen en hoe u een automatisch afgespeelde diavoorstelling met gesproken commentaar kunt maken. U kunt uw diavoorstelling verlevendigen door een soundtrack toe te voegen of door op een dia muziek, een geluidseffect of een film af te spelen.
Wanneer u mediabestanden aan uw diavoorstelling toevoegt, moet u controleren of deze bestanden beschikbaar zijn als u uw document naar een andere computer overbrengt. Als u uw document bewaart, moet het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar document' in het bewaarvenster zijn ingeschakeld. (Als dit aankruisvak niet zichtbaar is, klikt u op de knop naast het veld 'Bewaar' om het volledige bewaarvenster weer te geven. Vervolgens klikt u op het driehoekje voor 'Geavanceerde opties'.
Het geluidsbestand wordt in het diawerkgebied vertegenwoordigd door een luidsprekersymbool, maar dit symbool verschijnt niet wanneer u de diavoorstelling afspeelt. Om te regelen wanneer de muziek start en stopt, selecteert u het geluidsbestandssymbool, stelt u vervolgens de afspeelopties in en gebruikt u de effecten 'Start audio' en 'Stop audio' in het infovenster 'Animatie'.
Om een audiobestand van de Finder toe te voegen, sleept u het van uw bureaublad naar het vak in het paneel 'Audio' van het infovenster 'Document'. 4 Om het nummer of de afspeellijst doorlopend af te laten spelen tijdens de presentatie, kiest u 'Herhaal' uit het venstermenu naast het vak in het paneel 'Audio'. 5 Om een voorbeeld van het nummer te horen terwijl u aan uw diavoorstelling werkt, klikt u op de knop 'Speel af' onder het vak in het paneel 'Audio'.
In het paneel 'Document' van het infovenster 'Document' wordt de optie 'Opgenomen' weergegeven in het venstermenu 'Presentatie'. De diavoorstelling die u hebt opgenomen, wordt uitsluitend vanaf de eerste opgenomen dia afgespeeld (de dia die u hiervoor in stap 1 hebt geselecteerd). Als u op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk klikt en de presentatie niet wordt afgespeeld zoals verwacht, controleert u of 'Opgenomen' is gekozen uit het venstermenu 'Presentatie' in het infovenster 'Document'.
Om gesproken commentaar te verwijderen, voert u een van de twee volgende handelingen uit: mm Open het infovenster 'Document', klik op 'Audio' en klik vervolgens op 'Wis'. mm Kies 'Archief' > 'Wis opname'. Een film op een dia plaatsen Films kunnen in plaatsaanduidingen voor media worden geplaatst of op elke gewenste plek op het diawerkgebied. Ze kunnen ook naar en van een dia worden verplaatst, of worden gestart en gestopt wanneer de presentator klikt, door gebruik te maken van objectanimaties.
Opties voor het afspelen van media aanpassen Als u niet een compleet audio- of filmbestand in uw diavoorstelling wilt gebruiken, maar alleen bepaalde delen wilt afspelen, kunt u dat instellen in het infovenster 'QuickTime'. U kunt ook de filmposter (het filmbeeld dat wordt weergegeven totdat het afspelen van de film wordt gestart) instellen en andere afspeelopties opgeven. Hiermee selecteert u de beelden waarmee u de film wilt laten starten en stoppen.
7 Om het afspeelvolume te verhogen of te verlagen, sleept u de schuifknop 'Volume' naar rechts of links. Wanneer uw film tijdens uw diavoorstelling wordt afgespeeld, verschijnen er afspeelregelaars als u de aanwijzer op de film houdt. Raadpleeg “Films afspelen” op pagina 227 voor meer informatie over het regelen van het afspelen van uw audio of film tijdens uw presentatie.
Beweging aan diavoorstellingen toevoegen 7 Met behulp van diaovergangen en objectanimaties kunt u uw diavoorstelling visueel aantrekkelijker maken en bepaalde onderwerpen benadrukken. Keynote bevat verschillende aantrekkelijke, nieuwe overgangs- en animatieeffecten waarmee u dynamische presentaties kunt creëren. Nadat u uw dia's hebt aangemaakt en geordend, kunt u animatie-effecten toevoegen die tussen dia's worden afgespeeld en waarmee objecten in dia's worden verplaatst.
Overgangen tussen dia's toevoegen U kunt aangeven hoe snel een diaovergang wordt afgespeeld. U kunt de overvangen tussen dia's instellen in het paneel 'Overgang' van het infovenster 'Dia'. Hiermee opent u het infovenster 'Dia'. Als u hier klikt, kunt u bekijken hoe de overgang eruitziet. Hier kiest u de gewenste overgang. Hier kiest u de gewenste richting van de overgang. Hier stelt u in op welke manier de overgang moet worden gestart. Hier geeft u de duur van de overgang op.
'Teksteffecten': Hiermee worden de afzonderlijke letters op de dia verplaatst wanneer de tekst op de ene dia overgaat in de tekst op de volgende dia. Teksteffecten zijn het meest geschikt voor overgangen tussen twee dia's die duidelijke tekst bevatten. Een voorbeeld van een teksteffect is de overgang 'Anagram'. 'Objecteffecten': Hiermee worden alle afbeeldingen in een dia in één keer verplaatst op het moment dat de afbeeldingen in de dia verschijnen of eruit verdwijnen.
Als de Kubus- of Spiegel-overgangen niet op de dia passen tijdens het afspelen van een diavoorstelling: het kan voorkomen dat gedeelten van de Kubus- of Spiegelovergangen niet zichtbaar zijn als het aankruisvak 'Pas dia's aan beeldschermformaat aan' is ingeschakeld in het paneel 'Diavoorstelling' in de voorkeuren van Keynote.
3 Verwijder de bestaande tekst op de kopie van de dia en typ de gewenste tekst op de dia zelf. Zorg dat de nieuwe tekst kort is en dat deze ten minste enkele van de letters bevat van de eerste dia. 4 Selecteer de eerste dia en pas de gewenste teksteffectovergang toe. Tips voor het aanmaken van een overgang met objecteffecten Voorbeelden van overgangen met objecteffecten zijn 'Object duwen', 'Object zoomen', 'Perspectief' en 'Ronddraaien'.
Objecten in een dia laten verschijnen en verdwijnen met behulp van animaties Als u elementen in een dia wilt laten verschijnen of verdwijnen, begint u met een voltooide dia (waarin alle elementen zichtbaar zijn), en stelt u vervolgens een effect in voor elk element dat u wilt laten verschijnen of verdwijnen. Een object automatisch in een dia laten verschijnen of verdwijnen 1 Selecteer in de dia het object dat wilt laten verschijnen of verdwijnen.
De opties in het venstermenu 'Uitvoering' kunnen variëren, afhankelijk van het object dat is geselecteerd. Zo bevat dit venstermenu voor tabellen opties om de tabel per rij of per kolom te laten verschijnen, terwijl het voor tekst opties bevat om de tekst bijvoorbeeld per alinea te laten verschijnen. Raadpleeg “Bewegingseffecten toevoegen aan opsommingstekens met tekst, tabellen en diagrammen” op pagina 132 voor meer informatie.
Bewegende effecten toevoegen aan objecten in dia's (actie-animaties) Actie-animaties zijn dia-animaties waarmee u de weergave van een object kunt verplaatsen of wijzigen zonder dat het object in een dia hoeft te verschijnen of verdwijnen.
3 Selecteer een object in de dia (een afbeelding, vorm, tekstvak, diagram, film- of ander mediabestand of tabel). 4 Kies 'Verplaatsen' uit het venstermenu 'Effect'. In het diawerkgebied verschijnt een rode lijn die is verbonden met een 'schijnbeeld' (transparante versie) van het object. Deze lijn geeft de bestemming van het object aan.
Sleep een transparante versie van het object naar de positie waar u het verplaatsen wilt onderbreken. Het verplaatsen van het object begint hier. U kunt objecten zelfs van de dia laten verdwijnen. Nadat een object en alle bijbehorende paden zijn gedeselecteerd, zijn de paden niet meer zichtbaar in het diawerkgebied. Als u de paden opnieuw wilt weergeven, klikt u in het object op de knop voor het tonen van het pad (een kleine, rode ruit met een zwarte stip erin).
ÂÂ Om het object te vervagen (of om een vervaagd object te scherper te maken), kiest u 'Ondoorzichtigheid' uit het venstermenu 'Effect' en gebruikt u de bijbehorende schuifknop of het bijbehorende veld om de uiteindelijke doorzichtigheid van het object in te stellen. Kies een versnellingsstijl uit het venstermenu en stel een duur in het veld in (een kortere duur houdt in dat de doorzichtigheid van het object sneller verandert).
ÂÂ Om het object te roteren, houdt u de Command-toets ingedrukt terwijl u de aanwijzer op een hoek van het begrenzingsvak van het object plaatst. Wanner de aanwijzer in een gebogen pijl verandert, sleept u de hoek van het begrenzingsvak om het object te roteren (op dezelfde manier als voor een normaal object). De nieuwe positie van het schijnbeeld van het object moet de uiteindelijke richting van het object vertegenwoordigen.
3 In de editor voor de slimme animatie kunt u de slimme animatie op de volgende manieren aanpassen: Om twee afbeeldingen van positie te laten wisselen, sleept u de ene afbeelding over de andere in de editor voor de slimme animatie. Om een afbeelding uit de animatie te verwijderen, sleept u deze uit de editor voor de slimme animatie of selecteert u de afbeelding en drukt u op Delete. Om alle foto's even groot te maken, schakelt u 'Maak afbeeldingen even groot' in.
4 Om aan te geven met welke afbeelding de animatiecyclus moet beginnen en met welke afbeelding de cyclus moet eindigen, selecteert u de overeenkomstige nummers in het venstermenu 'Van' en 'tot'. Afhankelijk van de eerste en de laatste afbeelding die u selecteert, kunt u elke opeenvolgende subset van de afbeeldingen doorlopen of kunt u alle afbeeldingen doorlopen. 5 De overige kenmerken van de slimme animatie kunt u aanpassen met behulp van de regelaars.
U kunt een actie-animatie toepassen op een basisdia. Dit effect wordt vervolgens op elke dia toegepast die wordt gemaakt met behulp van de basisdia. Raadpleeg “Standaardovergangen instellen” op pagina 255 voor instructies. De volgorde van objectanimaties wijzigen U kunt de volgorde van animaties in een dia aanpassen. U kunt bijvoorbeeld een object laten verschijnen en weer laten verdwijnen voordat een ander object verschijnt.
'Automatisch bij animatie [nummer]': Er worden tegelijkertijd twee animaties uitgevoerd nadat de tijd is verstreken die u hebt opgegeven in het veld 'Vertraging'. Om twee animaties tegelijkertijd te laten uitvoeren, moeten de twee animaties onder elkaar staan in de lijst 'Animatievolgorde'. Hier sleept u de onderdelen in de gewenste volgorde. Hier geeft u op hoe de geselecteerde animatie moet worden gestart.
3 Kies een optie uit het venstermenu 'Uitvoering' in het paneel 'Animatie in' (om tekst te laten verschijnen) of 'Animatie uit' (om tekst te laten verdwijnen) van het infovenster 'Animatie'. Mogelijk worden niet alle onderstaande opties weergegeven, afhankelijk van het feit of u platte tekst of tekst met opsommingstekens in het diawerkgebied hebt geselecteerd: 'Allemaal tegelijk': hiermee wordt alle tekst in het tekstvak tegelijkertijd verplaatst. 'Per opsommingstek.
Een diagramanimatie aanmaken U kunt diagrammen bijvoorbeeld per staaf of cirkelsegment laten verschijnen of verdwijnen. Een diagramanimatie instellen 1 Selecteer in het diawerkgebied een diagram waarvoor u een animatie hebt gedefinieerd. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Animatie-info'.
Objectanimaties combineren 1 Selecteer een tekstvak, tabel of diagram in het diawerkgebied. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Animatie'. 3 Stel een objectanimatie in door een andere optie te kiezen dan 'Allemaal tegelijk' uit het venstermenu 'Uitvoering' onder 'Animatie in' (om diagramelementen te laten verschijnen) of 'Animatie uit' (om diagramelementen te laten verdwijnen) in het infovenster 'Animatie'.
Objectanimaties kopiëren of verwijderen Nadat u een objectanimatie hebt ingesteld, kunt u deze eenvoudig kopiëren en in een ander object plakken zodat de twee objecten op dezelfde manier werken. U kunt objectanimaties ook verwijderen in het infovenster 'Animatie' Een objectanimatie tussen objecten kopiëren 1 Selecteer het object waarvoor u de gewenste animatie hebt ingesteld. 2 Kies 'Opmaak' > 'Kopieer animatie'. 3 Selecteer het tweede object en kies 'Opmaak' > 'Plak animatie'.
Koppelingen in een presentatie gebruiken 8 Met koppelingen kunt u binnen uw diavoorstelling navigeren of vanuit uw diavoorstelling naar het web gaan. Over koppelingen Koppelingen zijn navigatie-elementen die u kunt aanmaken om door een diapresentatie te navigeren of naar een webpagina te gaan. Koppelingen kunnen ook bepaalde acties oproepen, zoals het openen van een vooraf geadresseerd e-mailbericht of een andere Keynote-presentatie.
Deze kant-en-klare, naar voren en achteren wijzende pijlen zijn een voorbeeld van een navigatie-element dat in een diavoorstelling kan worden gebruikt. Het kleine plaatje met gebogen pijl onder in de hoek van elke pijl geeft aan dat het onderdeel is omgezet in een koppeling. Het blauwe pijltje (alleen zichtbaar tijdens het bewerken van een dia) geeft aan dat het onderdeel een koppeling is waarop u kunt klikken.
5 Als u de tekst wilt wijzigen die als koppeling in het document wordt weergegeven, typt u nieuwe tekst in het veld 'Tekst'. Hiermee opent u het infovenster 'Koppeling'. Hier typt u de URL waarnaar u een koppeling wilt maken. Hier geeft u de tekst op die als koppeling in de dia wordt weergegeven.
6 Om uw eigen tekst voor de koppeling weer te geven, typt u nieuwe tekst in het veld 'Tekst'. (Deze optie is niet beschikbaar als u een object in plaats van tekst kiest als koppeling.) Hier typt u het e-mailadres van de ontvanger. Hier typt u het onderwerp van het bericht. Hier geeft u de tekst op die als koppeling in de dia wordt weergegeven.
Nog een Keynote-diavoorstelling openen tijdens uw presentatie U kunt een koppeling toevoegen waarmee een ander Keynote-bestand wordt geopend. Een koppeling toevoegen waarmee een ander Keynote-document wordt geopend 1 Selecteer de tekst of het object waarvan u een koppeling wilt maken. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Koppelingsinfo' en schakel het aankruisvak 'Activeer als koppeling' in. 3 Kies 'Keynote-bestand' uit het venstermenu 'Koppel met'.
Raadpleeg “Een knop 'Stop diavoorstelling' in uw diavoorstelling aanmaken” voor meer informatie over het aanmaken van een koppeling waarmee u de diavoorstelling kunt stoppen. Als u wilt voorkomen dat niet-geautoriseerde kijkers de diavoorstelling stoppen, kunt u voor het stopzetten van de voorstelling om een wachtwoord vragen. Raadpleeg “Een presentatie stoppen” op pagina 227 voor meer informatie. Tekst voor een koppeling onderstrepen Standaard wordt de tekst van een koppeling onderstreept.
Diagrammen aanmaken op basis van numerieke gegevens 9 U kunt 2D- en 3D-diagrammen aanmaken op basis van uw eigen gegevens, waaronder cirkeldiagrammen, staafdiagrammen, kolomdiagrammen, vlakdiagrammen, lijndiagrammen en spreidingsdiagrammen. U kunt deze diagrammen vervolgens aanpassen met verschillende stijlen, kleuren en texturen. U kunt maatstreepjes, eenheden en andere labels weergeven. Bovendien kunt u twee diagrammen in één afbeelding combineren.
Diagramtype Symbool Kolom 2D en 3D Gestapelde kolom 2D en 3D Staaf 2D en 3D Gestapelde staaf 2D en 3D Lijn 2D en 3D Vlak 2D en 3D Gestapeld vlak 2D en 3D Cirkel 2D en 3D Spreiding 2D Gemengd 2D 2-as 2D Voorbeeld U wilt een diagram aanmaken waarin de veranderingen in de vogelpopulatie in twee berggebieden tussen 2007 en 2010 worden getoond. Deze gegevens zijn opgenomen in een tabel met rijen voor Regio 1 en Regio 2.
Als u deze gegevens weergeeft in een kolomdiagram, ziet dat er als volgt uit: In de diagramlegenda worden de vier gegevensreeksen vermeld. Deze twee staven (van dezelfde kleur) geven één gegevensreeks weer. Elke staaf geeft één gegevenspunt weer. Elke gegevensset wordt aangeduid met vier staven, voor elke gegevensreeks één.
Als u de gegevens op een andere manier wilt benaderen, kunt u ze transponeren en de gegevenspunten niet per jaar, maar per gebied groeperen. In dit voorbeeld worden de gegevenspunten voor elk jaar weergegeven als een reeks kolommen (gegevensreeksen). Elke reeks bestaat uit slechts twee gegevenspunten. De groepen kolommen voor elk gebied zijn de categorieën. Dit kolomdiagram bevat twee sets van vier kolommen (gegevenspunten), één categorie voor Regio 1 en één categorie (of gegevensset) voor Regio 2.
Een nieuw diagram aanmaken op basis van uw gegevens 1 Plaats op een van de volgende manieren een diagram in het diawerkgebied: ÂÂ Klik op de knop 'Diagram' in de knoppenbalk en kies een type diagram uit het venstermenu. ÂÂ Om een diagram in het diawerkgebied te tekenen, houdt u de Option-toets ingedrukt terwijl u op de knop 'Diagram' in de knoppenbalk klikt. Vervolgens kiest u een diagram. Laat de Option-toets los en plaats de aanwijzer in het diawerkgebied. De aanwijzer wordt kruisvormig.
ÂÂ Om rijen of kolommen te verwijderen, selecteert u de rij- of kolomlabel en drukt u op Delete. ÂÂ Om gegevens uit Excel, AppleWorks of andere spreadsheetprogramma's te kopiëren, kopieert u de gewenste gegevens en plakt u deze in de diagramgegevenseditor. 3 Om aan te geven of de gegevensreeks van het diagram wordt aangeduid met rijen of kolommen, klikt u op de knop 'Rijen of kolommen' in de diagramgegevenseditor.
Het is mogelijk dat de opmaak die u hebt toegepast op het diagram dat u wijzigt, niet op het nieuwe diagram wordt toegepast. De standaardwaarde van de vulkleur van gegevenspuntelementen (staven, cirkelsegmenten, enzovoort) verschilt bijvoorbeeld per type diagram. Als u de vulkleur van kolommen hebt gewijzigd en het diagram vervolgens in een staafdiagram omzet, blijf de vulkleur niet gehandhaafd.
Een diagram bijwerken dat is gekopieerd uit een Numbers-document Als u in Numbers een diagram hebt aangemaakt, kunt u dit kopiëren en in uw Keynote-presentatie plakken. Als het diagram in Keynote is geplakt, blijft het diagram gekoppeld aan de gegevenstabellen waarnaar het diagram in Numbers verwijst. Als u de diagramgegevens wilt wijzigen, opent u het oorspronkelijke Numbers-document en wijzigt u de gegevens in Numbers.
Als u labels of bijschriften aan een diagram wilt toevoegen, kunt u een vrij tekstvak toevoegen. Raadpleeg “Een vrij tekstvak toevoegen” op pagina 60 voor meer informatie. De plaats van de diagramtitel en legenda bepalen en deze onderdelen opmaken Met de diagramtitel kunt u het onderwerp van het diagram aanduiden. De legenda geeft aan met welke kleur elke gegevensreeks in het diagram wordt aangeduid.
Manieren om het formaat van een diagram te wijzigen of een diagram te roteren: mm Om het formaat van een diagram te wijzigen, selecteert u het volledige diagram en voert u een van de volgende handelingen uit: ÂÂ Sleep een actieve selectiegreep. Actieve selectiegrepen hebben een zwarte omtrek. ÂÂ Om de verhoudingen van het diagram te handhaven, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u sleept.
In het paneel 'As' van het infovenster 'Diagram' kunt u aangeven of u een as of diagramranden wilt tonen of verbergen, de schaal (lineair of logaritmisch) instellen, het bereik van de waarde-as instellen en de rasterlijnen en maatstreepjes op de assen aanpassen. Hiermee kunt u de kenmerken van labels, maatstreepjes en andere elementen instellen. Hiermee kunt u de waardereeks instellen die op de diagramassen wordt weergegeven.
mm Om eenheden voor getallen op de waarde-as weer te geven, selecteert u een optie uit het venstermenu 'Opmaak' onder 'Waarde-as'. 'Getal': Hiermee wordt de gegevenspuntwaarde zonder eenheden weergegeven. Geef in het veld 'Decimalen' het gewenste aantal decimalen op. Kies '-100' of '(100)' uit het venstermenu om aan te geven of negatieve waarden moeten worden aangeduid met een minteken of tussen haakjes moeten worden geplaatst.
Titels voor een categorie (gegevensset) tonen 1 Selecteer 'Toon categorieën' uit het venstermenu 'Kies asopties' voor de categorie-as en ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: 2 Om categorietitels te tonen of te verbergen, voert u een of meer van de volgende handelingen uit: ÂÂ Geef het interval op voor de categorielabels door een waarde te typen of door de stappenregelaar in het veld 'Label elke...' te gebruiken.
De elementen van een gegevensreeks van een diagram opmaken Als u reekselementen wilt wijzigen, selecteert u in de reeks eerst het element dat u wilt wijzigen. De meeste wijzigingen kunt u aanbrengen met behulp van de regelaars in het paneel 'Reeks' van het infovenster 'Diagram'. Geselecteerde reekselementen vullen met speciaal ontworpen kleuren of texturen 1 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Diagraminfo' en klik vervolgens op 'Diagramkleuren'.
Gegevenspuntlabels voor de geselecteerde reeks weergeven en de opmaak ervan wijzigen mm Klik op 'Reeks' in het infovenster 'Diagram' en klik vervolgens op 'Toon waarden'. Ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: ÂÂ Als u de labels wilt plaatsen, selecteert u een labellocatie uit het venstermenu 'Gegevenspunten' (bijvoorbeeld 'Midden' of 'Rechtsonder').
Foutstaven in diagrammen tonen U kunt foutstaven tonen voor de gegevenspunten in alle typen diagrammen, met uitzondering van cirkeldiagrammen. In het infovenster 'Afbeelding' kunt u verschillende lijneinden en kleuren selecteren. Foutstaven tonen voor de gegevenspunten in een geselecteerde reeks 1 Klik op 'Reeks' in het infovenster 'Diagram' en klik vervolgens op 'Geavanceerd' onder in het infovenster. Klik vervolgens op 'Foutstaven'.
3 Klik onder in het paneel 'Reeks' op 'Geavanceerd'. Klik vervolgens op 'Trendlijnen'. 4 Selecteer een type vergelijking voor het berekenen van de trendlijn: 'Lineair' 'Logaritmisch' 'Polynoom': geef in het veld 'Graad' de graad voor de polynome trendlijn op. 'Macht' 'Exponentieel' 'Bewegend gemiddelde': geef in het bijbehorende veld de periode op die u wilt gebruiken. 5 Om de vergelijking te tonen waarop een trendlijn is gebaseerd, selecteert u de lijn en kiest u 'Toon vergelijking'.
De weergave van cirkeldiagrammen aanpassen Een cirkeldiagram vertegenwoordigt één gegevensset en elk cirkelsegment vertegenwoordigt één gegevenspuntwaarde in de desbetreffende set (het eerste gegevenspunt van elke gegevensreeks). Als de gegevensreeksen in rijen zijn ingedeeld, wordt alleen de eerste kolom in het diagram weergegeven. Als de gegevensreeksen in kolommen zijn ingedeeld, wordt alleen de eerste rij in het diagram weergegeven.
ÂÂ Wanneer u bij het aanpassen van de mate van ondoorzichtigheid en de vulling de schuifknop 'Ondoorzichtigheid' onder in het infovenster 'Afbeelding' sleept, verandert de mate van ondoorzichtigheid van het volledige diagram. Als u alleen de geselecteerde reeks wilt wijzigen, selecteert u de reeks en wijzigt u vervolgens de mate van ondoorzichtigheid van de vulling met een effen kleur, verlooptint of afbeelding.
'Valuta': Hiermee worden de gegevenspuntwaarden als valutawaarden weergegeven. Kies een valutasymbool uit het venstermenu 'Symbool'. Geef in het veld 'Decimalen' het gewenste aantal decimalen op. Kies '-100' of '(100)' uit het venstermenu om aan te geven of negatieve waarden moeten worden aangeduid met een minteken of tussen haakjes moeten worden geplaatst. Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken' in als links van de decimale komma de volgorde van grootte moet worden gescheiden.
Afzonderlijke cirkelsegmenten van een diagram scheiden U kunt cirkelsegmenten meer in het oog laten springen door de segmenten van het diagram te scheiden. U kunt een cirkelsegment onderscheiden van de rest door de schuifknop 'Explosie' te verplaatsen. Manieren om afzonderlijke cirkelsegmenten van het diagram te scheiden: mm Om één segment uit het midden van een 2D- of 3D-cirkeldiagram te plaatsen, selecteert u het segment.
2 Definieer de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg “Een schaduw aan een object toevoegen” op pagina 101 voor instructies. Een 2D-cirkeldiagram roteren U kunt een 2D-cirkeldiagram op verschillende manieren roteren. Manieren om een cirkeldiagram te roteren: mm Selecteer het diagram, klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op 'Diagraminfo' en gebruik vervolgens de knop 'Rotatiehoek' of het bijbehorende veld.
ÂÂ Een schaduw toevoegen Om een schaduw aan afzonderlijke staven toe te voegen, kiest u de optie 'Afzonderlijk' uit het venstermenu 'Schaduw'. Om een schaduw aan elke groep staven toe te voegen, kiest u de optie 'Groep' uit het venstermenu 'Schaduw'. Definieer de gewenste schaduwinstellingen in het infovenster 'Afbeelding'. Raadpleeg “Een schaduw aan een object toevoegen” op pagina 101 voor instructies.
Gegevenspuntsymbolen in vlakdiagrammen tonen In vlakdiagrammen kunnen de gegevenspunten worden aangeduid met symbolen (cirkels, driehoeken, vierkanten en ruiten). Gegevenspuntsymbolen tonen 1 Selecteer een gegevensreeks (vlak), klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Diagraminfo' en klik vervolgens op 'Reeks'. 2 Kies een symbool uit het venstermenu 'Gegevenspuntsymbool'.
mm Om de stijl en dikte van een willekeurige lijn in het diagram te wijzigen, selecteert u de gewenste lijn en kiest u vervolgens een lijnstijl uit het venstermenu 'Lijn'. Typ een waarde of gebruik de stappenregelaar in het bijbehorende veld om de lijndikte aan te passen. Raadpleeg “Trendlijnen in diagrammen tonen” op pagina 158 voor meer informatie over het weergeven van een trendlijn voor de geselecteerde reeks. In spreidingsdiagrammen kunt u foutstaven voor de meetwaarden op de x- en y-as tonen.
Een diagramtype in de afbeelding wijzigen 1 Selecteer de gegevensreeks waarvoor u het diagramtype wilt wijzigen. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Diagraminfo' en klik vervolgens op 'Diagram'. 3 Selecteer een diagramtype uit het venstermenu met diagramtypen. U kunt de diagramassen verder opmaken of de weergave van de gegevensreekselementen aanpassen zoals u dat gewend bent voor andere diagramtypen.
Werken met tabellen 10 U kunt tabellen toevoegen en opmaken met zo veel rijen en kolommen als u nodig hebt. U kunt cellen samenvoegen en splitsen om interessante lay-outs voor tekst en afbeeldingen te maken. Door middel van tabellen kunt u gegevens zodanig presenteren dat ze snel te bekijken en te vergelijken zijn. Tabellen kunnen ook als kader worden gebruikt om in creatieve lay-outs tekst en afbeeldingen te presenteren.
2 Pas het aantal rijen en kolommen aan door het gewenste aantal op te geven in de velden 'Rijen' en 'Kolommen' in de opmaakbalk. 3 Als u een of meer koptekstkolommen wilt toevoegen, klikt u op de koptekstkolomknop in de opmaakbalk en selecteert u het gewenste aantal uit het venstermenu (maximaal vijf ). Als u nu alleen maar op de koptekstkolomknop klikt, wordt één koptekstkolom toegevoegd of verwijderd, tenzij u al meerdere kopteksten hebt toegevoegd of al inhoud in de cel hebt ingevoerd.
Opmerking: verborgen rijen of kolommen in het Numbers-werkblad en eventuele opmerkingen die aan Numbers-tabelcellen zijn toegevoegd, worden niet gekopieerd naar Keynote. Raadpleeg “Inhoud typen in tabelcellen” op pagina 174 voor meer informatie over het invoeren van inhoud in tabelcellen.
Kolommen aan een tabel toevoegen U kunt kolommen in een tabel of aan het einde van een tabel invoegen. In tabellen met een koptekstkolom worden kolommen die u aan de linkerkant van de tabel toevoegt, na de koptekstkolom ingevoegd. Manieren om kolommen toe te voegen: mm Selecteer de tabel en geef vervolgens het aantal gewenste kolommen op in het veld voor het aantal kolommen in de opmaakbalk. Nieuwe kolommen worden toegevoegd aan het einde van de bestaande tabel.
Als u de verhoudingen van de tabel wilt handhaven, houdt u de Shift-toets ingedrukt terwijl u sleept. Om het formaat van de tabel vanuit het midden te wijzigen, houdt u de Option-toets ingedrukt terwijl u sleept. Om het formaat van een tabel in een bepaalde richting te wijzigen, sleept u een selectiegreep aan een van de zijkanten (dus geen hoekgreep).
Afmetingen opgeven voor de rijhoogte of kolombreedte 1 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik op de knop 'Tabel'. 2 Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Tabel'. 3 Geef de gewenste waarden op in de velden 'Kolombreedte' en 'Rijhoogte'. Grootte van cellen automatisch aanpassen aan de celinhoud mm Selecteer 'Pas grootte automatisch aan inhoud aan' in het infovenster 'Tabel'. Hiermee wordt de grootte van alle tabelcellen aangepast aan de inhoud van die cellen.
mm Om het letterbeeld te wijzigen, selecteert u een of meer cellen en klikt u op een tekstopmaakknop in de opmaakbalk. Hiermee stelt u het letterbeeld in. Hiermee stelt u de tekstkleur in. Hiermee stelt u het lettertype in. Hiermee stelt u de lettergrootte in. mm Om ervoor te zorgen dat wat u in Keynote typt, wordt geïnterpreteerd als nummer, tekst of een ander type waarde, past u een celnotatie op de cellen toe.
mm Om niet-aangrenzende cellen te selecteren, houdt u de Command-toets ingedrukt terwijl u de gewenste cellen selecteert. Als u een cel in de groep wilt deselecteren, klikt u opnieuw terwijl u de Command-toets ingedrukt houdt. mm Om één rij of kolom te selecteren, selecteert u één cel en kiest u 'Selecteer rij' of 'Selecteer kolom' uit het venstermenu 'Wijzig rijen en kolommen' in het infovenster 'Tabel'.
mm Om de inhoud en achtergrond van een cel naar een of meer cellen in dezelfde rij of kolom te kopiëren, selecteert u twee of meer aangrenzende cellen en kiest u een van de volgende opties: 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Vulling' > 'Vul rechts': hiermee kent u de waarde uit de meest linkse geselecteerde cel toe aan de overige geselecteerde cellen. 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Vul links': hiermee kent u de waarde uit de meest rechtse geselecteerde cel toe aan de overige geselecteerde cellen.
Als het aankruisvak 'Naar volgende cel met Return-toets' in het infovenster 'Tabel' is uitgeschakeld, kunt u ook de cel selecteren en vervolgens op de Return- of Entertoets drukken. Hiermee selecteert u de volledige inhoud van de cel. Vervolgens kunt u beginnen met typen. mm Om in de huidige inhoud nieuwe gegevens in te voegen, selecteert u de cel, klikt u om het invoegpunt op de gewenste positie te plaatsen en begint u vervolgens te typen.
Wisselende tabelrijkleuren U kunt rijen om en om een andere achtergrondkleur geven, zodat er een fraai kleureneffect ontstaat. Wisselende rijkleuren instellen 1 Selecteer de tabel. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Tabel'. 3 Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Tabel'. 4 Selecteer 'Wisselende rijkleur' onder in het infovenster 'Tabel'. 5 Klik in het bijbehorende kleurenvak om het venster 'Kleuren' te openen en kies een kleur voor de rij.
Manieren om koptekstrijen of -kolommen toe te voegen: mm Selecteer het gewenste aantal kopteksten uit de venstermenu´s voor koptekstrijen en kolommen in de opmaakbalk. mm Kies 'Opmaak' > 'Tabel' > 'Koptekstrijen' of 'Koptekstkolommen' > n (het aantal koptekstrijen of koptekstkolommen) uit het submenu. mm Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Tabel' en klik vervolgens op 'Tabel' in het infovenster 'Tabel'. Kies het aantal koptekstrijen of -kolommen uit het venstermenu.
Verwijder voettekstrijen op de manier waarop u normaal gesproken rijen verwijdert. Raadpleeg “Een rij of kolom verwijderen” op pagina 172 voor meer informatie. Tabelcellen samenvoegen Als u tabelcellen samenvoegt, worden aangrenzende cellen tot één cel gecombineerd. Hierbij verdwijnen de randen tussen de cellen, zodat ze als één cel worden beschouwd. Tabelcellen samenvoegen 1 Selecteer twee of meer aangrenzende tabelcellen.
Tabelcellen splitsen Een cel die u splitst, wordt in twee gelijke delen verdeeld: horizontaal (in rijen) of verticaal (in kolommen). De twee nieuwe cellen hebben precies dezelfde kleur of afbeelding als achtergrond. Als de oorspronkelijke cel tekst bevatte, blijft deze staan in de bovenste of meest linkse cel. Om afzonderlijke cellen te splitsen, selecteert u de cellen. Om een hele rij of kolom te splitsen, selecteert u alle cellen in de rij of kolom.
Wanneer u een tabel of cel hebt geselecteerd, lijkt de aanwijzer zich aan weerszijden van de lijn te bevinden wanneer u de aanwijzer op een rand houdt; dit geeft aan dat een rand of randsegment wordt geselecteerd zodra u klikt. Een eenvoudige vuistregel luidt: klik eenmaal om een tabel te selecteren, klik nogmaals om een rand te selecteren en klik een derde keer om een randsegment te selecteren. De aanwijzer ziet er zo uit wanneer deze op een horizontaal segment is geplaatst.
Snel de randen van meerdere cellen selecteren: 1 Selecteer de tabel, rij, kolom of cellen. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik op de knop 'Tabel' om het infovenster 'Tabel' te openen. 3 Klik op 'Tabel' in het infovenster 'Tabel'. 4 Klik op de gewenste knoppen voor celranden in het infovenster 'Tabel'. Een randsegment verplaatsen mm Selecteer het segment en sleep het naar de gewenste positie. De rand van tabelcellen opmaken U kunt de lijndikte en kleur van celranden wijzigen.
Een achtergrondafbeelding of -kleur toevoegen of wijzigen 1 Selecteer de gehele tabel of een of meer tabelcellen. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik op de knop 'Tabel'. 3 Klik op 'Tabel' in het infovenster 'Tabel' en ga vervolgens op een van de volgende manieren te werk: ÂÂ Kies 'Afbeeldingsvulling' uit het venstermenu 'Celachtergrond' om een afbeelding toe te voegen. Selecteer een afbeelding en selecteer vervolgens de gewenste weergave voor die afbeelding.
In combinatie met de functies en formules van iWork kunt u wiskundige berekeningen uitvoeren in de tabellen van Keynote. Raadpleeg de iWork-gebruikershandleiding voor formules en functies of kies 'Help' > 'iWork-gebruikershandleiding voor formules en functies' voor een overzicht van de functies en formules die in iWork beschikbaar zijn, plus uitgebreide instructies voor het gebruik daarvan.
In de onderstaande tabel wordt beschreven hoe verschillende typen gegevens in oplopende of aflopende volgorde worden gesorteerd.
4 Kies de logische regel voor uw test door een selectie te maken uit het venstermenu 'Kies een regel'. De opties in het bovenste gedeelte van het menu zijn bedoeld voor numerieke waarden. Opties in het middelste gedeelte zijn voor tekstwaarden. De optie 'Met datums' is voor datums. 5 Om een testwaarde op te geven, voert u een van de volgende handelingen uit: ÂÂ Als u een specifiek getal of specifieke tekst wilt opgeven, typt u de waarde in het veld rechts van het venstermenu.
6 Om de opmaak op te geven voor de cellen die de testwaarde bevatten, klikt u op 'Wijzig' en maakt u de gewenste selecties: Kleurenvak 'Tekst': klik hier om de kleur te selecteren die aan celwaarden moet worden toegekend. Knoppen voor lettertypestijlen: klik op 'B' om celwaarden vet weer te geven, klik op 'I' om celwaarden cursief weer te geven, klik op 'U' om celwaarden te onderstrepen of klik op 'T' om celwaarden door te halen. Kleurenvak 'Vulling': klik hier om een vulkleur voor een cel te selecteren.
Alle cellen in de tabel waaraan dezelfde regels zijn toegekend worden geselecteerd. Als er meer dan één regel voor een cel is gedefinieerd en de waarde in de cel aan de voorwaarden van meerdere regels voldoet, gebeurt het volgende: ÂÂ De tekstkleur die wordt toegekend is de tekstkleur die is gekoppeld aan de bovenste regel waarvoor een tekstkleur is opgegeven. ÂÂ De lettertypestijl die wordt toegekend is de lettertypestijl die is gekoppeld aan de bovenste regel waarvoor een lettertypestijl is opgegeven.
De celnotatie van een cel verwijderen mm Pas de automatische notatie toe. mm Om de waarde en de notatie te verwijderen, kiest u 'Wijzig' > 'Wis alles'. De celnotatie die u hebt gedefinieerd kan aan meerdere cellen worden gekoppeld. Hiervoor gebruikt u de functie voor automatisch vullen. Raadpleeg “Een tabelcel automatisch vullen” op pagina 176 voor instructies. Om een waarde toe te voegen aan een lege cel waarvoor een celnotatie is gedefinieerd, selecteert u de cel en geeft u een waarde op.
Gebruik deze celnotatie Om dit te doen Meer informatie Breuk De weergave van elk deel van een waarde die kleiner is dan 1 instellen “De breuknotatie toepassen op tabelcellen” op pagina 196 Talstelsel De weergave van getallen op basis van een bepaald talstelsel instellen (bijvoorbeeld het decimale of binaire stelsel) “Een talstelselnotatie toepassen op tabelcellen” op pagina 196 Wetenschappelijk De weergave van getallen instellen als een aantal malen een gehele macht van 10 “De wetenschappelijke n
Deze waarde in een cel met de automatisch notatie Wordt als volgt weergegeven Een Booleaanse waarde De waarden 'waar' en 'onwaar' worden omgezet in 'WAAR' en 'ONWAAR'. Deze cellen kunnen voor Booleaanse bewerkingen in formules worden gebruikt. Een procentuele waarde Een getal dat wordt gevolgd door het %-teken wordt weergegeven zoals het is getypt. In formules wordt de waarde behandeld als een percentage. Tussen de waarde en het %-teken hoeft geen spatie te staan. U kunt zowel 5% als 5 % typen.
Een valutanotatie toepassen op tabelcellen Met een valutanotatie bepaalt u hoe valutawaarden worden weergegeven. Een valutanotatie toepassen 1 Selecteer de cel of cellen. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Tabel'. 3 Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Opmaak'. 4 Kies 'Valuta' uit het venstermenu 'Celnotatie'. 5 Kies een valutasymbool uit het venstermenu 'Symbool'. 6 Geef in het veld 'Decimalen' het aantal decimalen op.
Als een getal meer decimalen bevat dan het aantal dat u instelt, wordt het getal afgerond en niet afgekapt. Als u het aantal decimalen bijvoorbeeld hebt ingesteld op 2, wordt de waarde 3,456 weergegeven als '3,46' (en niet als '3,45'). 6 Om de notatie voor negatieve waarden in te stellen, kiest u een optie uit het venstermenu naast het veld 'Decimalen'. 7 Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken duizendtallen' in als u een scheidingsteken voor duizendtallen wilt instellen. Schakel het anders uit.
Als u één eenheid wilt selecteren, sleept u het linker- of rechteruiteinde van de schuifregelaar naar het midden tot deze zo kort mogelijk is. Vervolgens klikt u in het midden van de schuifregelaar en sleept u deze over de eenheid die u wilt gebruiken. Als u meer dan één eenheid wilt selecteren, maakt u de schuifregelaar langer en sleept u deze over de eenheden die u wilt gebruiken. 6 Kies een notatie uit het venstermenu 'Notatie'.
In de volgende tabel vindt u voorbeelden van het effect dat de talstelselnotatie in verschillende gevallen heeft. TalstelseI Weergave 100 Weergave –100 bij gebruik minteken Weergave –100 bij gebruik tweecomplement Grondtal 2 1100100 –1100100 10011100 Grondtal 8 144 –144 634 Grondtal 10 100 –100 –100 Grondtal 16 64 –64 9C De wetenschappelijke notatie toepassen op tabelcellen In een wetenschappelijke notatie wordt een getal weergegeven als een aantal malen een gehele macht van 10.
Voor informatie over Raadpleeg Een aangepaste getalnotatie definiëren die een valutasymbool, het gewenste aantal decimalen en andere weergavekenmerken op een getal in een tabelcel toepast “Een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 198 “Het Gehele getallen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 201 “Het Decimalen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 201 “De schaal van een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 203 Een aangepaste getalnotatie
Het venster voor aangepaste notaties wordt geopend. 5 Kies 'Getal en tekst' uit het venstermenu 'Soort'. 6 Definieer uw getalnotatie door de (blauwe) elementen vanuit het vak 'Getal- en tekstelementen' naar het notatieveld boven het vak te slepen. 'Gehele getallen': hiermee bepaalt u hoe getallen links van het decimaalteken worden weergegeven. Raadpleeg “Het Gehele getallen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 201 voor meer informatie.
'Spaties': hiermee bepaalt u hoeveel ruimte er tussen de elementen wordt weergegeven. Om de hoeveelheid ruimte op te geven, voegt u het Spaties-element toe, klikt u op het driehoekje en kiest u vervolgens een optie. Met 'Normaal' voegt u een standaardspatie toe, met 'Breed' voegt u een em-spatie toe en met 'Smal' voegt u een zesde van een em-spatie toe.
Het Gehele getallen-element van een aangepaste getalnotatie definiëren Met het Gehele getallen-element kunt u de weergave van gehele getallen in tabelcellen aanpassen. Nadat u een Gehele getallen-element aan een aangepaste getalnotatie hebt toegevoegd, selecteert u het element, klikt u op het driehoekje en past u met de opties in het venstermenu de weergavekenmerken van het element aan.
Nadat u een Decimalen-element aan een aangepaste getalnotatie hebt toegevoegd, selecteert u het element, klikt u op het driehoekje en past u met de opties in het venstermenu de weergavekenmerken van het element aan. Raadpleeg “Een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 198 voor meer informatie over het toevoegen van een Decimalen-element. Manieren om het venstermenu van het Decimalen-element te gebruiken: mm Om decimalen als getallen weer te geven, kiest u 'Decimalen'.
Als u deze optie kiest Wordt dit getal Zo weergegeven 'Decimalen' en 'Toon afsluitende 100,975 nullen' met 'Aantal cijfers' ingesteld op 6 100,975000 'Breuken' met 'Tot 2 cijfers (23/24)' geselecteerd 100,975 100 39/40 Er wordt een spatie tussen het gehele getal en de breuk weergegeven wanneer u een Spaties-element tussen het Gehele getallen-element en het Decimalen-element in het notatieveld toevoegt.
Schaaloptie Als u 12000 in een tabelcel typt Is de werkelijke waarde Is de weergegeven waarde Procent En de optie later toepast 1200000% 1200000 Nadat u de optie hebt toegepast 1200000% 12000 En de optie later toepast 1200000% 1200000% Nadat u de optie hebt toegepast 12000% 12000% En de optie later toepast 12000 120 Nadat u de optie hebt toegepast 12000 120 En de optie later toepast 12000 120C Nadat u de optie hebt toegepast 12000 120C En de optie later toepast 12000 12 Nadat
Schaaloptie Als u 12000 in een tabelcel typt Is de werkelijke waarde Is de weergegeven waarde Miljarden (B) En de optie later toepast 12000 0B Nadat u de optie hebt toegepast 12000 0B En de optie later toepast 12000 0 Nadat u de optie hebt toegepast 12000 0 En de optie later toepast 12000 0T Nadat u de optie hebt toegepast 12000 0T En de optie later toepast 12000 1E+0,4 Nadat u de optie hebt toegepast 12000 1E+0,4 Biljoenen Biljoenen (T) Wetenschappelijk Voorwaarden aan een a
Als u deze waarde in een cel met bovenstaande notatie typt Wordt de waarde zo weergegeven 15000 Verschuldigd: € 0015,00K 0 Betaald -500 Verschuldigd: € (0000,50K) Rekening gesloten Opmerking: rekening gesloten Een aangepaste getalnotatie met voorwaarden definiëren 1 Selecteer een of meer cellen. 2 Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik op de knop 'Tabel'. 3 Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Opmaak'. 4 Kies 'Aangepast' uit het venstermenu 'Celnotatie'.
7 Definieer de getalnotatie die u wilt toepassen als een getal aan de voorwaarde voldoet door elementen aan het notatieveld toe te voegen. Raadpleeg “Een aangepaste getalnotatie definiëren” op pagina 198 voor informatie over werken met het notatieveld. 8 Herhaal stap 5 t/m 7 voor de overige voorwaarden die u wilt definiëren. Opmerking: om een voorwaarde te verwijderen, klikt u op de knop met het minteken rechts van het notatieveld.
6 Definieer uw datum- en tijdnotatie door de (blauwe) elementen vanuit het vak 'Datum- en tijdelementen' naar het notatieveld boven het vak te slepen. 7 Nadat u een element naar het notatieveld hebt gesleept, klikt u op het driehoekje en kiest u een notatie-optie uit het venstermenu. 8 Om vooraf opgestelde tekst voor of na een element weer te geven, plaatst u het invoegpunt in het notatieveld en typt u de tekst.
Voorbeeld: Als u deze waarde in een cel typt Wordt de waarde zo weergegeven 16/4/99 16 april 1999 valt op dag 106 van het jaar 23-2 23 februari 2008 valt op dag 54 van het jaar 15 dec. 2010 15 dec. 2010 Een aangepaste tekstnotatie definiëren U kunt een notatie definiëren die een vooraf opgestelde tekst weergeeft voor of na een waarde in een tabelcel als er geen andere notatie aan de cel is toegekend.
7 Plaats het invoegpunt voor of achter het element en typ vervolgens de gewenste tekst, inclusief eventuele spaties. U kunt gewoon op het element klikken en het invoegpunt vervolgens met de Pijl-links- en Pijl-rechts-toets naar de juiste positie verplaatsen. 8 Typ een naam voor uw tekstnotatie in het veld 'Naam'. De namen van aangepaste notaties staan vermeld in het venstermenu 'Celnotatie' in het paneel 'Opmaak' van het infovenster 'Tabel'.
Om de gewijzigde notatie te bewaren en deze toe te passen op geselecteerde cellen met dezelfde naam, klikt u op 'OK' en vervolgens op 'Vervang'. Om de gewijzigde notatie als een nieuwe notatie te bewaren en deze op geselecteerde cellen toe te passen, wijzigt u de naam van de notatie en klikt u vervolgens op 'OK'.
Aangepaste celnotaties verwijderen of de volgorde of naam ervan wijzigen U kunt uw aangepaste celnotaties beheren in het dialoogvenster voor het beheren van aangepaste celnotaties. In dit dialoogvenster worden alle aangepaste notaties weergegeven die beschikbaar zijn in het document. Aangepaste celnotaties beheren 1 Als het dialoogvenster voor het beheren van aangepaste celnotaties niet is geopend, klikt u op 'Beheer notaties' in het dialoogvenster voor het definiëren van aangepaste celnotaties.
Diavoorstellingen bekijken, afdrukken en exporteren 11 U kunt uw Keynote-diavoorstelling in persoon presenteren of als op zichzelf staand medium aanbieden. Dia's kunnen worden afgedrukt of worden geëxporteerd naar een groot aantal andere structuren en presentatielocaties, waaronder het internet. U kunt een Keynote-presentatie bijvoorbeeld op uw computer afspelen en weergeven op het beeldscherm van de computer of op een groot scherm projecteren.
ÂÂ 'Speel autom. af' : Hiermee wordt de diavoorstelling automatisch afgespeeld, net als een film. Met deze instelling kan het afspelen niet worden beïnvloed door de gebruiker. Presentaties die automatisch worden afgespeeld zijn bijvoorbeeld handig in een kiosk op een beurs. Een presentatie aanmaken die automatisch wordt afgespeeld U kunt instellen dat een diavoorstelling automatisch wordt afgespeeld, zodat u deze bijvoorbeeld in een kiosk kunt gebruiken.
5 Geef een waarde op in het veld 'Animaties' om de vertraging in te stellen waarmee animaties automatisch worden gestart nadat een nieuwe dia wordt weergegeven. 6 Om andere opties in te stellen, zoals een wachtwoord, gebruikt u de aankruisvakken in het gedeelte 'Instellingen voor diavoorstelling'. Raadpleeg “Afspeelopties voor diavoorstellingen instellen” (pagina 215) voor meer informatie.
Het aantekeningenveld is een gebied waarin u kunt bijhouden wat u wilt zeggen bij een bepaalde dia. Manieren om te werken met presentatoraantekeningen: mm Om presentatoraantekeningen te bekijken, klikt u op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kiest u 'Toon aantekeningen presentator'. mm Om presentatoraantekeningen toe te voegen, typt u deze in het gebied onder het diawerkgebied.
Het formaat van dia's in een diavoorstelling tijdens het afspelen aanpassen aan de beeldschermgrootte 1 Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren'. 2 Klik op 'Diavoorstelling'. 3 Schakel het aankruisvak 'Pas dia's aan beeldschermformaat aan' in. Hiermee wordt niet het formaat van de dia in uw Keynote-document gewijzigd, maar wordt het document aan het beeldschermformaat aangepast. Wanneer u de diavoorstelling met deze optie afspeelt, is het beeld mogelijk van mindere kwaliteit.
ÂÂ Als u de presentatie niet hebt opgenomen, klikt u op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk. Klik met de muis of druk op de Pijl-rechts-toets of de spatiebalk om naar de volgende dia of objectanimatie te gaan. Druk op Q of Esc om de presentatie te stoppen. ÂÂ Als u de presentatie hebt opgenomen, klikt u op de knop 'Speel af' in de knoppenbalk. Druk op H om zowel de presentatie als het geluid te onderbreken. Om de diavoorstelling weer te hervatten, klikt u op het Keynote-symbool in het Dock.
5 Kies Keynote > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Diavoorstelling'. Hier stelt u in op welk beeldscherm u de dia's tijdens de diavoorstelling wilt tonen. 6 Selecteer 'Presenteer op primair beeldscherm' of 'Presenteer op secundair beeldscherm'. Het primaire beeldscherm is het scherm waarin de menubalk wordt weergegeven. Als u 'Presenteer op secundair beeldscherm' kiest, kunt u instellen wat de presentator op het primaire beeldscherm ziet.
6 Als het beeld tijdens het afspelen schokkerig is, moet de verversingsfrequentie van het beeldscherm mogelijk worden gewijzigd. In Keynote worden animaties doorgaans zeer vloeiend weergegeven. Als voor de twee beeldschermen echter een andere verversingsfrequentie is ingesteld, kan de presentatie op een van beide schermen schokkerig lijken, omdat Keynote slechts met de verversingsfrequentie van één beeldscherm tegelijk wordt gesynchroniseerd.
Manieren om uw presentatie in de beste videokwaliteit af te spelen: mm Als u zowel een DVI-connector als een VGA-connector hebt, sluit u de projector aan op de DVI-connector. DVI-verbindingen leveren over het algemeen de beste beeldkwaliteit op en zijn eenvoudiger te installeren. Selecteer de interne schermresolutie. mm Stel de native schermresolutie in (de grootte van het beeld op het scherm) in het paneel 'Beeldschermen' in Systeemvoorkeuren.
Het afspelen van presentaties regelen Als uw presentatie niet automatisch wordt afgespeeld, kunt u met behulp van het toetsenbord diavoorstellingen onderbreken en hervatten en van de ene naar de andere dia gaan. U kunt ook instellen dat op het beeldscherm van de presentator bijvoorbeeld de volgende dia of de verstreken tijd worden weergegeven. Als bij uw Mac een Apple Remote is geleverd, kunt u hiermee de presentatie bedienen.
4 Selecteer een van de volgende opties onder in het voorkeurenvenster: 'Presenteer op primair beeldscherm': De diavoorstelling wordt op hetzelfde scherm als de menubalk weergegeven. 'Presenteer op secundair beeldscherm': De diavoorstelling wordt op het scherm zonder de menubalk weergegeven. 5 Selecteer de onderdelen die u snel beschikbaar wilt hebben in het presentatorbeeldscherm. Hieronder vindt u een beschrijving van elke optie.
'Verstreken tijd': geeft aan hoeveel tijd er verstreken is sinds u de diavoorstelling hebt gestart. 3 Sleep de onderdelen over het scherm en plaats ze op de gewenste posities. 4 Als u de grootte van een onderdeel op het scherm wilt wijzigen, sleept u de rechterbenedenhoek. 5 Klik op 'Gereed'. Extra regelaars voor presentatorbeeldscherm gebruiken U kunt de onderdelen op het presentatorbeeldscherm op elk gewenst moment tijdens een presentatie wijzigen of aanpassen.
Het afspelen van de presentatie regelen met behulp van het toetsenbord Voor diavoorstellingen die niet automatisch worden afgespeeld, kunt u via het toetsenbord een presentatie onderbreken, hervatten en stoppen, doorgaan naar de volgende of teruggaan naar de vorige dia of animatie of naar een specifieke dia gaan. Manieren om een presentatie te pauzeren en het afspelen weer te hervatten: mm Om de diavoorstelling te onderbreken en de huidige dia weer te geven, drukt u op F.
Om de diakiezer te openen, drukt u op het isgelijkteken (=), het plusteken (+) of koppelteken (-) of typt u een getal. Om de diakiezer tijdens een presentatie te openen, drukt u op het plusteken (+), het isgelijkteken (=) of het koppelteken (-) of typt u een nummer. U springt naar een bepaalde dia door het nummer van de dia te typen en op de Return-toets te drukken.
Een presentatie stoppen U kunt een presentatie op verschillende manieren stoppen, afhankelijk van hoe u deze hebt ingesteld.
Het afspelen van de film regelen met behulp van het toetsenbord. mm Druk op de toets die overeenkomt met de gewenste actie (of houd deze ingedrukt): K: Druk hierop om het afspelen te onderbreken of te hervatten (wisseltoets). J: Houd deze toets ingedrukt om terug te spoelen (film wordt van achter naar voren afgespeeld). L: Houd deze toets ingedrukt om vooruit te spoelen. I: Druk op deze toets om naar het begin van de film te gaan. O: Druk op deze toets om naar het einde van de film te gaan.
Druk op deze knop Om dit te doen in het Keynote-venster Om dit te doen in de presentatiemodus Om dit te doen in de diakiezer Afspelen/pauzeren Presentatie starten Presentatie stilzetten/ voortzetten Naar geselecteerd dianummer gaan Menu Voorste rij openen De presentatie onderbreken en de diakiezer openen Diakiezer sluiten Menu ingedrukt houden — Presentatie sluiten Presentatie sluiten Vooruit — Teruggaan naar de vorige dia of animatie Eén dianummer lager kiezen dan het geselecteerde dianu
5 Klik in Keynote op de knop 'Koppeling' naast het externe apparaat waarmee u wilt koppelen en typ de toegangscode in het venster dat in Keynote wordt geopend. 6 Sluit de Keynote-voorkeuren. Tijdens een presentatie met andere programma's werken U kunt in het voorkeurenvenster van Keynote instellen dat u tijdens een diavoorstelling wilt werken met Exposé, Dashboard of een ander programma (zoals Remote Desktop.
5 Om de afdrukopties voor Keynote op te geven, kiest u 'Keynote' uit het venstermenu 'Aantal en pagina's'. Kies 'Keynote' uit dit venstermenu. Hier kiest u de lay-out voor de dia's en hand-outs die u wilt afdrukken. In dit gedeelte kunt u opmaakopties voor het afdrukken instellen. Als u op deze knop klikt, wordt de diavoorstelling als een pdf-bestand bewaard. 6 Selecteer een afdrukoptie: 'Afzonderlijke dia's': hiermee drukt u één dia per pagina af zonder presentatoraantekeningen.
'Voeg datum toe': De datum wordt afgedrukt op elke dia. 'Druk 3D-diagrammen met hoge resolutie af': de afdrukkwaliteit voor 3D-diagrammen wordt verbeterd. 'Gebruik paginamarges': houdt de randen van de dia binnen de printermarges. 8 Klik op de knop 'Druk af'. Diavoorstellingen naar andere structuren exporteren Als u de presentatie op andere platforms wilt gebruiken, exporteert u het bestand als een QuickTime-film, PowerPoint-presentatie of PDF-bestand.
U kunt een interactieve film aanmaken die kijkers in hun eigen tempo kunnen bekijken. Maar u kunt ook een film aanmaken die automatisch wordt afgespeeld, compleet met overgangen en animaties die in een door u ingesteld tijdsverloop worden weergegeven. Een QuickTime-film van uw diavoorstelling maken 1 Kies 'Deel' > 'Exporteer' en klik vervolgens op 'QuickTime'. Hier kiest u het type film. Hier stelt u in of u de film één keer wilt afspelen, wilt herhalen of heen en terug wilt afspelen.
'Animatieduur': Hiermee stelt u voor elke objectanimatie het aantal seconden in tussen het begin van een animatiefase en de volgende. Er is geen vertraging tussen het moment dat de dia op het scherm verschijnt en het eerste stadium van een objectanimatie. 4 Als u 'Met vast interval' hebt gekozen, kiest u vervolgens een optie uit het venstermenu 'Herhaling': 'Geen': hiermee wordt de diavoorstelling eenmaal afgespeeld. 'Herhaal': hiermee wordt de diavoorstelling doorlopend afgespeeld.
Wanneer u een automatisch afspelende diavoorstelling als een QuickTime-film exporteert, geldt het volgende: ÂÂ Als de diavoorstelling een soundtrack bevat, stopt de film pas als de soundtrack helemaal is afgespeeld. Als uw diavoorstelling veel korter duurt dan de soundtrack, kunt u wellicht beter een korter audiobestand als soundtrack kiezen. ÂÂ Als een diavoorstelling de koppeling 'Stop diavoorstelling' bevat, wordt de schermvullende weergave van de film beëindigd als u op deze koppeling klikt.
De PDF-documenten die u op deze manier aanmaakt, kunnen ook worden afgedrukt, maar het document heeft dan geen printermarges. Als u uw PDF-document wilt afdrukken, is de afdrukkwaliteit waarschijnlijk beter als u de onderstaande methode gebruikt. mm Om een PDF-bestand aan te maken dat wordt afgedrukt, kiest u 'Archief' > 'Druk af', kiest u 'Bewaar als PDF' uit het venstermenu 'PDF' en klikt u vervolgens op 'Druk af'.
5 Kies een optie uit het venstermenu 'Structuur' om de gewenste beeldkwaliteit op te geven. Hoe beter de kwaliteit, hoe groter het bestand. 6 Als u 'JPEG' kiest, kunt u met de schuifknop 'Kwaliteit' een compressiefactor voor het exporteren instellen. 7 Klik op 'Volgende', geef een naam en locatie voor de film op en klik op de knop 'Exporteer'. Publiceren op YouTube U kunt uw diavoorstelling rechtstreeks naar de YouTube-website versturen, waar bezoekers uw presentatie als film kunnen bekijken.
11 Klik op 'Volgende' en vervolgens op 'Publiceer' om de servicevoorwaarden van YouTube te accepteren. Uw film wordt geüpload naar de YouTube-website. 12 Klik in het dialoogvenster dat verschijnt op 'Weergave' om naar uw film op de YouTube-website te gaan. 13 Als u een e-mailbericht wilt aanmaken met de URL van uw film, selecteert u de film en klikt u vervolgens op 'Deze video e-mailen' onder de film.
5 Als u de soundtrack van de diavoorstelling of het opgenomen geluid aan de film wilt toevoegen, schakelt u het aankruisvak 'Inclusief soundtrack diavoorstelling' in. 6 Klik op 'Verstuur', geef een naam en locatie voor de film op (als u de film niet in de map 'Films' wilt bewaren) en klik op de knop 'Exporteer'. Een iPhoto-album aanmaken U kunt uw diavoorstelling omzetten in een iPhoto-album, waarbij van elke dia een afzonderlijk afbeeldingsbestand wordt aangemaakt.
'al': als u uw diavoorstelling hebt opgenomen (zoals wordt beschreven in “Gesproken commentaar opnemen” op pagina 112 ), wordt de film van uw diavoorstelling afgespeeld met de door u opgenomen intervallen. 'Met vast interval': het publiek heeft geen invloed op de voortgang van de diavoorstelling; de diavoorstelling wordt afgespeeld met het interval dat u in de volgende stap opgeeft.
'Animatieduur': Hiermee stelt u voor elke objectanimatie het aantal seconden in tussen het begin van een animatiefase en de volgende. Er is geen vertraging tussen het moment dat de dia op het scherm verschijnt en het eerste stadium van een objectanimatie. 4 Als u de soundtrack van de diavoorstelling of het opgenomen geluid aan de film wilt toevoegen, schakelt u het aankruisvak 'Inclusief soundtrack diavoorstelling' in. 5 Klik op 'Verstuur'.
Een diavoorstelling bekijken in iChat Theater Als u Mac OS X 10.5 of hoger gebruikt, kunt u een Keynote-diavoorstelling delen met andere iChat-gebruikers. Een diavoorstelling delen in iChat Theater 1 Kies in iChat 'Archief' > 'Deel bestand via iChat Theater'. 2 Kies de Keynote-diavoorstelling die u wilt presenteren. Klik op 'Deel'. Als u al een videochat hebt gestart, sleept u het door u gekozen Keynote-bestand over de vriend of groep die in het iChat-videovenster wordt weergegeven.
Uw Keynote-document delen via iWork.com Public Beta Als u uw Keynote-diavoorstelling aan anderen wilt laten zien en reacties van de kijkers wilt krijgen, kunt u voor hen een kopie van het document op het web plaatsen op iWork.com. Wanneer u een document op iWork.com publiceert, kunt u personen autoriseren om het document te bekijken en van commentaar te voorzien. Hiervoor hebben ze een Mac of pc met een moderne browser nodig. U kunt op elk gewenst moment op iWork.
9 Om extra instellingen op te geven, klikt u op 'Toon geavanceerde instellingen' en selecteert u de gewenste upload- en downloadinstellingen voor uw gedeelde document. 10 Klik op 'Deel'. Uw document wordt op iWork.com gepubliceerd. Uitnodigingen om uw document te bekijken worden via e-mail naar uw bezoekers verstuurd. Uw gepubliceerde documenten bijhouden mm Als u al bent ingelogd bij iWork.com, kiest u 'Deel' > 'Toon gedeelde documenten'. mm Als u nog niet bent ingelogd bij iWork.
Basisdia's en thema's ontwerpen 12 Uw oorspronkelijke thema's en lay-outs van basisdia's aanmaken en bewaren door de standaardkenmerken van afbeeldingen, objecten, enzovoort te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt ervan uitgegaan dat u bekend bent met de ontwerp- en opmaakfuncties van Keynote die in eerdere hoofdstukken zijn besproken.
Werken met hulpmiddelen voor basisdia's Om te werken met basisdia's, gebruikt u het navigatiepaneel voor basisdia's en het infovenster 'Basisdia'. Werken met de hulpmiddelen voor basisdia's 1 Open het navigatiepaneel voor basisdia's door te klikken op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en 'Toon basisdia's' te kiezen. 2 Selecteer een basisdia in het navigatiepaneel voor basisdia's. Raadpleeg “Basisdia's selecteren die u wilt aanpassen” op pagina 247 voor meer informatie over het selecteren van basisdia's.
Hier kiest u de gewenste overgang. Hier kiest u de gewenste richting van de overgang. Hier stelt u in op welke manier de overgang moet worden gestart. Als u hier klikt, kunt u bekijken hoe de overgang eruitziet. Hier geeft u de duur van de overgang op. Hier geeft u de vertraging voor het begin van een automatische overgang op.
Een basisdia dupliceren Het is raadzaam een basisdia te dupliceren voordat u er wijzigingen in aanbrengt. U kunt dan de oorspronkelijke versie van de basisdia blijven gebruiken in het document. Een basisdia dupliceren 1 Klik op de knop 'Weergave' in de knoppenbalk en kies 'Toon basisdia's'. 2 Selecteer in het navigatiepaneel voor basisdia's de basisdia die u wilt dupliceren. 3 Ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op de knop 'Nieuw' in de knoppenbalk. Kies 'Dia' > 'Nieuwe basisdia'.
Basisdialay-outs aanpassen U kunt plaatsaanduidingen voor tekst, media en objecten definiëren, achtergrondelementen van een basisdia wijzigen, hulplijnen toevoegen en nog veel meer. Plaatsaanduidingen voor tekst definiëren U kunt plaatsaanduidingen voor tekst toevoegen en hierin standaardkenmerken voor tekst definiëren.
4 (Optioneel) Typ een beschrijving in het veld 'Tekst'. 5 Verklein of vergroot de plaatsaanduiding en plaats deze op de gewenste positie. 6 (Optioneel) Voeg een plaatsaanduiding voor een afbeelding toe. Plaatsaanduidingen voor objecten definiëren U kunt een plaatsaanduiding aanmaken op een basisdia waarin u tabellen en diagrammen kunt opnemen.
5 Als u een kleur of afbeelding in de achtergrond van de dia wilt weergeven, gebruikt u de regelaars van 'Achtergrond' in het paneel 'Weergave' van het infovenster 'Basisdia'. Achtergrondlagen worden vaak gebruikt voor alfakanaalafbeeldingen (transparante afbeeldingen). Als u objecten aan een dia toevoegt, kunt u de objecten in lagen plaatsen, zodat de objecten achter een achtergrondafbeelding gedeeltelijk zichtbaar zijn.
Standaardkenmerken van tekstvakken en vormen instellen U kunt de standaardkenmerken van nieuwe tekstvakken en vormen instellen. De standaardkenmerken van tekstvakken en vormen instellen 1 Maak een nieuwe dia aan in het navigatiepaneel voor dia's. 2 Als u de standaardkenmerken voor een bepaalde basisdia wilt instellen (en niet voor alle basisdia's in het huidige thema), klikt u op de knop 'Basisdia' in de knoppenbalk en kiest u de basisdia.
ÂÂ “Meerdere objecten selecteren” op pagina 89 ÂÂ “Een schaduw aan een object toevoegen” op pagina 101 ÂÂ “De mate van ondoorzichtigheid van objecten aanpassen” op pagina 102 ÂÂ “De randstijl wijzigen” op pagina 99 4 Ga op een van de volgende manieren te werk: ÂÂ Als u de afbeelding alleen als standaard voor de huidige basisdia wilt instellen, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer afbeelding voor huidige basisdia'.
Raadpleeg “Tabelcellen selecteren en navigeren door tabelcellen” op pagina 175 voor informatie over opties waarmee u de weergave van celwaarden kunt wijzigen. Raadpleeg “Een talstelselnotatie toepassen op tabelcellen” op pagina 196 als u afbeeldingen wilt toevoegen aan de tabel. 5 Ga op een van de volgende manieren te werk: ÂÂ Als u de tabel alleen als standaard voor de huidige basisdia wilt instellen, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer tabel voor huidige basisdia'.
ÂÂ Als u de standaardinstellingen voor het huidige diagramtype voor alle basisdia´s in het huidige thema wilt instellen, kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' > 'Definieer diagramtype voor alle basisdia´s'. 7 Als u de diagrammen niet in de dia wilt weergeven, verwijdert u de diagrammen. Standaardovergangen instellen U kunt een standaardovergang voor een basisdia opgeven. Deze overgang wordt vervolgens automatisch gebruikt voor elke dia die op de basisdia wordt gebaseerd.
Aangepaste thema's bewaren U kunt een nieuw thema aanmaken dat alle wijzigingen in basisdia's bevat die u hebt aangebracht in het huidige thema. Het huidige thema als een aangepast thema bewaren 1 Kies 'Archief' > 'Bewaar thema'. 2 Typ een naam voor het thema. 3 Schakel het aankruisvak 'Kopieer audio en films naar thema' in als u audiobestanden of films hebt toegevoegd die u in het thema wilt opnemen.
mm Maak voorbeelddia's in het navigatiepaneel voor dia's aan op basis van elke basisdia die u hebt ontworpen en plaats vrije tekstvakken, vormen, tabellen en afbeeldingen in elke basisdia om de standaardkenmerken voor objecten per basisdia te laten verschillen. (Als u voor alle basisdia's dezelfde standaardkenmerken voor objecten wilt gebruiken, hoeft u dit maar voor één basisdia te doen.) mm Maak in het navigatiepaneel voor dia's een reeks voorbeelddia's aan op basis van verschillende basisdia's.